Priesterschap van de gelovigen… (I)

(…) Maar u bent een ​uitverkoren​ geslacht, een koninkrijk van ​priesters, een ​heilige​ natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem Die u uit de duisternis heeft geroepen naar Zijn wonderbaarlijke licht. (1 Petrus 2 : 9)

De gemeenschap der heiligen in de kerk

Luther heeft zijn gedachten over het algemeen priesterschap der gelovigen vooral in de jaren 1520-1523 geformuleerd. Dat zijn ook de jaren waarin de tegenstelling tot de rooms-katholieke visie op kerk en ambt steeds scherper en duidelijker naar voren komt. Toch doen we er goed aan in navolging van bekende Luther-kenners als Paul Althaus en Karl Holl te onderkennen, dat het bij Luther maar niet primair gaat om een anti-klerikaal protest, maar om een kerkvisie die ons in het hart van zijn verstaan van het Evangelie brengt.

Het is niet eenvoudig het vele wat Luther her en der over ons onderwerp te berde gebracht heeft in kort bestek samen te vatten. We sluiten ons aan bij de samenvatting die Hans-Martin Barth van Luthers inzichten geeft.

Luther heeft’zijn these ontwikkeld in een situatie die hij ondervond als een noodsituatie. Priester, bisschop en paus verzaakten hun eigenlijke taak n.l. de verkondiging van het Evangelie. Integendeel, zij legden de gelovigen last op last op. In die situatie wendt Luther zich tot de christelijke adel van zijn volk en beroept hij zich op de van Christuswege geschonken vrijheid van de christen. Nood breekt wetten. De christelijke liefde is verschuldigd dat te doen wat de geestelijke leiders verzaken, n.l. de broeder en zuster het Evangelie mee te delen.

Toch wordt Luther niet gedreven door pragmatische inzichten. Hij beroept zich op de Schrift, t.w. de in het vorige hoofdstuk behandelde teksten 1 Petrus 2 : 5, 9; Openbaring 5 : 10. Luther verbreedt dit beroep tot tal van andere Bijbelse getuigenissen, waarbij hij zich laat leiden door het hermeneutische principe om dat wat Christus zijn leerlingen, de apostelen, beveelt, toe te passen op alle christenen. Met name 1 Korinthiërs 12-14 neemt een belangrijke plaats in in Luthers argumentatie. Allen zij wij één lichaam, maar elk lid heeft zijn eigen taak, waarmee hij de ander dient. Zo komt er binnen het algemeen priesterschap ook ruimte voor bijzondere diensten.

Maar waar beslist geen ruimte voor is, is voor een hierarchisch gestructureerde geestelijke priesterstand. In zijn beroemde geschrift Von der Freiheit eines Christenmenschen laat Luther zien, hoe zijn denken over het algemeen priesterschap en zijn verzet tegen de hierarchie wortelt in de Christologie en de leer van de rechtvaardiging. Het evangelie spreekt van de vrolijke ruil tussen Christus, de enige Hogepriester, en Zijn volk. Van de mens neemt Christus de zonde af. Hij schenkt de zondaar het Zijne, n.l. vergeving en gerechtigheid. Voorts bestaat zijn priesterschap daarin dat Hij diegene voor wie Hij gestorven is tot priesters maakt.

Daarom leeft de christen in Christus door het geloof, in de naaste door de liefde. De gewijde priesterstand betekent een ontkenning van de exclusiviteit van Christus’ priesterlijke dienst en een verloochening van het voorrecht van Gods gemeente als priesterlijk volk te mogen naderen tot God.

Dat alles heeft consequenties voor het zijn en het leven van de kerk. Luthers opvatting van het algemeen priesterschap betekent naar de pauskerk van zijn dagen toe een diepgaand protest tegen het kloosterwezen, het monnikendom, de aflaatpraktijken, alsmede het feit dat aan de leken de kelk onthouden wordt bij het Avondmaal. Maar vooral houdt zijn opvatting een diepgaande verandering in van het traditioneel verstaan van het priesterlijk ambt: Het priesterambt (sacerdotium) komt alle gelovigen toe krachtens de doop en het geloof, terwijl aan de priester, respectievelijk de predikant het ministerium is opgedragen. De priester van een gemeente heeft wel een bijzonder ambt, maar geen bijzondere op sacramentele wijding berustende stand.

Luthers opvatting bestaat evenwel niet alleen uit een protest tegen de hiërarchie, maar heeft vooral kerkopbouwende betekenis. Waar mensen binnen de gemeente door de doop voor elkaar priester zijn, impliceert dat een visie op de kerk die sterke nadruk legt op de gemeenschap der heiligen. Daar is geen ruimte voor tirannie en heerschappij over elkaar, maar is men wederzijds geroepen tot dienst. Op welke punten wordt dit priesterschap concreet? Luther noemt in zijn geschriften de persoonlijke biecht ten opzichte van elkaar, het gebed en de voorbede, de offers van lof en dank, de dienst jegens de ander.

Daarnaast uit zich de priesterlijke volmacht van de gelovigen in de competentie de christelijke leer als zodanig te identificeren en van vreemde leringen te onderscheiden. Het zijn de schapen aan wie het recht toekomt te onderkennen of zij de stem van de Herder vernemen. Vooral in zijn geschrift uit 1523 Dasz eine christliche Versammlung oder Gemeine Recht und Macht habe, alle Lehre zu urteilen und Lehrer zu berufen, ein- und abzusetzen zet Luther uiteen hoe een gemeente van Christuswege het recht heeft valse bisschoppen te mijden, maar ook hen te roepen bij wie zij bekwaamheid ontdekt. Men moet, aldus Luther, God niet verzoeken door van Hem te vragen, dat Hij ons predikers uit de hemel zal sturen. Integendeel, men moet hen beroepen en aanstellen, die men bekwaam oordeelt en die God met een verlicht verstand en met de nodige gaven heeft toegerust. Ieder christen is, wanneer het er op aankomt, gezalfd tot priester en heeft Gods Woord.

(Wordt vervolgd.)

Bron tekst: ‘Een koninklijk priesterschap – De betekenis van 1 Petrus 2 : 9 voor de opbouw van de gemeente – Dr. A. Noordgraaf – Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn, 1992.

Bron afbeelding:  Steemit

 

 

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s