‘Ik ken mijn wandaden, ik ben mij steeds van mijn zonden bewust, tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd*, ik heb gedaan wat slecht is in Uw ogen. (…) maar U wilt dat waarheid mij vervult, U leert mij wijsheid diep in het hart. (…) ‘De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.‘ (David in Psalm 51 daaruit de verzen 5-6, 8 en 19)
Wie onder de verkondiging van Gods Woord komt – ook (al) bij de Doop – krijg te horen dat er geen zelfrechtvaardiging mogelijk is en dat vergeving een genadige weldaad is, die God ons bewezen heeft in en door Zijn Zoon Jezus Christus (zie o.a Romeinen 3 de verzen 19-31).
Geciteerd: De verzoening met God is onlosmakelijk verbonden aan de verzoening met onze naaste(n). We zullen dan in het aangezicht van de ander God ontdekken. In dit artikel beschrijf ik (dr. M.J. Kater) een praktisch voorbeeld van hoe dit thema uitgewerkt kan worden in de verkondiging.
Ongehoord
Het is wel een heel bijzondere uitdrukking die de aandacht trekt in de geschiedenis van Jakobs terugkeer naar het land van de belofte. Jakob zegt namelijk iets ongehoords tegen Ezau: ‘Ik heb uw aangezicht gezien als het aangezicht van God.‘ (Genesis 33 vers 10). Dat is een uitdrukking waarbij je jezelf afvraagt: Lees ik het wel goed? Juist dat verrassende mag doorklinken in de prediking.
Hoe preken we over de verzoening in het licht van deze ontmoeting van deze twee broers. Samenvatting: door met andere ogen te leren kijken naar de ander. Of iets minder suggestief en dichter bij de tekst: Het aangezicht van de ander zien als het aangezicht van God. Daarbij zijn er twee hoofdlijnen vanuit deze geschiedenis uit te werken: 1. wanneer ik jou aankijk, klaag je me aan. 2. wanneer jij mij aanziet voel ik me bevrijd. Enkele aandachtspunten voor het reflecteren en mediteren.
Rode draad
Het is zaak om vanuit de tekst te beginnen. Als Jakob immers speekt over ‘als het aangezicht van God’, dan roept dat de vraag op hoe Jakob dan weet wat het aangezicht van God is. Zo komen we via Pniël bij de ontmoeting tussen de broers. Het centrale woord in de tekst is het woord ‘aangezicht‘. Dat woord vormt een rode draad in deze geschiedenis. Het verdient de aanbeveling om de Schriftlezing te beginnen bij Genesis 32 vers 20 en dan door te lezen tot Genesis 33 vers 11. Voorafgaand aan de Schriftlezing is het aan te raden om even de voorafgaande geschiedenis met enkele woorden te typeren: het abnormaal grote geschenk dat Jakob in drie porties vooruitstuurt om Ezau gunstig te stemmen.
‘Ik heb uw aangezicht gezien alsof ik het aangezicht van God zag.‘
(Genesis 33 vers 10)
De belijdenis in de tekst is een wonder. Wat is de situatie waarin God Jakob tegenkomt en hem als Jakob in de houdgreep neemt bij de Jabbok? Dát is de situatie waarin de verkondiging mag klinken: daar waar een mens bezig is het aangezicht van de ander te bedekken (verzoenen!). Zo staat het er letterlijk (32 vers 20).
De bedoeling van dit bedekken van het aangezicht van Ezau? Dat Ezau het ‘aangezicht van Jakob’ zal aannemen. Dat is de Hebreeuwse uitdrukking voor: hem wil vergeven.
Ontlopen
Dat brengt ons bij het ontmaskerende van de Pniëlgeschiedenis, waarin Jakob het aangezicht van God ontmoet. Jakob is bezig het aangezicht van Ezau te ontlopen. Hij wil Ezau niet in de ogen kijken. Die ogen klagen hem aan en hij probeert deze aanklacht het zwijgen op te leggen door een vracht cadeaus. Iemand monddood maken door geschenken en als die ander je dan toch niet wil vergeven, dan ligt de schuld… bij de ander.
Worsteling
Ontmaskering in de ontmoeting met God maakt de weg vrij naar de ander. God was hem verrassend genadig in Pniël en zo ervaart hij in Ezau’s handelen, niet in het minst door de omhelzing van zijn broer, iets van Gods aanwezigheid (aangezicht). Het mooie is dat de Hebreeuwse stam voor ‘worsteling’ (met God) en ‘omhelzing’ (door Ezau) dezelfde is. Zo komen twee aangezichten bij elkaar. Vijf werkwoorden typeren Ezau’s handelen (33 vers 4). ‘Als het aangezicht van God‘: we herkennen er de vader in de gelijkenis van de verloren zoon in, wanneer deze zijn zoon ziet. Als Ezau hem zo genadig aanziet is Jakob bevrijd van een loden last.
Geef aandacht aan de context van de hoorders. Is er iemand onder u die u liever ontloopt, die u liever niet (meer) onder ogen komt? Voeg daaraan toe dat het niet gaat om iemand die ons bedreigt, maar om iemand die wij beschadigd hebben. Die vraag kan terugkeren aan het eind van de preek, maar dan gepaard gaan met de verkondiging: ‘om naar hem of haar toe te gaan met het besef dat verzoening geen recht meer is, kwam God u nu tegemoet’? De klem? De onmogelijkheid dat het liefhebben van God samengaat met het haten (ontlopen en mijden) van een broeder (1 Johannes 4 vers 20).
NB. Zie haten als iemand die plaats niet gunnen en geven die hij of zij volgens Gods Woord in huwelijk, gezin, familie, gemeente en/of op werk en in samenleving behoort te hebben of weer te krijgen. En daarmee zijn we dan tegelijk ook haters van God.
Bron citaat: De Waarheidsvriend – ‘De verzoening verkondigen blijft noodzakelijk (2) – Gods aangezicht in de ander’ – door dr. M.J. Kater
* Graag geef ik hier nog ter overdenking waarom David hier zegt ‘tegen U alleen heb ik gezondigd‘ en daarin niet ook andere mensen betrekt bij wie hij ‘in de schuld stond’. Romeinen 3 de verzen 19-31 kunnen ons m.i. daarbij helpen.
Persoonlijke notitie: onderstaande schreef ik op 1 januari 2018 (nog voordat in februari 2018 de echtscheiding officieel zou worden ingeschreven bij de gemeente Rijswijk (ZH)):
In dit nieuwe jaar wil ik je graag begroeten met deze nieuwjaarsbede/-wens al zou ik het natuurlijk liever in persoonlijke ontmoeting met jou en de kinderen en kleinkinderen hebben gedaan. Zoals je hebt kunnen opmerken heb ik de afgelopen tijd en ook nu nog weer gestreden voor het behoud van ons huwelijk, op mijn manier…
Maar, zeker ook zoals jij eerder gestreden hebt voor ons huwelijk, namelijk door te luisteren naar Gods Woord, door gebed en door mij en de kinderen op te wekken om (weer) samen naar Gods huis te gaan…
Zondagmiddag heb ik de Oudjaarsdienst bijgewoond in de Oude Kerk hier in Barneveld en daar preekte ds. P. Molenaar over Jakob te Pniël: Wij ontvangen een andere identiteit een andere naam: Jakob wordt Israël.
Genesis 32 vers 28: ‘Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen.’
Zoals je weet hangt dat schilderij van Jakob te Pniël nog steeds in ons nieuwe huis…
Jakob’s strijd wordt gevoerd in het nachtelijk duister, maar wanneer in het ochtendschemer de opgaande zon zich aankondigt, zegt Jakob: ‘Ik laat u niet gaan tenzij dat Gij mij zegent.‘
Laten we de goede strijd om Gods zegen over ons persoonlijk leven en over dat van ons samenleven in huwelijk en dat van ons gezin van onze kinderen en kleinkinderen en familie en broeders en zusters niet opgeven!
Ook dit jaar niet! Laten we elkaar toch zegenen door het behoud van ons huwelijk! (maar zie het PS).
PS. Deze geloofsbelijdenis uit het nieuwjaar-Luthercitaat van vandaag wens ik ons/jullie allen toe!
(…) Ik geloof niets minder in God, als ik ook door alle mensen verlaten en vervolgd zou worden.
– Ik geloof niets minder, als ik ook arm, onwetend, ongeleerd, veracht zou zijn en ik ook aan alles gebrek zou hebben.
– Ik geloof niets minder, hoewel ik een zondaar ben. Want mijn geloof moet verheven zijn boven alles wat is en niet is – boven zonde en deugd en boven alles. Opdat ik mij puur en zuiver alleen aan God houd, zoals het eerste gebod mij duidelijk leert.
– Ik begeer van Hem ook geen teken om Hem te verzoeken.
– Ik vertrouw onveranderlijk op Hem, hoelang Hij ook uitstelt. En ik schrijf Hem geen doel, tijd, maat of manier [van verhoring] voor, maar geef alles over aan Zijn Goddelijke wil met een vrijwillig en oprecht geloof. (…)
Bij de afbeelding: Uitspraak van Ad de Boer tijdens laatste gemeentevergadering: ‘Verzoening is core-business van de kerk.’
Bron afbeelding: Ad de Boer on Twitter