‘Hij veracht de zwakke niet, verafschuwt niet wie wordt vernederd,
Hij wendt Zijn blik niet van hem af, maar hoort zijn hulpgeroep.‘
(Uit Psalm 22 vers 25).
Geciteerd 1: Gods wijze van doen is het, vanuit de hoogte in de diepte te schouwen.
Want zoals God in den beginne de wereld uit niets geschapen heeft (waardoor Hij “Schepper” en “almachtig” genaamd wordt), zo volhardt Hij standvastig bij deze manier van handelen; nog is het met al Zijn daden tot de voleinding der wereld zó gelegen, dat Hij uit dat wat niets is, gering, veracht, ellendig en dood, iets maakt, iets kostbaars, eervols, zaligs en levends; aan de andere kant maakt Hij alles wat iets, wat kostbaar, eervol, zalig, levend is, tot niets; Hij maakt het gering, veracht, ellendig en stervend.
Op deze manier kan geen schepsel te werk gaan; het vermag niet uit niets iets te maken. Dit is de oorzaak, dat Gods ogen alleen in de diepte, niet in de hoogte zien, zoals Daniël (Gezang van de drie mannen in het vuur, vers 31) zegt: “Gij zit op de cherubs, en ziet in de diepte (of in de afgrond)”. En in Psalm 138 : 6 heet het: “God is de Allerhoogste en ziet neer op de nederigen, maar de hoogmoedigen kent Hij van verre“.
Geciteerd 2: De aard van de mensen is het, uit de diepte naar de hoogte te zien.
Maar de ogen van de wereld en van de mensen doen het tegenovergestelde: zij zien niet alleen naar boven maar willen zich beslist naar omhoog richten, zoals in Spreuken 30 : 13 staat: “Het is een volk, wiens ogen naar de hoogte zien, en zijn oogleden verheft“.
Dagelijks maken wij mee, hoe ieder slechts boven zich uit streeft naar eer, macht, rijkdom, kennis, genietingen, en alles, wat groot en verheven is. En wáár zulke (hoge en grote) mensen zich bevinden, hangt elk hen aan; daar loopt men op toe, daar biedt men gaarne zijn diensten aan, daar wil iedereen wezen om aan hun hoogte deel te krijgen.
Geciteerd 3: In de diepte leren de Christenen God lief te hebben en te loven.
Daarom heeft God ook ons allen aan de dood onderworpen en het kruis van Christus met onnoemelijke smarten en noden aan Zijn allerliefste Christenkinderen gegeven, ja, somtijds laat Hij hen ook in zonde vallen: want Hij wil immers veel in de diepte zien, om velen te helpen, veel te werken, Zich een echte Schepper te betonen, en Zich daardoor bekend, beminnens- en prijzenswaardig te maken.
Maar helaas, de wereld staat Hem daarin tegen met haar ogen, die steeds en onophoudelijk boven zich uit zien, en hindert Hem bij Zijn zien, werken, helpen, zodat Hij niet bekend, bemind en geprezen wordt, en berooft Hem van al deze eer, en bovendien zichzelf van haar vreugde, genoegen en zaligheid.
Zo heeft Hij ook Zijn enige, liefste Zoon Christus Zelf in de diepte van alle ellende neergeworpen en heeft aan Hem bijzonder duidelijk getoond, wat de strekking van dit alles is, waarin Zijn zien, Zijn werken en helpen, Zijn doen en raad en wil bestaat.
Daarom blijft Christus, Die voortreffelijk de proef heeft doorstaan, ook vol kennis, vol liefde en lof Gods, tot in eeuwigheid. Zoals Psalm 21 : 7 zegt: “Gij hebt hem met louter vreugde voor Uw aangezicht verheugd“, d.w.z. omdat hij U ziet en kent. Hiervan spreekt ook Psalm 44: 9, dat alle heiligen niets anders zullen doen dan God in de hemel prijzen, omdat Hij hen in hun diepte aangezien, en juist daar Zich aan hen bekend en voor hen beminnens- en prijzenswaardig gemaakt heeft.
Uit: De Lofzang van Maria, het Magnificat, 1521 door Maarten Luther in zijn functie als kapelaan opgedragen aan Johan Frederik, Hertog van Saksen, Landgraaf van Thüringen en Markgraaf van Meissen.
Zie ook:
- ‘Aandacht en eerbied voor Maria…‘
- ‘Niet naar menselijke maatstaven en berekening…‘
- ‘Houdt dan de lofzang gaande!‘
Bron citaat: maartenluther-nl-com/Luther ‘Lofzang van Maria’ (pdf)
‘Ik vertrouw op Uw liefde: mijn hart zal juichen omdat U redding brengt, ik zal zingen voor de HEER, Hij heeft mij geholpen.‘ (Uit Psalm 13 vers 6)