(…) 7 Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. 8 Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles.
Omwille van Hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen 9 en één met Hem zijn – niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef, maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus.
10 Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding, ik wil delen in Zijn lijden en aan Hem gelijk worden in Zijn dood, 11 in de hoop ook zelf uit de dood op te staan.
12 Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik houd vol in de hoop dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. 13 Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. 14 Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
15 Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God het u wel duidelijk maken. 16 In ieder geval, laten we op de ingeslagen weg voortgaan. (De apostel Paulus in Filippenzen 3)
Luther in gesprek over het Avondmaal
Luther schrijft op 1 december 1537 (toen op de leeftijd van 54 jaar) een brief aan de Zwitserse steden: Zürich, Bern, Basel, Schaffhausen, St. Gallen, Mühlhausen en Biel om alsnog tot overeenstemming te komen. Belangrijk is dat Luther in deze brief op vriendelijke toon zijn visie op de aanwezigheid van het ware lichaam van Christus in het avondmaal, met betrekking tot Christus’ hemelvaart nader toelicht.
Brief aan de Zwitserse steden: Zürich, Bern, Basel, Schaffhausen, St. Gallen, Mühlhausen en Biel (1) – 1 december 1537
(…) Het derde artikel: over het sacrament van het lichaam en bloed van Christus hebben we ook nog nooit geleerd, en leren ook nu niet, dat Christus uit de hemel of van de rechterhand Gods neerdaalt en opvaart, niet zichtbaar, niet onzichtbaar. We houden ons strikt aan het Artikel des Geloofs: ‘Opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand Gods, vanwaar Hij komen zal om te oordelen, de levenden en de doden.’
We laten het aan de Goddelijke Almacht over, hoe Zijn lichaam en bloed in brood en avondmaal aan ons wordt gegeven, namelijk waar men volgens Zijn bevel samenkomt en Zijn instelling wordt gehouden. We denken daar aan geen opvaren of neerdalen dat daarbij zou plaatsvinden, maar blijven gewoon en eenvoudig bij Zijn woorden ‘dit is Mijn lichaam…’ en ‘dit is Mijn bloed…’. Maar zoals reeds gezegd, wanneer we elkaar hierin niet geheel verstaan, dan is dit het beste, dat wij tegenover elkaar vriendelijk zijn en altijd het beste voor elkaar verwachten [hopen], totdat het vuile en troebele water bezonken zal zijn.
Hierin kunnen ook Dr. Capito en Magister Bucerus u met hun raad van dienst zijn, als wij slechts de harten verenigen en alle onwilligheid laten varen, zodat ruimte wordt gemaakt voor de Heilige Geest om verder de liefde en vriendelijke overeenstemming volkomen te maken. Zoals wij dan ook van onze kant, bijzonder wat mijn persoon betreft, alle onwil van harte laten varen en u met trouw en liefde willen tegemoetkomen. (…)
Martinus Luther Dr.
Maarten Luther: Luthers Briefwechsel, Dezember 1537, vgl. WABR 8, S. 150-153, Nr. 3191
(1) In 1536 wordt in Wittenberg een concordia, d.w.z. overeenstemming bereikt over het avondmaal tussen de aanhangers van de ‘Confessio Augustana’ (opgesteld door Melanchthon) en de ‘Confessio Tetrapolitana’ van de Zuid-Duitse steden (opgesteld door Bucer en Capito): de ‘Wittenberger Konkordie’ genoemd. De Zwinglianen o.l.v. Bullinger, de opvolger van Zwingli in Zürich, doen hier niet aan mee. Bullinger wees de ‘Wittenberger Konkordie’ af, vanwege de afwijkende Avondmaalsvisie (1536).
Bron citaat: maartenluther.com
Zie ook: Waarom Luther nog aan het Woord laten…(I), (II), (III), (IV), (V), (VI)