Kijken met ogen als van een koe?

Wel hem, die Gij verkiest en tot U toelaat, opdat hij in Uw hoven wone.
Die heeft de rijke troost van Uw huis, de heilige tempel.
 (Psalm 65 : 5)

(…) Nu hebben wij de genade dat we elke dag en zonder onderbreking tot God kunnen gaan, en daar kunnen zijn waar Hij is. Maar waar is Hij? Nergens anders dan waar Zijn Woord en Zijn sacrament zijn. Maar waar zijn die? Nergens anders dan overal in de wereld.

Daarom kunnen we Hem overal vinden en tot Hem gaan. Het ontbreekt er echter alleen aan dat wij niet kunnen zeggen, zoals de dichter dat wel kan, dat God daar woont, en dat dít het komen tot Hem betekent.

Wij hebben net zulke ogen als een koe wanneer ze naar een nieuw hek staat te kijken. Zo kijken wij ook als de voorganger doopt of het Avondmaal bedient. Maar wij zijn niet zo verstandig dat we kunnen zeggen: Dan ga ik tot God! Dát is het ware komen tot God. Want wie is het die de Doop en het Avondmaal heeft ingesteld?

Geen mens of een ander schepselGod Zelf heeft ze ingesteld en er bevel van gegeven. En dus, als ik me daarheen begeef, ga ik heel zeker naar God Zelf toe, Die daar doopt. Maar omdat de mensen niet méér zien dan water en de hand van een mens, gaan we af op wat we zien en denken niet verder.

Deze heilige profeet doet dat echter niet, ook al zag hij niets. De tabernakel was immers met dierenhuiden bedekt en door het gordijn en de schotten van ceder- en sparrenhout omgeven. Dus hij had ook kunnen zeggen: Zeg wat is dat? Dat heb ik toch wel vaker gezien. Nee, hij zegt: Daar zie ik het huis van God, de tempel. Hier kom ik tot U.

Hij ziet Gods Woord en voorschriften met ware geestelijk ogen, zoals Hij dat heeft bepaald. Als David dan ook de priesters en levieten hoorde, heeft hij niet naar hun mond of hun neus gekeken, zoals wij dat doen. Evenmin heeft hij gedacht dat het iets menselijks was, maar wel heeft hij naar het Woord van God geluisterd dat door hen werd onderwezen.

Hij beschouwde het zo, dat waar Mozes of het Woord van God werd gelezen of verkondigd, het niet het woord van Mozes of Aäron was, maar het Woord van God. Dat noemt hij ook het ‘komen tot God Zelf’, en dat hij het van God heeft gehoord.

Maarten Luther: “Loflied op Gods goedheid – Psalm 65” – Uit het Duits vertaald door N.A. Eikelboom – Den Hertog Uitgeverij.

(…) 17 God, U onderwees mij van jongs af aan,
en steeds nog vertel ik uw wonderen.
18 Nu ik oud en grijs ben,
verlaat mij niet, o God,
zodat ik het nageslacht, elk nieuw ​kind,
kan verhalen van de macht van Uw arm.
(Uit Psalm 71)

Bron afbeelding:  Pinterest

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Israël. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s