‘Jezus zei tegen hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan en volg Mij.‘ (Matteüs 19 : 21)
(…) Het is waar: er stelt zich inderdaad iets tussen de door Christus geroepene en de situatie van zijn natuurlijke leven. Maar dat is geen grimmige levensverachter, dat is geen wet van de vroomheid, maar het is het leven en het Evangelie zelf, het is Christus zelf. Hij heeft zich met zijn menswording tussen mij en de situatie van de wereld geplaatst. Ik kan niet meer terug. Hij staat ertussen.
Hij heeft de geroepene elke directheid ten aanzien van deze situatie ontnomen. Hij wil het middel zijn, alles moet alleen door Hem gebeuren. Hij staat niet alleen tussen mij en God, maar daarmee staat Hij juist ook tussen mij en de wereld, tussen mij en de andere mensen en dingen. Hij is de Middelaar, niet alleen tussen God en mens, maar ook tussen mens en mens, tussen mens en werkelijkheid.
Omdat de hele wereld door Hem en tot Hem geschapen is (Johannes 1 : 3; 1 Korintiërs 8 : 6; Hebreeën 1 : 2), daarom is Hij de enige Middelaar in de wereld. Sedert Christus is geen directe verhouding van de mens meer mogelijk, noch ten opzichte van God, noch ten opzichte van de wereld; Christus wil de Middelaar zijn.
Weliswaar bieden zich genoeg goden aan, die de mensen directe toegang verlenen, weliswaar probeert de wereld met alle middelen een directe verhouding ten opzichte van de mens te verkrijgen, maar juist daarin bestaat de vijandschap tegenover Christus, de Middelaar. Goden en wereld willen Christus ontrukken wat Hij hun geroofd heeft, namelijk enig en alleen direct tegenover de mens te staan.
De breuk met de directe verhoudingen van de wereld is niets anders dan het kennen van Christus als de Zoon van God, de Middelaar. Het is nooit een willekeurige daad wanneer een mens zich ter wille van een of ander ideaal losmaakt van de bindingen van de wereld en daarmee een kleiner ideaal ruilt voor een groter. Dat zou dweperij zijn, eigenmachtigheid, ja, zelfs wederom een directe verhouding tot de wereld.
Alleen de erkenning van een voldongen feit, namelijk dat Christus de Middelaar is, scheidt de discipel van Jezus van de wereld van de mensen en van de dingen.
(Wordt vervolgd!)
‘Toen de jongeman dit woord gehoord had, ging hij bedroefd weg, want hij had veel bezittingen.‘ (Matteüs 19 : 22)
Zie ook: Door Gód tot enkelingen gemaakt… (I), (III), (IV)
Bron tekst: Navolging – ‘De navolging en de enkeling‘ – Dietrich Bonhoeffer (Uitgeverij Ten Have, vijfde druk)