Priesterschap van de gelovigen… (IV)

(…) 3 Weet u niet dat wij die ​gedoopt​ zijn in ​Christus​ ​Jezus, zijn ​gedoopt​ in Zijn dood? 4 We zijn door de ​doop​ in zijn dood met Hem ​begraven​ om, zoals ​Christus​ door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. 5 Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. (Uit Romeinen 6)

(…) 11 Zo moet u ook uzelf zien* : dood voor de ​zonde, maar in ​Christus​ ​Jezus​ levend voor God. 12 Laat de ​zonde​ dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. 13 Stel uzelf niet langer in dienst van de ​zonde​ als een werktuig voor het ​onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf* als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de ​gerechtigheid. (Uit Romeinen 6)

* Zie/besef dat dus (zó) op grond van uw doop, niet vanwege een bij en door uzelf of door anderen (eerder en steeds weer) vastgestelde mate van gebleken (zaligmakend) geloof – of nog moeilijker aantoonbaar: uw klaarblijkelijke wedergeboorte!

Doop fundamenteel voor het samenleven en
dienstbaar zijn in en van de gemeente!

(…) 9 Over de onderlinge ​liefde​ hoeven wij u niets te schrijven, want u hebt zelf van God geleerd hoe u in ​liefde​ met elkaar moet omgaan. 10 U doet dat al met alle gelovigen in heel Macedonië, maar, broeders en zusters, wij sporen u aan het nog veel meer te doen 11 en er een eer in te stellen in alle rust uw eigen zaken te behartigen en uw eigen brood te verdienen. Dat hebben wij u opgedragen, 12 opdat u een eerzaam leven zult leiden (ook) in de ogen van hen die niet tot de ​gemeente​ behoren, en u van niemand afhankelijk bent. (Uit 1 Tessalonicenzen 4)

(…) Van groot belang voor ons onderwerp is ook de visie van de Straatsburgse reformator Martin Bucer op de kerk en haar opbouw. Bucer is daar in de verschillende perioden van zijn leven rusteloos mee bezig geweest.

De kerk is voor hem liefdesgemeenschap maar ook tuchtgemeenschap, geroepen tot een heilige levenswandel. Voor de opbouw van de gemeente gebruikt God mensen. Het ambt staat in dienst van de gemeenteopbouw. Maar de nadruk op het ambt gaat niet ten koste van het priesterschap van alle gelovigen.

Evenals bij Luther wortelt Bucers visie op dit koninklijk priesterschap in de Persoon, maar vooral het werk van de Middelaar, Jezus Christus, de Koning der koningen en de Hoogste Priester.

Maar terwijl bij Luther dit priesterschap van alle gelovigen herleid wordt tot de doop, valt bij Bucer de nadruk op het deelhebben aan (1) de zalving van Christus, door de Heilige Geest.

In de Christologie ligt het fundament voor het priesterschap van alle gelovigen. In de Pneumatologie vinden we de stimulans’. Het is de Geest die de gelovigen verbindt aan Christus, hen bekwaam maakt om voor God te leven en hen verbindt tot broederlijke liefde. Zonder de Geest (1), d.w.z. zonder de geloofsband aan Christus, is er geen christen.

Dit priesterschap realiseert zich in de kerk als pneumatische gemeenschap. Veel meer dan Luther ging Bucer dan ook over tot het op de voorgrond plaatsen van de gemeenschap. (2) Zijn arbeid in Straatsburg en Engeland legt daar getuigenis van af. Van ’t Spijker spreekt van een sociaal motief in Bucers beschouwingen inzake het algemeen priesterschap.

(wordt vervolgd!)

(1) ‘wij die ​gedoopt​ zijn in ​Christus​ ​Jezus(Romeinen 6 : 3) wij hebben daarmee ook de zalving met de heilige Geest ontvangen! 

(2) De leden van de gemeente van Jezus Christus  (h)erkennen elkaar wereldwijd op grond van de doop.  Het daadwerkelijk zoeken en praktiseren van christelijk gemeenschapsleven is een vrucht (geen voorwaarde of fundament!) die we in een gemeente kunnen verwachten en vinden (en waarom gebeden mag worden) dáár waar Gods Woord wordt verkondigd en beluisterd en waar in gehoorzaamheid aan dat Woord de Sacramenten worden bediend aan en gebruikt door de gemeente. Waar dat gemeenschapsleven kwijnt of misschien zelfs vrijwel geheel ontbreekt, daar hebben we niet eerst dit gemeenschapsleven beter te organiseren, maar daar zullen we de verkondiging van en het luisteren naar Gods Woord en het juiste zicht op en gebruik van de Sacramenten hebben te herstellen. De oudsten die de gemeente daarin leiding hebben te geven dragen een grote verantwoordelijkheid (zie 1 Timoteüs 5 : 17)

Zie ook ‘Priesterschap van de gelovigen… (I), (Ia), (II) en (III)

Bron tekst:Een koninklijk priesterschap – De betekenis van 1 Petrus 2 : 9 voor de opbouw van de gemeente – Dr. A. Noordgraaf – Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn, 1992.

Bron afbeelding:  Heartlight

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s