‘Apostolische wijsheid en geduld’ versus ‘dwepers en drijvers’… (VII)

Innerlijke (en uiterlijke) verandering

Geciteerd 1: De grote zaal van de Dillenburg. Aandachtig luisteren de daar vergaderde mannen. Prins Willem, Graaf Jan, Marnix van St. Aldegonde, Maximilian Mörlin de hofprediker van de Dillenburg en Lodewijk die het gesprek tussen de gereformeerde theologen Marnix (gereformeerd) en Mörlin (luthers) georganiseerd heeft. Marnix (die zelfs in een geschrift de beeldenstorm in de Nederlanden heeft verdedigd) zet de gereformeerde standpunten uiteen, terwijl Mörlin de lutherse standpunten verdedigt. Niet alleen het Avondmaal maar ook de beelden en ceremoniën komen ter sprake.

Een onbekende schrijft naderhand in een brief aan Lodewijk: U bent onder uw broeders de eerste geweest die tot erkenning van de gereformeerde religie gekomen bent. U hebt ook dit Dispuut in de Dillenburg georganiseerd (…) En bij dit debat kwam de waarheid bij uw broeders snel aan het licht. Zij hebben in de vreze Gods over de zaak hoe langer hoe meer nagedacht. Totdat zij met Gods hulp, ook tot het ware geloof gekomen zijn en hierna de reformatie in hun land, God zij geloofd, ingevoerd hebben”. (a)

Geciteerd 2: Graaf Jan gaat de godsdienst der gereformeerden, die hij vroeger verachtte (1) nu zien als de meest zuivere. Ook als de meest heilzame voor zijn graafschap. Hij voelt het: Gods Woord en Gods eer zijn in het geding. Dan moeten alle menselijke opvattingen wijken. Dan valt ook mensenvrees weg. Ja, er zal veel strijd aan verbonden zijn. Dat blijkt wel in de Nederlanden. Het zal ook spoedig blijken in zijn eigen graafschap… (2)

Geciteerd 3: Bernardi, de predikant van Siegen,  hij kan het niet begrijpen. De vroegere hoofdopziener van de kerk in Nassau. Zelf krijgt hij steeds meer last van de calvinistische vluchtelingen die in Siegen zijn neergestreken. Ze liggen zo dwars. Ze willen niet buigen. Ze kunnen niet zwijgen als het over beelden gaat, over duivelsbezweringen, over… Er is maar één middel om de rust te doen terugkeren. De vluchtelingen moeten weg!

Bernardi pakt de ganzenveer. Dringend verzoekt hij graaf Jan de vreemdelingen te laten vertrekken. En ook… graaf Jan zou zich beter wat terughoudender kunnen opstellen tegenover die calvinisten in de Nederlanden.

Graaf Jan schrijft terug: Bernhardi u zult zich herinneren hoe ik altijd ná de Heilige Schrift aan de Ausbergse Confessie trouw ben gebleven. Ook heb ik een hekel aan de lastige, onnodige en schadelijke strijd over het Avondmaal. Ik heb deze strijd in de kerk niet graag toegelaten, maar veelmeer geprobeerd die te helpen voorkomen.

Het is te merken in de brief dat graaf Jan niet meer wil dat de calvinisten zo zwart gemaakt worden (3). Aan het einde van zijn brief stelt hij drie vragen waarop hij van Bernardi antwoord verwacht.

Ten eerste: kunnen de calvinisten voor broeders gehouden worden?
Ten tweede: kunnen de predikanten die over het Avondmaal anders denken, toch de Ausburgse Confessie onderschrijven?
En ten derde: kan de duivelsbezwering bij de doop afgeschaft worden?
(Dringend pleit hij nu voor dit laatste.)

Bernhardi komt spoedig met een antwoord. Dat antwoord bevredigt graaf Jan niet. Het wordt Geldenauer, de calvinistische predikant van Herborn, voorgelegd. De eerste vraag is wel heel duidelijk door Bernardi beantwoord.

Calvinisten zijn slechts dan voor broeders te houden, als zij zich niet van de lutherse kerkgemeenschap afscheiden: “maar als zij zich echter (zoals hier in Siegen) aan onze gemeente onttrekken, de kerkdienst niet bijwonen, sacramenten en kerkordening minachten en ons voor rooms en bijgelovig uitschelden, dan moeten we voor zulke wolven waarschuwen!”

Bernardi wil de duivelsbezweringen bij de doop niet heftig gaan verdedigen, “maar ze is nu eenmaal sinds lange tijd gewoonte hier”. Als dit gebruik nu afgeschaft gaat worden terwille van enkele buitenlanders die zich eraan stoten, dan zal dit bij de eigen bevolking alleen maar onrust teweeg brengen. En dan maakt Bernardi duidelijk waarom de eerste hervorming van rooms tot luthers op minder weerstand bij de bevolking stuitte, dan dat een tweede hervorming van luthers naar calvinistisch dat zal doen.

De uiterlijke ceremoniën vullen de ogen van de mensen. Zij worden eerder beoordeeld dan de leer. Daarom zal zo’n verandering op dit moment voor velen betekenen, dat wij ons ook in de leer gelijkstellen aan de calvinisten. Men zal dus niet alleen ons, maar ook onze heer (graaf Jan) ervan verdenken, dat wij de Ausburgse Confessie willen verlaten”.

De calvinistische predikant Geldenauer weerlegt de antwoorden van Bernardi. Uitvoerig gaat hij op de brief in. Tenslotte komt hij tot de uitspraak, dat in de Ausburgse Belijdenis geen enkel hoofdpunt te vinden is dat door de calvinisten wordt aangevochten. (4)

Graaf Jan is het met Geldenauer eens. Maar… dit betekent een grote nederlaag voor Bernardi. Een nederlaag die hij niet kan verwerken. Het gaat niet goed met hem. Ook over zijn levenswandel komen er klachten. (5) Bovendien zet Bernardi zich scherp af tegen de hulp van Prins Willem aan de Nederlanden. Hij noemt het een calvinistische onderneming waarvan geen van de deelnemers levend terug zal terugkeren. De prins heeft als dienaar van koning Philips geen recht om in de Nederlanden de religie ‘te veranderen’. Welke vruchten de calvinistische leer brengt dat heeft Bernardi in Siegen wel ervaren!

Het punt van de hulp aan de Prins ligt heel gevoelig bij graaf Jan. Daar moet Bernardi niet mee aankomen! De harde woorden van Bernardi over die hulp kan hij niet toelaten. Hij laat Bernardi gevangennemen, hoe ingrijpend en te betreuren hij dit ook vindt. Zijn vroegere en zeer gewaardeerde hulp bij de eerste reformatie in het graafschap, is zich nu echt te buiten gegaan. En hoe velen sleept hij niet met zich mee, als hij zo kwetsend over zijn broer en de Nederlandse zaak blijft spreken. In de herfst van 1572 moet Bernardi het land verlaten. Graaf Jans hofprediker Mörlin volgt hem spoedig. In een afscheidsbrief aan gravin-moeder Juliana – die weinig op heeft met de calvinisten – waarschuwt Mörlin ernstig voor de gevolgen die komen.

Thans benoemt graaf Jan Geldenauer tot hofprediker en kerkelijk hoofdopziener. Krachtig krijgt hij daarbij ook steun van zijn broer Lodewijk. De kerken in Siegen worden gezuiverd van beelden en van allerlei anderen “opsmuk”. Hij laat de mensen voorhouden: aan de afschaffing van deze uiterlijkheden is geen verandering van de leer verbonden. Maar er is meer hulp nodig. Graaf Jan en zijn broer Lodewijk zien het (nu ook? – AJ). Om het gewenste doel te bereiken zijn predikanten nodig. En dié zijn er te weinig. (6)

(a) Opgemerkt AJ: De onbekende briefschrijver stelt de zaken onjuist voor. De reformatie is beslist niet door Graaf Jan of door Prins Willem ‘in hun land’ (Nassau en de Nederlanden) ingevoerd. Dat was al eerder en door anderen gedaan. Het citeren van deze brief wekt toch wat de indruk dat daarmee een soort samenvatting van het resultaat van het ‘religie gesprek’ wordt gegeven. Maar zeker is dat de Prins niet dankzij en tijdens of kort na dit gesprek het gereformeerde geloof  plots is gaan zien of heeft aangenomen als het (enige) ware geloof.

(1) ‘Verachtte’? Of keurde hij vooral de felheid en de verkeerde praktijken van de calvinisten af?
(2) Moest voor de ‘eer van God’ nu alle geduld met broeders en zusters wijken?
(3) Werden de calvinisten ‘zwart’ gemaakt of waren er goede redenen (genoemd) waarom men niet blij kon zijn met hun aanwezigheid.
(4) Mijn conclusie (AJ) kan niet anders zijn dan dat predikant Geldenauer niet op de praktische argumenten/bezwaren van Bernardi is ingegaan, maar alleen/vooral verdedigd heeft dat de calvinisten de ware leer aanhangen en dat die niet in tegenspraak is met de Ausburgse Confessie. Dat kon en moest blijkbaar de doorslag geven bij de graaf en de bevolking.
(5) Dit rijtje ‘plotselinge’ minpunten van de gewaardeerde, oude maar altijd nog ijverige Bernardi wordt hier wel opgesomd, maar wat is de historische feitelijkheid van dit rijtje. Of was er reden gekomen om Bernardi nu maar om allerlei redenen ‘af te schrijven’.
En is het niet typerend dat hier van ‘nederlaag’ geschreven wordt? Moet er niet eerder verdriet en grote teleurstelling bij Bernardi worden gesproken?!
(6) Dus blijkbaar eerst een ‘beeldenstorm” houden in de kerken van Siegen en dan pas tot het besef komen dat er predikanten nodig zijn om de noodzaak van die ‘beeldenstorm’ aan het kerkvolk uit te leggen. Zie ook Bernardi’s plan en inzet voor reformatie in (I) en (II) en eventueel ook deze overdenking bij/op de 3e zondag van Advent.

Zie ook de vorige/vervolg-blogs:

Bron citaten:  Hoofdstuk ‘Innerlijke verandering‘   uit ‘Graaf Jan van Nassau – Een krachtig vorst met kinderlijk vertrouwen’ – door N. Verdouw – Uitgeverij/Boekhandel Gebr. Koster – Barneveld.

* De citaten van het betreffende hoofdstuk zijn bewerkt:  gedeelten weggelaten of deels bewerkt. Er komt nog een verantwoording achteraf!

Bron afbeelding:  Duinroosboeken – Tholen

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s