‘Verberg Uw gelaat en zij bezwijken van angst,
ontneem hun de adem en het is met hen gedaan,
dan keren zij terug tot het stof dat zij waren.
Zend uw adem en zij worden geschapen,
zo geeft U de aarde een nieuw gelaat.’
(Uit Psalm 104 de verzen 29-30)
Geciteerd 1: Ten slotte wordt vaak geopperd dat de reusachtige oerdieren niet in de ark zouden hebben gepast. Maar ook dat argument is niet steekhoudend, om twee redenen. Uit onderzoek naar de groeisnelheid van een langnekdino als de apatosaurus blijkt dat hij na vijf jaar ongeveer zo groot is als een koe of stier. Daarna start er een groeispurt, die afvlakt na dertien jaar. Het beest is dan ongeveer 5,5 ton zwaar. Noach kon dus in de ark met gemak een aantal jonge dino’s meenemen.
Geciteerd 2: Bovendien is het volgens de auteurs aannemelijk dat na de zondvloed door micro-evolutie razendsnelle soortvorming heeft plaatsgehad. Uit een beperkt aantal basissoorten die in de ark de zondvloed hebben overleefd, zouden verschillende nieuwe dino-ondersoorten zijn ontstaan.
Opgemerkt 1: Alhoewel blijkt uit archeologische en geologische vondsten dat ‘dino’s’ en de mens gelijktijdig hebben geleefd kunnen we ons wel afvragen of we alle schepselen van na de zondvloed moeten zien als afstammelingen van de schepselen zoals die al bestonden voor de zondvloed (1)
Opgemerkt 2: Aanleiding tot het maken van de eerste opmerking is wat ik onlangs nog weer las (op aanwijzing van een emeritus predikant) in het boek ‘Genesis Exodus (deel uit de serie ‘De Voorzeide Leer‘, van ds. C. Vonk), daar vinden we over de zondvloed geschreven:
De hoofdstukken over de zondvloed prediken ons het Evangelie van God die lust heeft in het behoud van deze wereld en van ons mensenleven. (2) Men leze ze niet ter beantwoording van geohistorische en biologische vragen Welke bedoeling Gods Geest wél met deze hoofdstukken had voor Israël en voor ons, zien we, wanneer we letten op de droefheid Gods vanwege de ontaarding en boosheid van Zijn mensen…
(…) In zo’n wereld zou Noach’s gezin, een kerkje van maar acht zielen, verdronken zijn, had God het niet verhoed door die wereld zelf te verdrinken. Op die manier spreekt Petrus er ook over. Zoals de Doop ons, voormalige heidenen, gered heeft van de ondergang in het heidendom van onze voorouders, zo heeft het water van de zondvloed Noach en de zijnen gered van de goddeloosheid van hun tijdgenoten (zie 1 Petrus 3 : 19-21 en ook Galaten 3 : 27-28)
(…) We moeten niet menen dat de Schrift het woord “scheppen” zó gebruikt, dat God volgens haar vandaag niet meer scheppen zou. Die mening moge bij ons ingang gevonden hebben, op verklaarbare manier, (zoals eerder aangegeven), maar de Schrift steunt haar niet, nee, ze weerspreekt haar! Het woord “bara”, dat scheppen betekent en door de Schrift nooit anders gebezigd wordt dan van God, komt wel terdege ook na Genesis 1 voor en dan niet alleen te herinnering aan het in Genesis 1 verhaalde werk van God. <Dan volgen er een heel aantal Schriftplaatsen (3)>. (…) Wij leren hieruit, dat wat de HEERE volgens Genesis 1 deed en thans nog doet – Hij formeert van ogenblik tot ogenblik voor ons het licht, drenkt de bergen uit Zijn opperzalen en doet het gras uitspruiten voor de beesten – vrij mag worden aangeduid met dat ene woord “scheppen”.
(1) Het lijkt me niet ‘tegen de Schrift’ om aan te nemen dat bijvoorbeeld de oerwouden en de koraalriffen met hun enorme en bijzondere soortenrijkdom toch (deels) kunnen worden toegeschreven aan Gods ‘scheppen van een nieuw gelaat op aarde’ (Zie Psalm 104 de verzen 29-30).
(2) Het Bijbelboek Genesis werd geschreven voor Gods volk (toentertijd eerst alleen nog het volk Israël). Het lezen van het hierboven genoemde boek als inleiding op het lezen van het Bijbelboek Genesis kan en wil ik de lezers van harte aanbevelen, maar er is recent ook een brochure verschenen (zie hieronder) die zeker ook aan te prijzen valt als een goede hulp bij het lezen van Genesis (H1-H11).
(3) O.a. ook Psalm 51 : 12 en aan deze tekstverwijzing wil ik zelf dan nog toevoegen Galaten 6 : 15 (onder verwijzing naar Galaten 3 : 27-28) en aan de andere (OT) tekstverwijzingen Psalm 104 de verzen 29-30.
NB. Wanneer we aan het water van de Doop en aan het brood en de wijn van het Avondmaal net zoveel scheppende (en regeneratie) kracht toekennen (vanwege Gods inbreng natuurlijk) als aan het scheppende Woord van God, dan zijn we in lijn met de Schrift. We kunnen de woorden uit Jesaja 55 : 10-11 ook helemaal van toepassing achten op het werk van de heilige Geest en het werk van onze Heer Jezus Christus (m.n. vers 11).
Boek ‘Inleiding Genesis Exodus‘: Lees meer over deze serie via deze link.
Brochure (Genesis H1-11): Zie de publicatie(s) op deze website.
Bron citaten 1-2: ‘Hoe dino’s passen in een christelijk wereldbeeld‘ – Bart van den Dikkenberg – RD Cultuur & boeken.