* Die brengen een cruciaal (!) verschil aan het licht…
‘De rechtvaardige zal door zijn geloof leven‘
(Uit Habakuk 2 vers 4b)
Geciteerd 1: Het feit dat de vragen van Voetius, waarin het avondmaal niet ter sprake komt, soms ook gebruikt worden bij het belijdenis doen wordt door dr. Verboom niet genoemd. Maar uit wat hij schrijft, kan ik alleen maar concluderen dat daar bij hem helemaal geen plaats voor is.
Eigenlijk vind ik het jammer dat de belijdenisvragen zoals die zijn vastgesteld door de generale synode 1959 van de Christelijke Gereformeerde Kerken – vragen die oorspronkelijk een voorstel waren van wijlen prof. L. H. van der Meiden – niet genoemd worden. Daar luidt de vraag met betrekking tot het avondmaal: „Of gij ook begeert ’s Heeren dood te verkondigen tot versterking van uw geloof.” Daar wordt enerzijds aangegeven dat er een verband is tussen belijdenis en avondmaal en anderzijds dat er ruimte kan zitten tussen die twee: iemand is nog niet aan het avondmaal toe, om welke reden dan ook; maar er is wel een begeerte om de dood des Heeren te verkondigen.
Opgemerkt 1: De schrijver wil degene die zijn geloof belijdt toch nog ruimte geven om te zien op zichzelf en niet op Christus alleen*, maar die ruimte geeft Gods Woord de (aarzelende) belijders niet. Gelukkig niet!
Geciteerd 2: Zij achten zich „een licht voor degenen die in duisternis zijn”: zo wordt ons duidelijk de houding geschilderd van de Judaïst in zijn verhouding tot de heidenen; de Jood steunt op zijn Jood-zijn, op zijn kennis van de wet, dat is op zijn subjectief geloofsleven: ook hij eert dus het schepsel boven den Schepper. En nu wijst Paulus het zwakke punt aan in dit geloof: als iemand op zijn eigen geloofsleven vertrouwt, dan steunt hij op een wankel fundament; dan bouwt hij zelfs op een ondeugdelijk fundament. Wánt het leven zelfs van de gelovige Jood is niet zo, dat hij er op steunen kan – en de gelovige Jood zal zich dan ook vroeg of laat van die zonde bekeren. Indien het geloofsleven als leidend element in heel het leven volmaakt was, dan zou hij er op kunnen steunen, bij wijze van spreken. Natuurlijk zou hij het juist dan niet doen, want de volmaaktheid van het geloof komt juist daarin uit, dat het niet op zich zelf vertrouwt.
Opgemerkt 2: Aangaan aan het Avondmaal is belijden ‘ik vind niets bij mijzelf, dan geloof’!
Geciteerd slot: Wanneer we ons geloof belijden dan zeggen we: Ik geloof niets minder, hoewel ik een zondaar ben. Want mijn geloof moet verheven zijn boven alles wat is en niet is boven zonde en deugd en boven alles. Opdat ik mij puur en zuiver alleen aan God houd, zoals het eerste gebod mij duidelijk leert.
* Nog opgemerkt: “Of gij ook begeert ’s Heeren dood te verkondigen tot versterking van uw geloof.” Stel je voor dat je een anorexia-lijder zegt graag in leven te blijven en ook wil erkennen/verklaren dat hij of zij dan wel moet eten (gezonde maaltijden gebruiken) om in leven te blijven en dat hij/zij daarna de ruimte vraagt om toch niet te eten en gebruik te maken van gezonde maaltijden. Dan ga je zo iemand toch niet de ruimte geven om tegen z’n eigen verklaring(en) in te gaan. Nee, dan ga je die – om levenswil! – helpen om die te houden!
Bron citaat: RD Cultuur & boeken – ‘Van doopvont naar avondmaal’ – Ds. J. Westerink
Bron citaat 2: “Evangelie contra evangelie – Joden en Grieken in het Nieuwe Testament” van prof. dr. K.J. Popma (1903-1986) – Zie blog: Paulus strijd tegen de “Judaïstische interpretatie” van het OT… (II)
Bron citaat slot: Woorden van Maarten Luther (uit een Luthercitaat van http://www.maartenluther-com – Betbüchlein, 1522, vgl. WA 10.2, 389, 24 – 391, 6)
Bron afbeelding: RZayKLiu – WordPress-com