‘Hij wil in geest en in waarheid geprezen zijn’…

Een Pelgrimslied

HEER, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.

Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.

Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid.

(Psalm 131, van David, NBV)

> Met weinige woorden prijst Maria het grote, dat God aan haar deed.
Zij somt de goederen ook niet één voor één op, maar in één woord vat zij ze alle samen, door te zeggen: “Hij heeft grote dingen aan mij gedaan“, d.w.z. “Het is alles groot, wat Hij aan mij gedaan heeft”. Daarmede leert zij ons, dat hoe groter de innerlijke vroomheid is, des te minder woorden zij gebruikt.
Want Maria gevoelt, dat zij het onmogelijk in woorden kan weergeven, zoals zij het zelf begeert en graag zou willen. Daarom zijn deze weinige woorden van de geest te allen tijde zo groot en diep, dat niemand ze begrijpen kan, dan hij, die ten minste voor een deel dezelfde geest bezit; maar aan hen, die deze geest missen, schijnen zulke woorden beslist onbetekenend toe en helemaal zonder sap en smaak, terwijl zij met vele woorden en grote drukte hun zaken afdoen.
Zo leert ons ook Christus in Mattheüs 6 : 7, dat wij, wanneer wij bidden, niet vele woorden moeten gebruiken; want zulks doen de ongelovigen, die denken, dat zij terwille van hun vele woorden zullen worden verhoord. Op deze wijze treft men tegenwoordig in alle kerken veel klokgelui, muziek, gezang, geroep en gelees aan, maar ik vrees, heel weinig lof aan God; want, zoals Hij in Johannes 4 : 24 zegt: Hij wil in geest en in waarheid geprezen zijn.

> Met vele woorden, die niet uit het hart komen, wordt God onteerd.
Salomo zegt in Spreuken 27 : 14: “Wie zijn naaste met luider stem prijst en daartoe vroeg opstaat, moet als een lasteraar beschouwd worden“; immers hij maakt de zaak verdacht, omdat iedereen denkt, dat hij een slechte zaak wil vergoelijken; doordat hij echter zo heftig te werk gaat, maakt hij de zaak alleen maar erger. Wie omgekeerd zijn naaste met luider stem lastert en daarbij ’s morgens vroeg opstaat (d.w.z. niet traag is, een grote ijver aan de dag legt), kan als een lofredenaar beschouwd worden. Want dan meent men: het is niet waar, hij doet het uit haat en boosaardigheid; daarmede maakt hij zijn eigen zaak (in de ogen van anderen – AJ) slechter en die van zijn naaste beter.

Precies zo is het ook, wanneer men God meent te loven met veel woorden, geroep en klokgelui; dan doet men net, alsof Hij doof was of nergens van wist, als moesten wij Hem wakker maken en onderrichten. Zulk een valse voorstelling van God strekt Hem meer tot smaad en oneer dan tot lof.
Daarentegen staat het anders, wanneer iemand Zijn goddelijke daden diep in het hart wel overlegt en ze met bewondering en dank gadeslaat; dan uit hij zich met geestdrift en hij zucht meer dan dat hij spreekt; de woorden breken dan vanzelf in een vloed te voorschijn, niet van tevoren overdacht en geordend, zodat als het ware de geest mee uitstroomt en de woorden leven, handen en voeten krijgen, ja dat tegelijkertijd het gehele lichaam in heel zijn levensvolheid en in al zijn leden gaarne zou willen spreken. (1)

Dat is eerst recht God prijzen in geest en in waarheid; daar zijn de woorden louter vuur, licht en leven, zoals David in Psalm 119 : 140 zegt: “Heere, het spreken over U is gans vurig“. Voorts (Psalm 119 : 171): “Van mijn lippen zal Uw lof opbruisen“, precies zoals heet water als het kookt overloopt en opbruist, omdat het vanwege de grote hitte het in de ketel niet meer kan uithouden. In deze geest zijn ook alle woorden van de zalige Maagd in dit lied slechts weinig in aantal, maar toch diep en groot. Zulke mensen noemt Paulus in Romeinen 12 : 11: spiritu ferventes, “die geestelijk vurig zijn en bruisen“, en hij leert ons, ook van zodanige geest te zijn.

(1) Maria ging niet haar loflied op straat of in de synagoge van Nazareth spreken of zingen, maar zij sprak die woorden bij de (min of meer geheime/verborgen) ontmoeting met Elizabeth. (Zie Lukas 1 : 1-46)

Opgemerkt: Gods Woord geeft/leert ons (maar) 150 Psalmen en een aantal lofliederen te bidden en zingen en bedenk of zie dan eens hoe vol liederen/woorden onze Liedboeken en Opwekkingsbundels staan en wat ons inmiddels allemaal op ‘het plein’ van de ‘reli-markt’ als ‘offergave’ te koop wordt aangeboden om daarmee onze ‘huisdiensten’ en/of gemeentelijke ‘erediensten’ op te tuigen.

Uit: De Lofzang van Maria, het Magnificat, 1521 door Maarten Luther in zijn functie als kapelaan opgedragen aan Johan Frederik, Hertog van Saksen, Landgraaf van Thüringen en Markgraaf van Meissen.

Zie ook:

Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere.
Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed.
Wees deelgenoot in de noden van de heiligen. Leg u toe op de gastvrijheid.
(Uit Romeinen 12 de verzen 11-13)

Bron afbeelding: ToHm Designs – WordPress-com

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis, Huwelijk en gezin. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s