‘Apostolische wijsheid en geduld’ versus ‘dwepers en drijvers’… (IV)

Let dus goed op welke weg u bewandelt, gedraagt u niet als dwazen, maar als verstandige mensen. Gebruikt uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd. Wees niet onverstandig maar probeer te begrijpen wat de Heer wil.
(Uit Efeziërs 5 de verzen 15-17)

Geciteerd: De historicus Groen van Prinsterer (1) ziet verband tussen de gemoedstoestand van de bevolking in de Nederlanden die leidden tot de beeldenstorm in 1566 en de prediking. De beeldenstorm was naar aard en karakter oproer en misdaad en verzet tegen het wettige gezag. (2) In een geordende staat mag men zich niet vergrijpen aan het bezit van anderen – ook al zijn het ‘afgodsbeelden’ – en deze stuk slaan.

Hoe Calvijn over beeldenstorm dacht blijkt overtuigend in een brief die hij in 1561 schreef aan de Kerkenraad van de Gereformeerde kerk te Sauve (Cevennes) waar onder aanvoering van de predikant ook een beeldenstorm had plaatsgevonden.

Calvijn schreef er o.a. dit van: “Als ieder de regel van Efeziërs 10 : 5 volgde,  …dan waart gij nu niet in zulk een angst van iedere dag verwoesting van uw kerken te zien en wij hadden u niet aan te raden en te vermanen om het kwaad te verhelpen.
Wij bedoelen de dwaze daad die te Sauve geschied is, beelden te verbranden en een kruis om te hakken. Wij zijn zeer verwonderd zulk een dwaasheid te vinden bij een leraar. Hij zegt het met een goed geweten te hebben gedaan, maar het is onverdragelijke verstoktheid van hart. Wil hij ons dat doen geloven, dan moet hij ons bewijzen dat het op de Schrift gegrond is. Maar wij weten juist het tegendeel.
(…) Het is toch wonderlijk dat (de predikant) zo dom is, dat hij er niet eens aan denkt, hoe hij een bres heeft geopend voor den vijand om alles te gronde te richten. Maar dat is juist het toppunt van boosheid, dat hij er zich nog op verheft.
Wij bidden u broeders, uit medelijden met de arme kerken, die anders aan de afslachting worden prijsgegeven, dat gij de verantwoordelijkheid voor deze daad van u afwerpt en u afscheidt van den aanstoker”.

In 1564 overleed Calvijn. Wat zou hij gezegd hebben van de beeldenstorm in 1566 op grote schaal in de Nederlanden? Een beeldenstorm die mee op aanstichten van predikanten, waaronder Petrus Dathenus (3), werd veroorzaakt? Hij zou de kerkenraden gesmeekt hebben zich af te scheiden van de aanstokers, om zo mogelijk afslachting van de arme ‘kerken Christi’ te voorkomen.
Dat is echter niet gebeurd. Zelfs Marnix (4) schreef een ‘Verdediging van de Beeldenstorm’, hoewel dit boekje niet is uitgegeven. Maar de redeneringen die de overtreding moesten goedpraten en billijken waren talrijk.

Maar de gevolgen stelden Calvijn in het gelijk. Aanvankelijk kregen de gereformeerden naast luthersen en roomsen vrijheid van vergadering. Maar Filips II maakte zich gereed om nu – na de beeldenstorm – met een schijn van recht, met één slag álle burgerlijke vrijheid en burgerrechten van de Nederlanden te vernietigen.

(1) Guillaume Groen van Prinsterer (Voorburg 1801 – Den Haag 1876) was een antirevolutionair Nederlands politicus en historicus. Groen streed tegen ongeloof en revolutie in staat en kerk en kwam op voor het christelijk onderwijs.
(2) De protestanten mochten in 1566 vrij prediken in elke stad, maar dienden daartoe eerst een eed af te leggen dat zij zich in politieke zaken aan de overheid (waaronder Prins Willem van Oranje) zouden onderwerpen. Maar zij hielden die eed niet.
(3) Petrus Dathenus (Kassel in Vlaanderen ca 1531 – Elbing in West-Pruisen, 1588) was een persoon die een belangrijke rol speelde bij de calvinistische Reformatie in de Zuidelijke Nederlanden. Datheen werd in 1578 voorzitter van de Synode van Dordrecht. Van 1578 tot 1584 was hij stadspredikant van het toen radicaal calvinistische Gent. In deze stad was hij met Herman Moded leider van de orthodoxe partij, en zodoende kreeg hij onenigheid met de tolerante Willem van Oranje. Oranje was van mening dat iedereen gewetensvrijheid had, maar Datheen stelde dat de overheid partij moest kiezen voor de ware godsdienst en dat dientengevolge een protestantse overheid geen rooms-katholieke kerken hoefde te tolereren.
(4) Filips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde, heer van West-Souburg (Brussel 1540 – Leiden 1598), was een Zuid-Nederlandse schrijver, diplomaat, geleerde en raadgever van Willem van Oranje.

Zie ook de vorige/vervolg blogs:

Bron citaten:Burgerlijke of Kerkelijke Politiek’* – Referaat gehouden op een toogdag der A.R.J.A. op 17 oktober 1931, door A. Janse – (tweede druk, N.V. “De Graafschap”, Aalten, 1932)

*
De citaten zijn deels bewerkt:  gedeelten weggelaten of deels ietwat gewijzigd. Er komt nog een verantwoording achteraf!

Bij de afbeelding: Het Smeekschrift der Edelen in de Nederlanden was een verzoekschrift dat ongeveer 200 edelen, verenigd in het Eedverbond der Edelen onder leiding van Hendrik van Brederode, op 5 april 1566 aanboden aan de landvoogdes Margaretha van Parma.

Bron afbeelding: IsGeschiedenis

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s