Door Gód tot enkelingen gemaakt… (IV)

Wie mij volgt, maar niet haat zijn vader en moeder en vrouw en ​kinderen​ en broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, kan niet mijn ​leerling​ zijn. Wie niet zijn ​kruis​ draagt en mij op mijn weg volgt, kan niet mijn ​leerling​ zijn. (Lukas 14 : 26-27)

(…) Omdat echter het bedrog, dat ons de waarheid verbergt, gehaat moet worden, daarom moet de directe verhouding tot de natuurlijke feitelijkheden van het leven gehaat worden, ter wille van de Middelaar Jezus Christus.

Waar ook maar een gemeenschap (huwelijk, gezin, familie, gemeente, bedrijf, etc.) ons erin hindert voor Christus een enkeling te zijn, waar ook maar een gemeenschap aanspraak maakt op directheid, daar moet die om Christus’ wil gehaat worden; want iedere directe verhouding is, bewust of niet, haat tegen de Middelaar Christus, ook en juist daar waar ze christelijk verstaan wil worden.

Het is een grote dwaling van de theologie, wanneer ze het Middelaarschap van Jezus tussen God en mens gebruikt om de directe verhouding van het leven daarmee te rechtvaardigen.

Is Christus de Middelaar, zo zegt men, dan heeft Hij daarmee de zonde van al onze directe verhoudingen tot de wereld gedragen en ons daarin gerechtvaardigd. Jezus is onze Middelaar voor God, opdat wij weer met een goed geweten een directe verhouding tot de wereld kunnen hebben, tot de wereld die Christus kruisigde. Daarmee is de liefde tot God met de liefde tot de wereld onder één noemer gebracht.

De breuk met de feitelijkheden van de wereld wordt nu tot een ‘wettisch’ misverstaan van de genade van God, die ons deze breuk juist zou willen besparen. Uit de woorden van Jezus over de haat tegen de directe verhouding wordt nu het vanzelfsprekende, vrolijke ja tot de ‘door God gegeven werkelijkheden’ van deze wereld. Uit de rechtvaardiging van de zondaar ontstaat opnieuw de rechtvaardiging van de zonde.

De door God gegeven werkelijkheden’ bestaan er voor de volgeling van Jezus alleen door Jezus Christus. Wat mij niet door Christus, de mensgewordene, gegeven is, is mij niet door God gegeven. Wat mij niet om Christus’ wil gegeven is, komt niet van God.

De dank voor de gaven van de schepping vindt zijn grond in Jezus Christus; en de bede om genadige bewaring van dit leven geschiedt om der wille van Christus. Waarvoor ik niet kan danken om Christus’ wil, daarvoor mag ik helemaal niet danken, dat wordt mij tot zonde.

(Wordt vervolgd!)

Petrus​ begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd.‘ (Markus 10 : 28)

Zie ook:  Door Gód tot enkelingen gemaakt… (I)(II), (III)

Bron tekst:  Navolging – ‘De navolging en de enkeling‘ – Dietrich Bonhoeffer (Uitgeverij Ten Have, vijfde druk)

Bron afbeelding:  SlidePlayer

 

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis, Huwelijk en gezin. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s