‘For unto us’…

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven; de heerschappij zal op zijn schouders rusten. En men zal Hem noemen: Wonderlijk, Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.‘ (Uit Jesaja 9 vers 6, KJV-vertaling)

Geciteerd: Op deze manier zijn wij – tenminste als wij dit geloven en als waarheid beschouwen (1) – onschuldig, heilig en rechtvaardig voor God, bekleed met de onschuld, heiligheid en rechtvaardigheid van dit Kind.

Zo zien we hier niet alleen dat dit Kind een van nature onschuldige en heilige Mens is, maar ook dat Hij geheel de onze is in alles wat Hij is, heeft, doet en kan doen. Omdat Hij voor ons geboren is, zijn Zijn heiligheid, onschuld en rechtvaardigheid ook de onze en worden ze ons geschonken, alsof ze van onszelf waren. Nu tooien en bekleden wij ons ermee voor God als met onze eigen schitterende gewaden die wij van Hem ontvangen hebben.

Let nu op het Woord dat verklaart wat voor Persoon deze Koning is, en hoe meesterlijk Jesaja Hem beschrijft en zijn woorden plaatst en afweegt. Ten eerste is Hij – zoals de Hebreeuwse tekst aangeeft – een Kind dat geboren is, een ware Mens, zoals iemand die geboren is uit een vrouw met een lichaam van vlees en bloed. Hij leeft, loopt en staat, werkt en handelt als ieder ander mens, terwijl Hij toch zonder zonde geboren is en dit alles voor anderen doet.

‘Ons,’ ‘ons,’ ‘ons’ staat er. Dit Kind is voor ons allen geboren, daarom geboren voor ons welzijn. In deze tekst verdient het kleine woordje ‘ons’ bijzondere aandacht, want alles hangt af van dit ene woord. Alle kinderen die geboren worden, worden geboren voor zichzelf of voor hun ouders. Alleen over dit ene Kind wordt gezegd dat Hij geboren is en ons bezit is geworden, maar dat zou ons in het geheel niet geholpen hebben. Wat baat het ons dat er vanaf het begin der tijden duizenden kinderen geboren zijn en elke dag geboren worden? Want zelfs als dit Kind duizend en nog eens duizend keer geboren was, en het nog steeds niet – voor ons – geboren was…

(…) Want voor ons is een Kind geboren – Voor Hemzelf was het helemaal niet nodig geweest om geboren te worden. Daarom is alles wat Hij is, heeft en doet door Zijn geboorte of door Zijn mens-zijn hier aan ons beloofd als het onze. We worden erdoor gediend, want het is allemaal voor onze redding en zaligheid. Toch vereist dit kleine woordje ‘ons’ een vast geloof. (1)

[Maarten Luther: Die Epistel des Propheten Jesaia, so man in der Christmesse lieset, Predigt des Jahres 1526, WA 19, 149, 14 – 150, 13]

Bron citaat: http://www.maartenluther-com – Engelstalig citaat van donderdag 11 december 2025.

(1) ‘Ook jullie (gedoopte ‘heidenen’) zijn (net als wij besneden en gedoopte Joden) door Zijn genade gered. (2) Hij heeft ons (!) samen met Hem (!) uit de dood opgewekt (3) en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus. (4) Zo zal Hij in de eeuwen die komen laten zien hoe overweldigend rijk Zijn genade is, hoe goed Hij voor ons is door Christus Jezus. Door Zijn genade zijn jullie immers gered, dankzij jullie geloof. Maar (let op!) dat geloof danken jullie niet aan jezelf; Het is een geschenk van God en geen gevolg van jullie daden, dus niemand kan er zich op laten voorstaan. (5) Want Hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu (reeds) zijn: In Christus Jezus geschapen (6a) om de weg te gaan van de goede daden (6b) die God mogelijk heeft gemaakt (in en door onze Heer door ons Zijn Geest te schenken).’ (Uit Efeziërs 2 de verzen 6-10) (7)

(2) Zie 2 Korintiërs 12 : 6-13
(3) Zie Romeinen 6 : 1-14.
(4) Zie Filippenzen 3 : 20-21.
(5) Zie 1 Korintiërs 1 : 20-21 en 2 Korintiërs 10 : 12-18.
(6a) Zie Jakobus 1 : 16-18 en (6b) bijv. Efeziërs 4 : 20-32.
(7) Ons geloof fundeert zich op de – ook in en door bovenstaande Bijbelteksten! – aan ons allen verkondigde waarheid van het Evangelie, niet op onze bevindingen daarvan.

Bron afbeelding: Shutterstock

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Wanneer het over en om onze keuzevrijheid gaat…

Ze vroegen Hem: “Wat moeten we doen, hoe doen we wat God wil?” “Dit moeten jullie voor God doen: geloven in Hem Die Hij gezonden heeft,” antwoordde Jezus.’ (Uit Johannes 6 de verzen 28-29)

Geciteerd 1: Wij zijn niet de eersten die worstelen met de vraag naar Gods alwetendheid en onze vrijheid. Ik neem je even in gedachten mee naar Middelburg aan het begin van de zeventiende eeuw, naar het koor van de Nieuwe Kerk. Daar geeft dominee Anton de Waele (1573-1639) les aan een aantal jongens van 14 tot 18 jaar. Het is een soort tweetalig vwo, maar dan in het Zeeuws en in het Latijn. Omdat er geen schoolgebouw is, komt hij met zijn leerlingen samen in het koor van de kerk, waar het in de winter best koud moet zijn geweest.

Opgemerkt 1: ‘Wij zijn niet de eersten’. Nee, inderdaad! Adam&Eva worstelden er al mee toen de boze hen met zijn woorden in een tweestrijd zette, door openlijk Gods goede bedoelingen in twijfel te trekken en daarmee het door God tot hen gesproken woord in de verdachtenbank te plaatsen.

Geciteerd 2: De Waele legt uit dat de Bijbel ons leert dat God alles bestuurt en regeert. „Maar”, zo vraagt één van zijn leerlingen, „hoe kunnen mensen dan nog vrij zijn?” De dominee antwoordt: „Dat is een moeilijke vraag. Misschien kun je het zo zien: Gods alwetendheid en almacht sluit de menselijke vrijheid niet uit, maar in. Jij doet in vrijheid wat je doet, omdat God heeft besloten dat jij dat –en niet iets anders– in vrijheid zou doen.” Onze vrijheid is ingekapseld in het besluit van God.

Opgemerkt 2: Of kan een christen de vraag of een mens ten diepste vrij is – eenvoudig* – beantwoorden met en door het geloof en dat is Godsvertrouwen. Is het niet veel belangrijker voor een mens om te geloven dat God goed is en uit liefde het beste met ons voor heeft – en dat op grond van Gods Woord tot ons, en het Woord van God is ons vlees [=mens] geworden -, dan dat wij antwoord kunnen geven op de vraag of en hoe wij mensen vrij zijn in onze keuzes en of en hoe dat dan door ons te bepalen zou zijn.
* Theologen (w.o. dominees) en filosofen houden daar niet zo van. Die trekken liever een geleerd of diepzinnig gezicht en komen dan met een heel betoog… (1)

Geciteerd 3: Ten slotte eindigt dominee De Waele met de vraag wat nu echte vrijheid is. Geen enkel mens heeft absolute vrijheid. Je zou zelfs kunnen verdedigen dat het veel moeilijker is om echte vrijheid te combineren met het evolutionisme en naturalisme, die geen ruimte laten voor een vrije wil, omdat ze alles terugbrengen tot chemische processen in het brein.
Dan is het eigenlijk veel eenvoudiger om te geloven in God, die zelf absoluut vrij is en die Zijn schepselen op een voor ons onbegrijpelijke manier een vrije wil heeft gegeven. Toch blijft het belangrijk om te bedenken wat echte vrijheid inhoudt. De Heere Jezus heeft daar een antwoord op gegeven toen Hij zei: „Als de Zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan zullen jullie écht vrij zijn.” De diepste vrijheid ligt in gehoorzaamheid aan het heilige Woord van God. Om God weer te kunnen gehoorzamen, moeten we eerst bevrijd worden van de bezettende en verslavende macht van de zonde. Zelfs als het om onze keuzevrijheid gaat, zijn we alleen maar vrij omdat we door een almachtige en alwetende God geschapen zijn.

Opgemerkt 3: Of zullen we hier niet invullen ‘zijn we alleen maar vrij omdat we door een almachtige en alwetende God geschapen zijn’, maar liever/beter: We zijn dankbare en gehoorzame [dat is: altijd weer luisterende] mensen omdat we gehoord hebben van de liefde van onze almachtige en alwetende God en Schepper, Die Zich in en door onze Heer Jezus Christus ten volle in Zijn mensenliefde aan ons mensen geopenbaard heeft. (2) Dan blijven we eenvoudig bij Gods Woord en vinden we rust in Gods liefde en dat niet uit eigen kracht maar door de kracht van de Heilige Geest (3), Die ons – gedoopte gelovigen – geschonken is en wordt.

(1) Zie Lukas 10 : 21-24 en 1 Korintiërs 3 : 18-23.
(2) Zie o.a. Johannes 1 : 1-14, Titus 3 : 5-8 en 1 Johannes 1 : 1-5 en 4 : 10 en ook Psalm 131 hoort hier helemaal bij.

Bron citaat: RD Opinie | Wat zeg je dan – ‘Als God alles weet en bestuurt, hebben wij dan iets te kiezen?’ – door Prof. dr. H. (Henk) van den Belt (De auteur is hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Theologische Universiteit Apeldoorn).

Want voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God** is sterker dan mensen. Denken jullie eens aan jullie roeping, broeders en zusters…’ (Uit 1 Korintiërs 1 de verzen 18-31 : 24-26)
** Zie 2 Korintiërs 13 : 4-6.

Bron afbeelding: Knowing Jesus

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over (Bijbels) ‘vrijwilligerswerk’ gesproken…

Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de profeten.’ (Uit Matteüs 7 : 1-12 : 12)
Wees barmhartig, zoals jullie hemelse Vader barmhartig is. Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. Geef dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.‘ (Uit Lukas 6 uit de verzen 20-38 : 36-38)

Opgemerkt vooraf: Bovenstaande en onderstaande geldt natuurlijk eerst en vooral binnen de eigen gemeente waar we lid van zijn, maar toch ook voor de mensen die God (onverwacht) op onze weg brengt en waaraan we ons de barmhartige naaste kunnen betonen.

Geciteerd 1: Het is niet genoeg dat we onze naaste geen schade doen aan lichaam, ziel en (huwelijks)leven, want er is nog een andere kant: We moeten hem of haar ook wéldoen – en wel zoveel als binnen ons bereik ligt. Geef de hongerige te eten. Hebben we dat niet gedaan, dan hebben we hem of haar gedood. Dat betekent: als zo iemand van honger zou sterven, dan is dat hetzelfde alsof we hem of haar dood zouden hebben laten gaan, ja, wat dat betreft hebben we zo iemand werkelijk gedood. Hetzelfde geldt ook in andere gevallen:

  • Kleed hen, die geen kleding hebben. Als we het kunnen, maar we kleden hen niet, dan is dat hetzelfde alsof we hen van kleding beroven.
  • Herberg de vreemdeling. Als we dat kunnen maar we doen het niet, dan is dat hetzelfde als wegjagen.
  • Geef de eenzamen een thuis. Wanneer we daarvoor kunnen zorgen, en we doen het niet, dan is dat hetzelfde als hen negeren en onze liefde onthouden.
  • Geef de dorstige te drinken. Als in ons vermogen ligt om dat te doen en we doen het niet, dan is dat het zelfde als hen van dorst laten omkomen.
  • Troost de bedroefden. Als we dat kunnen doen en we doen het niet dan staat dat gelijk aan dat we de oorzaak zijn van hun verdriet.
  • Onderwijs de dwalenden. Als we daarvoor de gave hebben en daartoe in staat zijn en we doen het niet, dan is dat hetzelfde alsof we hen verleid hebben.
  • Vermaan de zondaren. Als ons daar gelegenheid voor geschonken wordt en we doen het niet, dan is dat alsof we hen tot zondigen hebben aangezet.
  • Neem het op voor iemand die belasterd wordt. Als we dat kunnen en we doen het niet, dan is dat hetzelfde alsof we zijn of haar eer hebben geschonden.
  • Verzorg de zieken. Als we dat kunnen en we verzorgen hen niet, dan is het alsof we hen nog zieker maken.

De grond en oorzaak van dit alles is: dat wij graag dit graag door anderen aan ons zouden laten doen, als wijzelf in nood zijn. Daarom zijn wij naar Gods bevel verplicht het ook aan anderen, als zij in nood zijn – zo goed als we kunnen – te doen. (1)

[Maarten Luther: Monasterio Augustinen, Erffurdiae, circa 1514, vgl. WA, 593, 30-594,7]

(1) Dit citaat komt uit een van de zeer vroege preken van Luther, mogelijk reeds uit het jaar 1510, zegt lutherkenner Erwin Mülhaupt, die deze preek aanwijst als vroegst bekende preek van Luther die aan ons overgeleverd is. De kern van het citaat is overigens oorspronkelijk niet van Luther. De kerkvaders Ambrosius en Augustinus (a) hadden dit al ongeveer op dezelfde manier onder woorden gebracht. Luther zegt ook zelf dat hij het bij Augustinus gelezen heeft, en gebruikt het in deze preek die hij als monnik ooit gehouden heeft in het augustijnerklooster te Erfurt.

Opgemerkt bij (a): Moet je om bovenstaande woorden in een preek te kunnen laten horen, werkelijk eerst bij de kerkvaders terecht? Vreemd, we zouden deze woorden zomaar kunnen opschrijven op basis van het onderwijs van onze Heer en dat van de apostelen. Zie de leestips.

Leestips: De bovenaan genoemde tekstgedeelten waaruit de geciteerde Bijbelverzen gekozen zijn. En ook Lukas 10 : 25-37 en verder 1 Korintiërs 12 en Titus 3 : 8 en uit het Oude Testament Jesaja 58.

Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook. En als één deel van het lichaam extra goed verzorgd wordt, genieten alle andere delen daar ook van. Zo is het ook met jullie. Jullie vormen samen één kerk, ieder van jullie hoort erbij. Want jullie horen allemaal bij Christus.’ (Uit 1 Korintiërs 12 : 26-27).

Bron afbeelding: For You – WordPress-com

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Hij kwam bij ons heel gewoon…

De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen.’
(Uit Johannes 1 vers 35)

Geciteerd: “De volgende dag”, niet de dag erna, maar een andere dag, werd Johannes vergezeld door twee van zijn discipelen. Hij had meer dan twee discipelen, maar de anderen waren op dat moment afwezig. Deze discipelen hadden Christus al eerder gezien, bij Christus’ doop toen Johannes naar Christus wees en zei: “Zie het Lam Gods!” Dit is de betekenis die hij nu wil overbrengen: “Eerder heb ik jullie gezegd dat dit het Lam Gods is. En nu, zie, hier is Hij!”

Bij de vorige ontmoeting had Johannes de woorden “die de zonde van de wereld wegneemt” toegevoegd. Bij de woorden van het (eerdere) tekstgedeelte verwees Johannes, overeenkomstig zijn ambt, zijn discipelen naar Christus. Hem de voorrang gevend, verklaarde hij: “Hij is de Meester; Hij doopt met de Heilige Geest en met vuur.” Toen de discipelen van Johannes, eenvoudige en vrome mannen, Johannes hoorden zeggen: “Deze man is het Lam en de ware Meester!” geloofden ze hem en werden ertoe bewogen Christus te volgen naar de plaats waar Hij verbleef.

Terwijl ze dat deden, keerde Christus zich om en vroeg: “Wat zoeken jullie?” Ze antwoordden: “Waar verblijft U?” (Johannes 1:38). En ze verbleven die dag bij Hem. Het lijkt mij dat ze een uitstekende manier hadden gevonden om meer over Christus te weten te komen. Uit Zijn eigen mond willen ze het getuigenis horen dat Johannes over Hem had gegeven.

Daartoe willen ze in Zijn gezelschap zijn, Hem zien, Hem horen, met Hem praten en met Hem omgaan. We merken echter op dat Christus hen op dat moment niet roept. Ook brengen ze niet de hele dag in Zijn gezelschap door. Ze kwamen “rond het tiende uur” bij Hem, of, zoals wij zouden zeggen, om vier uur ’s middags. Die tijd brachten ze met Christus door.

De gebeurtenissen en het gesprek zijn ons niet doorgegeven. De evangelist wil slechts laten zien hoe vriendelijk Christus hen behandelde, en legt daarmee uit hoe Christus het volk tot Zich trok totdat uiteindelijk twaalf apostelen en tweeënzeventig discipelen zich om Hem heen schaarden. Hij begon Zijn koninkrijk niet met geweld, met gebral, met openlijke aanval, zoals de Joden zich hadden voorgesteld; maar Hij was vriendelijk en mengde zich hartelijk onder het volk.

Hij deed Zijn intrede niet met wereldse pracht en praal, met paard, wapenrusting, speer en geweer (1); nee, Hij was vriendelijk en zachtmoedig. Hij ontving iedereen die tot Hem kwam, praatte met hen en sloot niemand uit van Zijn gezelschap. Dit wordt weerspiegeld in Jesaja 42:2-3, waar de profeet verklaart: “Hij zal niet roepen, noch Zijn stem verheffen, noch die op straat laten horen; een geknakt riet zal Hij niet breken, en een zwak brandende (of: walmende) pit zal Hij niet uitblussen.”
[Dr. Martin Luthers Werke (Weimarer Ausgabe) WA 46, 541 ff – (gebruikte vertaling: Luthers Works, American Edition, Concordia Publishing House, vol. 22, p. 183/184)]

(1) Ook niet met een (opvallende) profetenmantel (zoals Johannes de Doper) en ook niet met een boetekleed en ook had Hij zijn gebedsriem niet extra breed gemaakt om daarmee op te vallen als rabbi.

Bron citaat: Maandelijks toegezonden Engelstalig Luthercitaat – ‘Luther’s sermon on the Gospel of st. John (41)’ – info@martinluther-quotes.nl (Subscribe and unsubscribe from these weekly quotes on this email address as well, or on http://www.maartenluther.com, e-mails are free of charge and you are not asked for donations.)

Bron afbeelding: Maichael Stewart Williams (Proclaiming our loyalty to a suffering servant)

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Redenen genoeg om te wanhopen en te vertwijfelen…

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam: Wonderlijk, Raad, Kracht, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.’ (Uit Jesaja 9:5, weergave SV)

Geciteerd: Denk er slechts aan hoeveel sterkte en kracht dit Kind en deze Zoon in Zich verborgen heeft. Als Hij niet meer dan een mens zou zijn, dan had Hij zelfs niet één mens met zijn zondelast kunnen dragen. Want de zonde en de daaropvolgende dood is voor de mens te zwaar en geheel niet te dragen. Nu echter zegt Jesaja duidelijk: ‘Dit Kind draagt niet slechts één mens, maar Hij draagt Zijn hele heerschappij op Zijn schouder.’

Dat is wat Johannes ook zegt: ‘Hij draagt de zonden der gehele wereld’ (o.a. 1 Johannes 2:2). Dat houdt in dat dit Kind ook eeuwig God is, anders moest Hij deze last wel laten liggen. Er is immers geen enkel mens – zoals de ondervinding wel leert – die zich vrij heeft kunnen maken van de zonde of zichzelf heeft kunnen beschermen tegen de dood, laat staan dat hij dit voor anderen heeft kunnen doen.

Dat alles zou vol troost zijn als wij dit maar in ons hart zouden kunnen inprenten en vast konden geloven. Want dat wij zondaren zijn, kunnen wij niet ontkennen; daarom hebben wij ook redenen genoeg om te wanhopen en te vertwijfelen. (1) Maar wat is onze troost? Niets anders dan dat God dit zalige Kind aan óns heeft gegeven en deze Zoon voor óns heeft laten geboren worden.

Hij zal Zijn heerschappij – dat is: Hij zal ons, arme mensen die wij zijn, niet laten dwalen, maar zal ons opzoeken en tot Gods genade en tot Gods Rijk dragen. Dat wil zeggen: Hij zal ons tot het eeuwige leven dragen. Met deze ‘Drager’ zullen wij ons vertroosten en daarbij God voor deze genade danken. Wij zullen Hem ook bidden dat Hij ons in dit geloof voor eeuwig zal behouden, zoals Hij ook graag wil doen.”
[Maarten Luther: Ein Predigt auf den heiligen Christtag, 1533, Druck Hauspostille 1544, WA 52, 582, 21‑38]

(1) De dichters van de boetpsalmen en de ook woorden van de profeten zijn ons geschonken om ons te doen weten en beseffen dat zelfs (en juist) de meest geliefde kinderen van Hem deze wanhoop en vertwijfeling hebben gekend.

Leestip: Psalm 25 en 40.

Bron citaat: http://www.maartenluther-com – “Profetie over de komende Messias” (1)” – Wekelijks toegezonden Luthercitaat van maandag 1 december 2025

‘Uw gerechtigheid* verberg ik niet diep in mijn hart,
Uw waarheid en Uw heil verkondig ik.
Uw goedertierenheid en Uw trouw
verzwijg ik niet in de grote gemeente.’
(Uit Psalm 40 vers 11)
* Wij hebben/hoeven niets bijzonders over onszelf te vertellen, maar wel over onze Heer en Heiland! (Zie o.a. 2 Korintiërs 10 : 12- 18 en 11-12)

Bron afbeelding: Bible Quotes (in.pinterest-com)

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Gelovige zoekt vrouw (of man)…

Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om een vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? Of een schorpioen als het om een ei vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’ (Uit Lukas 11 de verzen 11-12)

Jullie hemelse Vader weet wel wat jullie nodig hebben. Zoek liever eerst het Koninkrijk van God, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen over de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan het eigen kwaad.’ (Uit Matteüs 6 vers 34)

Strijd de goede strijd van het geloof, win het eeuwige leven, waartoe je geroepen bent en de goede belijdenis afgelegd in de aanwezigheid van veel getuigen.‘ (1 Timoteüs 6 vers 12)

Geciteerd: Het andere wat ik onze jeugd nog wil zeggen is: dat je God ernstig om een goede man of vrouw bidt en Hem daarvoor aanroept. Want dit zegt Salomo: ‘Huis en goed heb je van je ouders, maar een verstandige vrouw komt van de Heere.’ (vgl. Spreuken 19 : 14). Daaruit blijkt toch duidelijk dat een goede echtgenoot van God komt een gave is van God, net als bij Adam onze eerste vader, die geen vrouw kon vinden, Maar God heeft hem Eva als enige vrouw gegeven.
Omdat man en vrouw een gave van God zijn, moet je voor je ergens mee begint, God bidden dat Hij je een godvrezende man of vrouw wil beschikken en wil laten ontmoeten. Hoewel God dat ook wel zonder jouw bidden kan doen, wil Hij het op die manier toch niet, maar je moet Hem vooraf de eer geven en met danken en bidden erkennen dat het Zijn gave is [en dat Hij die jou al of niet schenken zal: ‘Uw wil geschiede’ ook t.a.v. mijn/ons huwelijk].
Daarom moet je bidden en in je hart zeggen: ‘Ach lieve God en Vader van onze Heere Jezus Christus, beschik en geef mij, arm kind [als het U belieft], een goede man [of vrouw] met wie ik godzalig, door de genade van de Heilige Geest, in het huwelijk mag leven.’
Velen zijn echter zo wijs dat ze wel durven zeggen: ‘Denk maar niet dat ik om een man of vrouw zal bidden, daar zou ik me voor schamen.’ De anderen – als ze dit van de preekstoel horen – lachen erom en drijven er de spot mee. Maar lieve kinderen, schaam je toch niet dat je om een goede man of vrouw bidt. Jullie houden het toch ook niet voor schande dat je om gezonde handen en voeten zou bidden als dat nodig was. Welnu, een goede echtgenoot is even belangrijk als gezonde handen en voeten, want als het niet goed gaat tussen man en vrouw, zal je niet veel goede dagen of uren hebben, en dan zou je liever wat aan handen en voeten mankeren. Daarom mag je bidden om een goed huwelijk niet voor iets belachelijks of iets bespottelijks houden. God moet het Begin zijn, daarom hoef je jezelf niet te schamen God erom aan te roepen en Hem te bidden.
[Maarten Luther: Predigten des Jahres 1525, vgl. WA 17.1,18,37 – 19,23]

Leestip: 1 Korintiërs 7.

Opgemerkt 1: Wie zoals hierboven aangegeven gelovig en eerbiedig gebeden heeft bij het zoeken naar een goede man of vrouw om daar een huwelijk mee te sluiten, die mag toch zeker weten dat God een hoorder en verhoorder van deze gebeden is geweest, wanneer God dan iemand op je weg brengt en waarmee je dan samen in het huwelijk de opdracht van onze Heer ‘zoekt eerst het Koninkrijk van God’ kunt voortzetten en waarmee je samen de goede strijd van het geloof’ voortaan zult strijden.

Opgemerkt 2: Je moet dan toch wel ‘van goede huize komen’* wanneer je dan later van je huwelijk meent te kunnen/moeten zeggen dat God dat huwelijk van jullie twee niet gewild heeft (niet gewild kan hebben) en dat je reden hebt om je man of vrouw zijn of haar van God gegeven plaats in jullie huwelijk niet meer te gunnen en te geven en hem of haar die te ontnemen…
* Over buitengewone kwaliteiten/gaven beschikken om dat God te kunnen/durven voorhouden.

Opgemerkt 3: Wat het strijden van de goede strijd van het geloof betreft – juist ook t.a.v. ons te beginnen en vol te houden huwelijk en de zorg voor ons gezin met zes kinderen – kan ik toch met oprecht hart zeggen dat ik die strijd – mee door het dagelijkse gebed – aanhouden en volhardend gestreden heb van het begin af aan en vijfendertig jaar lang en daarna ook nog weer tot de dag van onze echtscheiding toe. En de liefde en de zorg voor elkaar en voor onze kinderen hebben wij ook altijd weer van God afgebeden en het van Hem willen verwachten. Nooit heb ik daarbij gewezen en gepocht op eigen vermogens en kunnen. Ook in de huwelijksliefde en in de liefde en de zorg voor de kinderen, heb ik mij bedelaar geweten en geleefd van ‘de geef’. De goede gaven van God wat betreft liefde en zorg voor elkaar in ons huwelijksleven en gezin, die zijn (er) mild en overvloedig geweest, en voor hart en ogen van het geloof waren en zijn die ook altijd op te merken en te zien geweest en dat zijn ze nog altijd.

Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2015)

Degenen die getrouwd zijn geef ik, nee, niet ik – de Heer geeft hun het volgende gebod: een vrouw mag niet scheiden van haar man (is ze al gescheiden, dan moet ze dat blijven of zich met haar man verzoenen) en een man mag zijn vrouw niet verstoten en wegsturen.’ (Uit 1 Korintiërs 7 de verzen 10-11)

Bron afbeelding: Pinterest

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Waarom we nog altijd ‘Jezus en Die gekruisigd’ verkondigen?

Ik doop jullie met water ten teken van het nieuwe leven dat jullie dienen te beginnen, maar na mij komt Iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet waardig genoeg om zijn sandalen voor Hem te dragen.’ (…) ‘Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur.’ (Uit Matteüs 3 uit de verzen 7-17 : 11)
God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal de mensen op om een nieuw leven te beginnen, want Hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop Hij een rechtvaardig oordeel zal laten vellen door één Man Die Hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze Man gaat, heeft Hij geleverd door Hem uit de dood te doen opstaan.’ (Uit Handelingen 17 de verzen 30-31)
Dus altijd wanneer jullie dit brood eten en uit de beker drinken verkondigen jullie de (kruis)dood van de Heer [=dat het nodig was dat Hij ook voor mij stierf] totdat Hij komt.’ (Uit 1 Korintiërs 11
Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof – en dat door het samenleven in een christelijke gemeente onder de verkondiging van Gods Woord en de bediening van Doop en Avondmaal – en wezen hen erop “dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God kunnen binnengaan.” In elke gemeente stelden ze oudsten aan, en na gevast en gebeden te hebben bevalen ze hen aan bij de Heer, in Wie ze hun vertrouwen hadden gesteld.’ (Uit Handelingen 14 de verzen 22-23)

Geciteerd [>]:
> Maar waarom stopte De Vos met evangeliseren? ‘Mijn insteek was zoveel mogelijk mensen redden van de hel. Maar door die focus op de eeuwigheid vergeten we dat we vandaag leven. Het gaat om het hier en nu.’
Opgemerkt: Het gaat in bij de verkondiging van het Evangelie inderdaad en wel degelijk om het nieuwe leven in het hier en nu waar de gelovigen zonder uitstel aan dienen te beginnen. Maar dat kunnen zij ook, want dat hebben en hoeven ze niet te doen uit eigen kracht en vermogens (fysiek of geestelijk) en ze zullen dat ook niet in hun eentje hebben te doen.

> Wat betekent Jezus nog in het verhaal van David de Vos? Die kritische vraag krijgt hij geregeld. Eerder geloofde hij in het klassieke verhaal van verzoening door voldoening: Jezus sterft om de prijs voor de zonde te betalen en het goed te maken tussen God en mens. ‘Het was het enige wat ik predikte: als de mensen dat niet zagen, waren de consequenties groot.’
Opgemerkt: Lees in Kolossenzen 2 wat onze Heer voor ons verwierf aan het kruis. Dat wij als vrije mensen kunnen en mogen leven en liefhebben, onszelf verloochenen, dat is niet omdat wij los zijn van alle aardse begeerten en harstochten, maar omdat we weten dat zij ons niet meer kunnen aanklagen en verdoemen. Daarom kunnen we elke dag weer opnieuw bidden om de liefde en de wijsheid van onze Heer door de kracht van de Heilige Geest en die zal ons geschonken worden zonder verwijt van Gods kant (zie Kolossenzen 2 en Jakobus 1 : 5-8). Dit zal/moet ons ook helpen om nederig schuld te belijden over onze zonden wanneer en waar dat nodig is (zie o.a. en m.n. Jakobus 5 : 13-16).

Brug naar de hemel…
> ‘Natuurlijk gaat het om Jezus’, zegt De Vos nu. ‘Maar niet zozeer als het bruggetje naar de hemel, maar als de fantastische inspirerende persoon die Hij was. Hij laat het karakter van God zien.’ En overal waar liefde is, ziet de voormalige evangelist Jezus terug.
Opgemerkt: Zonder Doop en voortgaand gebed om de Heilige Geest onder voortgaande bediening van Woord, Doop en Avondmaal kan een christelijke gemeente in haar liefdewerken in deze wereld niet tot haar recht [=die werken van liefde, barmhartigheid en vergevingsgezindheid die de Heilige Geest de gelovigen wil laten doen]. Lees 1 Korintiërs 12 en 13 om te begrijpen waarom dat zo is.

Hoge kosten…
> Voor De Vos heeft zijn nieuwe koers hoge persoonlijke kosten. Hij stopt met zijn werk als evangelist en verliest zijn ‘fijne inkomen’. ‘Mijn vrouw en ik zitten thuis na te denken over wat we eventueel kunnen verkopen als het echt moet.’ Toch staat hij achter zijn keuze. ‘Ik kon niet met deze overtuiging mijn zakken blijven vullen.’
Opgemerkt: Jezus zegt: Wie van jullie die een toren wil bouwen gaat niet eerst de kosten berekenen, om te zien of hij wel genoeg heeft voor de bouw? Als hij het fundament gelegd heeft maar de bouw niet kan voltooien, zal iedereen die dat ziet hem uitlachten en zeggen: “Die man begon te bouwen, maar afmaken kon hij het niet.” (Uit Lukas 14 : 25-35 de verzen 28-30).

Nieuwe uitdaging…
> Ondertussen wacht een andere uitdaging. ‘Mijn grootste uitdaging is nu de mensen liefhebben die zo lelijk tegen me doen. Een betere test kan ik niet krijgen.’
Opgemerkt: Lees hierbij de woorden van Paulus in 2 Korintiërs 13 : 4-13.

Lees hierbij ook deze woorden van Dietrich Bonhoeffer: ‘Waar wij helemaal niet aan willen…’

Bron citaten: ND Geloof – ‘David de Vos stopte als evangelist en reageert op kritiek. ‘Mensen buitensluiten wil ik niet meer’’ – door Maaike Legemaat

Wie niet zijn of haar kruis draagt en Mij op Mijn weg volgt, kan niet Mijn leerling zijn.‘ (Uit Lukas 14 uit de verzen 25-35 : 27)

Bron afbeelding: SlideServe

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Wat nut ons een familiedag?

J.C. Ryle weet ons wel* te vertellen wie er (in de familie) tot het huisgezin van God behoren…
*Weet u/jij het ook? Of houden we ons maar beter aan 1 Korintiërs 4 vers 5?!

Vrede kwam Hij verkondigen aan jullie heidenen die ver weg waren en vrede aan hen die dichtbij waren: dankzij Hem hebben wij allen – gedoopte heidenen en gedoopte Joden – door één Geest toegang tot de Vader. Zo zijn jullie geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers net als de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten met Christus Jezus Zelf als de Hoeksteen.‘ (Uit Efeziërs 2 uit de verzen 11-22 : 17-20 – Lees hierbij ook 1 Korintiërs 3, een preek van Paulus aan de gedoopte zuigelingen te Korinthe).

Geciteerd 1: Dit heugelijke samenzijn (1) kwam me weer voor de ogen toen ik een verhandeling las van John Charles Ryle (1816-1900). Hij schrijft in ”Christen-zijn in het dagelijks leven” behartigenswaardige dingen over aardse families, naar aanleiding van Efeze 3:15. Ryle noemt familiebijeenkomsten „één van de weinige plezierige dingen die de val van de mens overleefd hebben.” En verderop: „Alles wat ertoe bijdraagt de familiebanden te verstevigen, moet aangeprezen worden.”

Geciteerd 2: In zijn verhandeling beschrijft Ryle in de voor hem typerende eenvoudige, maar trefzekere bewoordingen wie er tot het huisgezin van God behoren. Zij worden lid door nieuwe geboorte. Het zijn de uitverkorenen Gods, die in teder vertrouwen leren zien op Hem Die de overtredingen en de zonde vergeeft, en Die zelfs voor de zwakste grote ontferming heeft. Hun wacht geen onzekere toekomst, in tegenstelling tot aardse families, waarvan het geluk in veel gevallen na zo’n honderd jaar voorbij is, schrijft Ryle…
Hij roept er daarom met klem toe op om tijdens élke familiebijeenkomst elkaar de vraag te stellen: Behoort u al tot het huisgezin van God? Zo richting het einde van het jaar zullen er de nodige ontmoetingen zijn. Laat deze vraag dan in vele huiskamers klinken.

Opgemerkt: Neem aan dat ze wel weten wie er gedoopt zijn en de genoemde vraag aan gedoopte familieleden stellen is zeer ongepast. We kunnen er wel blijk van geven aan elkaar dat we er ook daadwerkelijk naar léven, dat we lid zijn van Gods huisgezin. En mochten er zijn die daarin nalatig (geworden) zijn, ja dan mogen we – op een gepast moment – elkaar wel aansporen om die nalatigheid na te laten. Mooi om met elkaar op familiebijeenkomsten als leden van het huisgezin van God samen dankbaar Gods lof te zingen met Psalmen en geestelijke liederen.

(1) Een familiebijeenkomst (van de schrijver van het artikel) met het talrijke nageslacht, ergens in een hotel langs een van de grote rivieren, in een zaaltje dat bijna uit zijn voegen barstte vanwege de hoeveelheid aanwezigen, overhandigde de oudste kleinzoon een plant aan (de honderdjarige) oma. Aan elke tak hing een kaartje met daarop van iedere nazaat een wens. Het geschenk symboliseerde haar inmiddels wijdvertakte stamboom.

Lees meer over J.C. Ryle in dit artikel op Refoweb.

Bron citaat: RD Opinie – ‘De ene familie is de andere niet’ – door Pieter Ariese (adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad)

> Passende Bijbeltekst om met elkaar te lezen op een familiedag (met een honderdjarige) is te vinden in 2 Petrus 1 de verzen 12 t/m 21. We lezen daar in de verzen 12-13 en 19-21:

Daarom zal ik jullie hieraan blijven herinneren, hoewel jullie dit alles weten en gegrondvest bent in de waarheid die jullie hebben leren kennen. (2) Maar het lijkt me goed jullie wakker te houden door het telkens opnieuw onder jullie aandacht te brengen zolang ik in deze tent verblijf [=lichamelijk op deze wereld onder jullie ben en met jullie meeleven kan].’ (…) ‘Ons vertrouwen in de (OT-) profeten is alleen maar toegenomen. Ook jullie doen er goed aan jullie aandacht daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de Morgenster opgaat in jullie hart. Besef daarbij dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat, want nooit is profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de Heilige Geest.’
(2) Gegrondvest in de waarheid door (hun/onze) Doop in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en door het eerbiedig luisteren naar de verkondiging van Gods Woord en het deelnemen aan de maaltijden van de Heer, lees hierbij Kolossenzen 2 : 6-15.

Bron afbeelding: YouTube (The Voice of the Lord)

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Waarop baseert zich het geloofsvertrouwen van een gedoopt christen?

Want de Wet is door Mozes gegeven; genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.’ (Uit Johannes 1 vers 17)

Geciteerd: Dus verklaar ik dat de Wet een les en een woord ten leven is, maar alleen voor degene die alles wat zij voorschrijft, naleeft en vervult. Want de Wet laat u heel nauwkeurig zien wat u moet doen. Er staat geschreven: “Door dat te doen zal een mens leven” (Lev. 18:5). Maar waar zijn degenen die dit kunnen? We schieten nog steeds tekort in Gods eis dat ons hart op Hem vertrouwt en dat we volledig op Hem vertrouwen; zo verspelen we onze eeuwige redding. Bovendien verbiedt God ten zeerste dat we van Hem wegvluchten, dat we wanhopen en Hem wantrouwen; maar Hij dringt erop aan dat we vertrouwen hebben in Hem als onze Vader. Maar het is onmogelijk voor mij om dit te doen. Wanneer een verleiding mij overvalt, of ik me op de drempel van de dood bevind, beschouw ik God als de duivel, ja, als een boze God die een wrok tegen mij koestert.

Het is passend dat de Wet en Gods geboden mij de juiste richtlijnen voor het leven geven; ze voorzien mij van overvloedige informatie over gerechtigheid en het eeuwige leven. De Wet is een preek die mij de weg wijst naar het leven, en het is essentieel om deze instructie te onthouden; maar we moeten in gedachten houden dat de Wet mij geen leven geeft. Ze is als een hand die mij de juiste weg wijst; zo’n hand is een nuttig lichaamsdeel. Als ik echter geen voeten, een wagen om in te reizen of paarden om op te rijden heb, zal ik die weg nooit bewandelen.

De hand geeft mij de juiste richting, maar hij zal mijn stappen niet leiden. Zo dient de Wet om de wil van God aan te geven en ons te laten beseffen dat we die niet kunnen houden. Ze maakt ons ook vertrouwd met de aard van de mens, met zijn mogelijkheden en met zijn beperkingen. De Wet is ons gegeven om de zonde te openbaren, maar ze heeft niet de macht om ons van de zonde te redden en ons ervan te verlossen. Ze houdt ons een spiegel voor; we kijken erin en zien dat we verstoken zijn van gerechtigheid en leven. En dit beeld spoort ons aan om te roepen: “O, kom, Heer Jezus Christus, help ons en schenk ons genade om ons in staat te stellen aan de de eisen van de Wet te voldoen!”

Dat is de betekenis van deze woorden van de evangelist: “De Wet is door Mozes gegeven; genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.” Het is alsof hij wil zeggen: De Wet, gegeven door Mozes, is inderdaad een Wet van leven, gerechtigheid en al het goede. Maar veel meer werd volbracht door Christus. Hij komt en vult de lege hand en beurs; Hij brengt de vervulling van de Wetten, voorschriften en eisen met Zich mee. Hij schenkt genade en waarheid, en de middelen die mij in staat stellen het Eerste, het Tweede en het Derde Gebod te houden (‘Eerste tafel’).

Zo verkrijg ik vertrouwen en geloof in God als mijn Vader, en begin ik Zijn naam met een vrolijk hart te loven en te heiligen. Maar waar komt dit vandaan? Het is niet te danken aan mijn eigen kunnen, noch is dit alles bereikbaar door mijn verdiensten en door mijn uitvoering van de werken van de Wet. Nee, we danken het allemaal aan onze verlichting door de Heilige Geest, onze wedergeboorte door het Woord van God [door water en Geest – zie Johannes 3 : 5] en ons geloof in Christus. Deze vervullen ons met een nieuwe Geest, waardoor Gods Woord en de Wet ons welgevallig zijn. Nu verheug ik mij in het gebod om boven alles op God te vertrouwen. Ik voel: ik Doe het; ik ben met de les begonnen en heb het alfabet al onder de knie. De genade van God, die Christus mij heeft geschonken omdat ik in Hem geloof, maakt het Eerste Gebod nu tot een genoegen voor mij.’
[Dr. Martin Luthers Werke (Weimarer Ausgabe) WA 46, 541 e.v. – (vertaling gebruikt: Luthers Works, Amerikaanse editie, Concordia Publishing House, deel 22, p. 143/144]

Leestip: Romeinen 7 (en lees 6 en 8 dan ook maar weer).

Bron citaat: Engelstalig Luthercitaat van 6 november 2025: ‘Luther’s sermon of the Gospel of st. John (37) – http://www.maartenluther.com

Jullie (en wij) waren dood door jullie (onze) onbesneden staat (1), maar God heeft ons samen met Christus levend gemaakt toen Hij ons al onze zonden kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin (en waardoor) wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigt door het aan het kruis te nagelen (2). Hij heeft Zich ontdaan van de machten en krachten, Hij heeft hen openlijk te schande gemaakt en in Christus over hen getriomfeerd.’ (Uit Kolossenzen 2 de verzen 13-15)

(1) Onbesnedenheid van hart kan hier ook worden genoemd.
(2) ‘Wij hebben het vlees met zijn begeerten en hartstochten aan het kruis genageld.’ (Galaten 5 : 24) betekent niet dat wij deze al overwonnen hebben, maar dat ze ons niet meer kunnen aanklagen en verdoemen.

Bron afbeelding: Pinterest

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

‘Wie Gosdens boek leest, begrijpt waarom’…

‘De mens – zijn dagen zijn als het gras,
hij is als een bloem die bloeit op het veld
en verdwijnt zodra de wind hem verzengt;
de plek waar hij stond, kent hem niet meer.’
(Uit Psalm 103 de verzen 15-16)

Geciteerd: De mens heeft toch een opgaande ontwikkeling doorgemaakt van magie, via religie, naar wetenschap? Eerst waren mensen primitief en geloofden ze om het even wat – dat was magisch denken. Daarna gingen ze de wereld zien door een religieuze bril, en was de ontluikende wetenschap een manier om Gods werken te doorgronden. En nu zijn we eindelijk rationeel en kunnen we via wetenschap de échte realiteit leren kennen. Wetenschap is de superieure opvolger én tegenpool van religie en magie.

Dat is inderdaad de gangbaarste, maar niet de behulpzaamste of zelfs de kloppendste manier om te kijken naar de relatie tussen magie, religie en wetenschap, stelt de Britse archeoloog Chris Gosden, emeritus hoogleraar aan Oxford, in zijn boek The History of Magic. Daarin bespreekt hij voorbeelden van magie en sporen van magisch denken. Zijn voorbeelden gaan van 40.000 jaar terug tot aan vandaag, en komen van over de hele wereld. Zo bespreekt hij allerlei vormen van voorouderverering, sjamanisme, begrafenisrituelen, het geloof in spoken, alchemie, astrologie, amuletten…

Magie is, kortom, zo oud als de mens. Wat nieuw is, is de slechte naam die magie de laatste eeuwen heeft gekregen in het Westen, dankzij een succesvolle lastercampagne vanuit de religie en de wetenschap. Maar, zo betoogt Gosden: ‘Elke vorm van menselijk gedrag die zó wijdverbreid is en zó lang aanhoudt, moet wel een belangrijke rol vervullen voor individuen en culturen.’ Magie heeft ons iets te bieden, ook – of juist – vandaag.

Het was je misschien al opgevallen: magie is hot. Je kunt vandaag geen boekhandel meer binnenstappen of je treft een aparte kast aan voor spreuken, toverdranken en volkswijsheden. Mijn lokale Ekoplaza biedt smudge sticks en kristallen aan.

Een niche is het ook niet, als het dat ooit al was. Meer dan de helft van de Nederlanders gelooft in iets paranormaals (zoals contact met de doden, of voorspellende dromen); ons geloof in buitenaardse wezens, spoken, geesten en elfen is de afgelopen veertig jaar verdubbeld.

Wie Gosdens boek leest, begrijpt waarom.

Religie gaat vaak over een god of goden die min of meer onbereikbaar zijn; het draait om mysterie en verwondering. Wetenschap scheidt mens en wereld, en probeert van een afstandje naar de fysieke werkelijkheid te kijken: het doel is begrip en controle. Magie gaat niet om scheiding, maar juist om vervlochtenheid van de wereld en de mens.

Magie gaat er immers van uit dat het universum jou beïnvloedt, én dat jij het universum kunt beïnvloeden. De stand van de planeten bepaalt een deel van jouw lot of karakter, en met jouw spreuken of handelingen stuur jij de wereld een tikje bij. Kortom: mens en wereld zijn intiem met elkaar verbonden.

Opgemerkt 1:Religie gaat vaak over een god of goden die min of meer onbereikbaar zijn‘. Vaak, blijkbaar toch niet altijd… Wat Gods Woord ons aanreikt is al zo oud als de mensheid en daar horen we vanaf het begin dat God Zich intiem verbonden heeft met de mens. Het was de mens zelf die afstand creëerde/nam. Lees het maar na in de boeken van Mozes en daar blijkt dat God Zelf alle moeite heeft gedaan en op Zich heeft genomen om weer met ons verbonden te raken. Lees het maar na in ‘onze Bijbel’, het Oude en het Nieuwe Testament.

Opgemerkt 2: God heeft geen ‘hoge pet’ opgehad (en nog altijd niet) van wat wij mensen hier op aarde met onze kennis en kunde zouden weten te bereiken. Hij heeft Abraham niet opgescheept met de opdracht om de aarde voor Hem door kennis en kunde van de mens voor Hem te veroveren… Ook voor christenen was dat niet de opdracht… AA Hij wist wel wat van Zijn maaksel te verwachten was en is (Psalm 103).

Bron citaat: De Correspondent – ‘Een wereld waarmee we in contact staan, is een wereld vol magie’ – door Bregje Hofman (Correspondent nieuwe goden)

En over de rechtvaardigheid die op grond van het geloof geschonken wordt staat geschreven: “Zeg niet bij uzelf: wie zal opstijgen naar de hemel? – en dat betekent: Wie zal Christus naar beneden brengen? Of: “Wie zal afdalen naar de onderwereld?” – en dat betekent: Christus bij de doden vandaan naar boven brengen. Maar vervolgens zegt Mozes: “Het Woord is dichtbij jullie, in jullie mond en jullie hart” – en dat betekent: de boodschap van het geloof die wij verkondigen is dichtbij jullie. Als jullie mond belijdt dat Jezus de Heer is en jullie hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zullen jullie worden gered (van afhankelijkheid van jullie eigen kennis en kunde). Want de Schrift zegt: “Wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.” En er is geen onderscheid tussen de Joden en de andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen, want er staat (geschreven): “Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.“‘ (Uit Romeinen 10 de verzen 6-13)

Bron afbeelding: A Reason for Hope

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie