‘Ik heb jullie liefgehad zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in Mijn liefde: je blijft in Mijn liefde als je je aan Mijn geboden houdt, zoals Ik me ook aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie om je Mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad. Er is geen groter liefde dan je leven te geven voor je vrienden.‘
(Uit Johannes 15 de verzen 9-13)
Geciteerd 1: De kerk van Christus is niet onzichtbaar. Haar macht en haar bezittingen zijn verborgen voor het oog van de wereld, omdat zij geborgen zijn bij God en alleen in het geloof aanschouwd kunnen worden. Voor het getuigenis van de kerk is echter wel plaats in het leven en in de dood. Zij maakt geschiedenis en heeft daarbij ambten en ambtsdragers nodig.
De zichtbare kerk is nooit rein en onbevlekt. Ze zal altijd een mengsel zijn van heiligen en schijn-heiligen. In tijden van beproeving door acuut gevaar zijn er maar weinigen die ondanks de druk die op hen wordt uitgeoefend standhouden en zich niet in verwarring laten brengen. Slechts een ‘klein hoopje’ zal tot het einde toe volharden.
Dit zijn fundamentele gedachten die Luther reeds in zijn eerste college over de Psalmen naar voren heeft gebracht. Ze zullen van kracht blijven en liggen net zozeer ten grondslag aan de stellingen van de aflaathandel uit 1517 als het artikel over de kerk in de door Melanchton in 1930 geformuleerde belijdenis van Augsburg’
‘Een kind van zeven jaar‘…
In 1537 heeft Luther in zijn Schmalkadische artikelen de kerk opnieuw gewezen op haar werkelijke fundament: ‘een kind van zeven jaar weet, Godlof, wat de kerk is, namelijk de heiligen, gelovigen en de schaapjes die de stem van hun herder horen’.
Geciteerd 2: Een leer over de kerk zou niet behoord hebben tot ‘de fundamentele theologische opvattingen van Luther’. Vanaf de negentiende eeuw tot in onze tijd is deze overtuiging invloedrijk geweest. Aan protestantse zijde heeft het individualisme van de negentiende eeuw en het personalisme van de twintigste eeuw de man uit Wittenberg bewierookt als de onverschrokken individualist en gemeend in hem het prototype te kunnen ontdekken van de moderne mens, die geheel voor eigen verantwoording, naar eer en geweten, in overeenstemming met de eis van de tijd, weet te handelen voor God en voor de wereld en dat ook aandurft.
‘Alleen het kruis‘…
De grote kenner van Luther uit de negentiende eeuw, Theodosius Harnack schreef: ‘Hij kwam in het geheel niet op de gedachte – bij zijn leer van verzoening en verlossing – dat de kerk ook een rol zou kunnen spelen. Als motto koos Harnack een woord van Luther, die Harnacks opvatting ondubbelzinnig scheen te bewijzen – inderdaad een kernachtige zin die Luther kort voor zijn reis naar het wetenschappelijk dispuut (twistgesprek) in Leipzig zijn studenten had ingeprent: Alleen het kruis van Christus opent het Woord van God; het kruis brengt de enige echte theologie. – ‘Crux Christi unica est eruditio verborum dei, theologia sincerissima’.
Geciteerd 3: Wanneer – vanwege dit motto – gelezen dient te worden, dat te midden van aanvechtingen en geloofsvertrouwen de kruiservaring van het individuele geweten de sleutel wordt voor het verstaan van de Schrift, dan moet inderdaad de conclusie luiden dat (in Luthers theologie) niet alleen de paus zijn ambt maar ook de kerk haar plaats verloren heeft.
Geciteerd 4: In het katholieke onderzoek heeft deze visie op een geheel eigen wijze al lang (en eerder) ingang gevonden. Hier hoort men over de eenzame monnik, die voor zichzelf een genadig God zocht en daarbij kon doordringen tot diepe ervaringen en hoogdravende ontdekkingen kon doen. Maar helaas – aldus het voorbehoud van Hubert Jedin – toonde Luther geen enkele interesse voor de kerk.
Geciteerd 5: Het woord van de kruistheologie staaft nog de protestants individualistische, nog de katholieke-subjectieve interpretatie. Echte theologie staart zich niet blind op topprestaties van eigen wijsheid en bouwt niet op het in moreel opzicht veeleisende streven naar geloofwaardigheid en eigen gerechtigheid. Ze verwerpt daarom ook – aldus de conclusie van Luther – de behoefte aan macht en leiding in de concurrentie tussen patriarchen, bisschoppen en monniken.
‘De eenheid van de kerk‘…
Kruistheologie keert terug naar de eenheid van de kerk die gelegen is in de verkondiging van het Evangelie (mee door de bediening van de Sacramenten – AJ) en in het gehoorzamen aan het gebod van God (= ‘Doopt hen en leert hen onderhouden al wat ik u bevolen heb‘ – AJ)
Geciteerd 6: Luther staat niet voor het alternatief ‘waarheid in plaats van eenheid’, ‘geweten in plaats van instituut’, ‘individu in plaats van gemeenschap’. De belijdenis aangaande de kerk als gemeenschap van heiligen in de Grote Catechismus van 1529 zou de katholieke en protestantse verkeerde voorstelling van zaken (betreffende Luther’s kerkleer) al hebben moeten uitsluiten.
Kerk(-zijn) is namelijk ‘eendrachtig in de liefde en zonder verval en scheiding‘. Luther heeft van het begin af aan er voor gestreden de kerk van het geloof in de kerk van zijn dagen terug te halen. De zichtbare, bestaande kerk moet gemeten worden aan de opdracht van haar Heer. (1)
‘Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zo veel ontferming en medelijden, maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.‘ (Uit Filippenzen 2 de verzen 1-8)
(1) Opgemerkt AJ: Dat meten (van zichzelf) gebeurt in en door de betrouwbare verkondiging van heel Gods Woord aan de gemeente(n) en ook in en door de toetsing van dat verkondigde Woord door de leden van de gemeente en dat (alles) onder de leiding van door de gemeente gekozen ambtsdragers. Hoe het gehoorde Woord in het dagelijks leven van de gemeente in praktijk zal worden gebracht is een eerste verantwoordelijkheid van ieder individueel lid, al kunnen de ambtsdragers (en/of andere broeders en zusters) de leden van de gemeente wel – met Gods Woord in de hand – aanspreken op hoe deze hun Christelijke verantwoordelijkheid al of niet in praktijk brengen.
Zie ook: ‘De kerk van Christus en de ‘kruistheologie’ van Luther… (II)‘ en (slot) en ‘Bijbelse “kruistheologie”…‘
Bron citaten: “Hoofdstuk IX. De Christenheid tussen God en duivel” in ‘Luther, mens tussen God en duivel‘ van Heiko A. Oberman (bij leven hoogleraar kerkgeschiedenis).