Geloof of (‘stiekem’) toch nog een (eigen) oordeel…

Wat moeten wij doen? Hoe doen we wat God wil?
(Uit Johannes 6 de verzen 25-40 vers 28)

Geciteerd: De gesprekken met de belijdeniscatechisanten vragen om pastorale wijsheid en fijngevoeligheid.(a) Wij zien slechts de buitenkant: de een zal het goed kunnen verwoorden terwijl het achteraf toch oppervlakkig blijkt te zijn, de ander kan het moeilijk verwoorden maar blijkt toch een diep geloofsleven te hebben. Wij zien aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan! Daarom heeft de kerk de eeuwen door gezegd: wie het christelijk geloof belijdt en overeenkomstig de afgelegde belijdenis leeft, moet naar het oordeel der liefde voor een oprecht christen worden gehouden (zie Dordtse Leerregels III-IV, 15). (b)

Anderzijds zijn er ook belijdende leden die het vanzelfsprekend vinden om aan te gaan. Ze denken: we zijn ertoe verplicht en wanneer we niet deelnemen, horen we er niet bij. Duidelijk is dat dit geen deugdelijke grond voor deelname aan het heilig avondmaal kan zijn. Je gaat niet met anderen mee „omdat het zo hoort”, maar omdat er in het hart een verlangen, een hunkeren (c) is naar de Bruidegom. Wie de Bruidegom niet kent (d), kan en mag (nog) niet deelnemen aan de maaltijd van de Bruidegom.

Concreet: het consistorie heeft opzicht en toezicht te houden op de (aanstaande) belijdende leden. Hebben we in het verleden geen mensen toegelaten (e) die daar (nog) niet aan toe waren? Die op lichtvaardige gronden hun jawoord gaven, wat nu helaas aan hun levenswandel te zien is?

Nog een punt vraagt aandacht. Zonder de indruk te wekken dat we mensen na hun eerste avondmaalsgang moeten examineren, hebben we als ouderlingen wel de dure plicht deze mensen pastoraal te begeleiden. Het is niet wenselijk dat hierover pas veel later gesproken wordt in een regulier huisbezoek. Dat kan wel een halfjaar later zijn. Heb dus ook pastorale zorg voor de leden die voor het eerst deelnamen aan de tafel des Heeren. Wat kan het ons goed doen wanneer ze ons iets in vertrouwen willen delen over de zegen die ze ontvangen hebben in het heilig sacrament. (f)

Opgemerkt 1: Helaas bevat het verhaal van deze predikant verschillende tegenstrijdigheden en dat valt toch een zeer verdrietige zaak te noemen, want het gaat hier om het goed begrijpen en in praktijk brengen (toepassen) van het meest cruciale dat van ons gevraagd wordt in en door Gods Woord: Geloof alleen!

Opgemerkt 2: Niet ‘het oordeel der liefde’ is bepalend om iemand voor een (‘oprechte’) (mede)Christen te houden, maar ons geloof! Wij geloven en aanvaarden onze Doop en de Doop van onze broeders en zusters én die van onze kinderen, net zoals wij één heilige, algemene Christelijke Kerk geloven en aanvaarden! We geloven en belijden daarmee de waarheid! Luther heeft dat heel klip en klaar – niet voor tweeërlei uitleg vatbaar – onder woorden gebracht in zijn preek over Psalm 65. En die preek werd gehouden in 1534! Zie de link naar zijn woorden onderaan. Het geloof aanvaard voor vast en zeker wat we niet zien en bewijzen kunnen! (Zie ook Hebreeën 11 vers 1).

Opgemerkt 3: Het is dus in de gemeente van onze Heer Jezus Christus zó dat daar kinderen van God (jong en oud!) zich laten onderwijzen in en door Gods Woord (zondags, dagelijks, op school en tijdens de catechisaties) en bij dat onderwijzen – of dat nu de ouders thuis zijn of op zondag de predikant, etc. – leren zij/wij allen, dus ook de onderwijsgevenden!, altijd ook mee en soms nog meer dan dat we/ze ons en onze kinderen/jeugd al kunnen meegeven (laten begrijpen). God gunt Zijn kinderen een leerweg en die is in ieders leven uniek! En er zijn kinderen van God die zelfs hun Doop niet kunnen leren begrijpen, maar daarom niet minder kinderen van God zijn dan wie dan ook. Juist voor zulke kleinen in het koninkrijk van God sprak onze Heer de woorden: ‘maar de kleinste in het koninkrijk van God is groter dan hij‘, groter dan Johannes de Doper, die door Jezus als grootste profeet van het Oude Testament werd aangewezen (zie Lukas 7 vers 26-30)

Opgemerkt 4: Het is Bijbels gezien helemaal juist om van de jeugd te verwachten – en hen dat zelf ook leren te begrijpen! – dat zij belijdenis van hun geloof zullen afleggen na het doorlopen van het ‘standaard catechisatieonderwijs’. Ze kunnen de waarheid, die ze van kinds af aan gehoord en geloofd hebben, nu alleen nog door (hun) ongeloof (nu willens en wetens!) afwijzen. Wanneer ze na al dat onderwijs besluiten om geen belijdenis van hun geloof af te leggen, dan miskennen ze in ongeloof de waarachtigheid van hun Doop* en van al het Evangelie-onderwijs dat ze thuis en in de kerk ontvangen hebben. En dát is ongeloof! Niet een bewijs van vrome nederigheid of van een onvermogen tot zelfbeoordeling*, want dat vraagt het Evangelie niet van ons! Bij het aangaan aan het Avondmaal wordt geloof – Christelijk geloof! – en een eerbiedig aangaan van ons gevraagd, meer niet!

* Natuurlijk kan het helaas ook zo zijn dat ze de Goddelijke waarachtigheid van hun Doop niet hebben leren zien en begrijpen uit Gods Woord vanwege het onderwijs dat ze gekregen hebben thuis en/of in de kerk en/of op school en/of op catechisatie.

Opgemerkt 5: Dat de zaak van geloof en belijdenis doen en aangaan aan het Avondmaal zo (eenvoudig) is als hier wordt voorgesteld, dat wordt bevestigd door Jezus dankbare woorden bij het geloof van een Romeinse centurion, bij de Kananese vrouw, de Samaritaanse vrouw bij de bron, de vrienden van de verlamde man, etc. en door het woord dat Hij sprak tot de kinderen van Gods volk die Hem vroegen: “Wat moeten wij doen? Hoe doen we wat God wil?” En toen te horen kregen: “Dit moeten jullie voor God doen: geloven in Hem die Hij gezonden heeft.” (zie Johannes 6 de verzen 25-40)

Dit eenvoudige je met elkaar ‘kind van God’ mogen weten door het ‘geloof alleen’ wordt ook bevestigd door de woorden van Paulus aan de nog niet zo lang geleden gedoopte leden van de gemeente in Korinthe (zie 1 Korintiërs 3!) en ook door de apostel Petrus* wanneer hij een (de) gedoopte gemeente(n) voorhoudt dat ze beslist ook naar al de woorden van de profeten van het Oude Testament hebben te blijven luisteren en daar goede aandacht aan te geven om van te leren: ‘totdat de dag aanbreekt en morgenster opgaat in uw harten‘ (zie 2 Petrus 1 de verzen 18-21). Geloven is aan een leerweg beginnen en die blijven gaan ook door een volhardend blijven strijden en dat met voortdurend het oog op onze Leidsman en Voleinder van het geloof: Jezus Christus onze Heer – zie Hebreeën 12 de verzen 1-13!

* Petrus had dit zelf – bij zichzelf en de anderen – zien gebeuren in zijn leven! Bij Judas gebeurde dat niet, maar toch heeft de Heer niet van Zijn discipelen gevraagd om elkaar met een bepaald voorbehoud en een zekere argwaan te bevragen en beoordelen. Zelfs het Laatste Avondmaal – waar Jezus het brood brak en uitdeelde en de beker nam en liet doorgeven om daaruit te drinken – heeft Judas nog mogen bijwonen en meevieren!

(a) Ónze fijngevoeligheid en wijsheid; (b) Óns oordeel der liefde; (c) Óns hunkeren; (d) Óns kennen (e) Óns toelatingsbeleid; (f) Óns ervaren (1) <versus> Eenvoudig vertrouwend in geloof zien op Gods beloften, die ons waarachtig worden toegezegd in en door Gods Woord en zoals die aan ons waarachtig werden betekend en verzegeld met en door de Doop en zoals die steeds weer aan ons worden voorgehouden en geleerd in en door Gods Woord en in en door de doorgaande verkondiging daarvan.

(1) Calvijn zei over het Avondmaal: ik ervaar meer dan ik begrijp. Maar Luther zei hier: ik geloof, ook als ik niet begrijpen en ervaren kan.* Ik mag bij het aangaan aan het Avondmaal, zelfs bij alle twijfel over eigen waardigheid toch aangaan in geloof en ik mag daarbij zelfs zien op het geloof van mijn broeders en zusters die mij aansporen om aan te gaan. De Kerk is een geloofsgemeenschap en wij worden daar niet alleen geholpen en gedragen door het geloof dat onszelf geschonken wordt, maar ook door het geloof van onze broeders en zusters. Dat geloof en die geloofssteun van onze broeders en zusters kunnen wij niet missen, al weten we ook dat bij God alle dingen mogelijk zijn. We kunnen van Hem geloofskracht ontvangen zelfs ook wanneer al onze broeders en zusters je ontvallen of zich (schijnbaar) met z’n allen tegen je keren.

* Luther had geen hoge dunk van de bijdrage van het menselijk verstand voor/aan het geloof. Daarom kon en wilde hij Jezus’ woorden bij het brood en de wijn van het Avondmaal ‘Dit is Mijn lichaam’ en ‘dit is Mijn bloed’ ook gewoon ‘laten staan’ en aanvaarden in (het) geloof.

Link naar woorden uit de preek (1534) van Maarten Luther: ‘Kijken met ogen als van een koe...’

Bron citaat: RD Opinie – ‘Nauwe verhouding geloofsbelijdenis en avondmaal vraagt om pastorale fijngevoeligheid’ – door drs. W.P. Emaus (predikant van de hervormde gemeente De Bron te Urk).

Bron afbeelding: Heartlight

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s