Lof uit kindermonden…(II)

U bent mijn enige hoop, HEER, mijn God, van jongs af vertrouw ik op U. Al vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was U het die mij droeg, U wil ik altijd loven (Uit Psalm 71 vers 5-6)

Geciteerd: De Dopersen zeiden in de tijd van de Reformatie, dat men evengoed een hondje kon brengen in de kerk, als zo’n zuigeling die gedoopt werd. Wat had zo’n onnozel kind daar van doen.
Maar onze vaderen stelden het heerlijke Doopsformulier op; een krachtig Schriftgetuigenis tegen godsdienstige hoogmoed.

Maar ook later in de tijd van afvalligheid in de kerken van de reformatie hebben de Libertijnen kinderen ‘niet rijp’ geacht voor het godsdienstige en de jongens maar ‘échte’ jongensvermaken en jeugdboeken gegeven (1) – religie kwam later te pas, als je wat ouder wordt en begint om over de eeuwigheid na te denken.

En daarnaast hebben degenen, die het in ‘het zware’ zochten, de piëtisten en geestdrijvers en mysticisten, laag neergezien op die nog voluit ‘natuurlijke wezens’, die men kinderen en jongvolk noemt. Ze moesten wel de ‘woorden der zaak’ leren – dat memoriseren was geschikt voor hen – maar de ‘zaak der woorden’ kwam in de regel eerst veel later, met de ‘bekering’. Enkele uitzonderingen, dat kleine kinderen al konden vertellen, dat de echte waarachtige bevinding aan hen gebeurd was, bevestigden de regel.

En ook in onze dagen menen ‘Religions-psychologen’, dat het echte religieuze besef eerst komt als de mens rijp is om te peinzen over religieuze dingen: ‘God’, ‘deugd’ en ‘onsterfelijkheid’. Men staat dan voor het probleem op welke leeftijd een kinderziel echt met God van doen kan hebben.

Iemand die wel eens examen afnam in deze nieuwsgierige vraag, vertelde mij dat hij zich niet kon herinneren voor zijn 16e levensjaar enig liefdegevoel voor God gehad te hebben. Daarom voelde hij er veel voor om de leeftijd voor het ontluikende godsdienstige leven te stellen in het begin van de pubertijdsperiode.

Ik heb hem toen gevraagd of hij zich ook herinnerde op welke leeftijd het liefdegevoel voor zijn moeder begonnen was. Hij zocht natuurlijk wat vroeger dan eerder genoemde puberleeftijd. Maar toen heb ik hem gezegd: toen u nog maar enkele weken oud was, heeft u met grote ogen uw moeder toegelachen, zodat zij de glans opving in haar moederweelde (2), dat haar kindje haar herkende. Hij kon zich dat eerste moment natuurlijk niet meer herinneren. Welnu, hoe zou een kind als Johannes de Doper, die reeds van vreugde in de Here opsprong vóór zijn geboorte, samen met zijn moeder lovende de Zaligmaker (3) – hoe zou deze Johannes dat eerste hebben kunnen rapporteren aan nieuwsgierige godsdienstpsychologen.

(Wordt vervolgd!)

(1) Over de meisjes werd blijkbaar niet gesproken?
(2) En van die weelde – van herkenning en (terug)reageren/lachen van onze eigen pasgeboren kinderen – heb ik als vader ook steeds weer volop genoten! Dat vroege contact leggen is een wonderlijk gebeuren!
(3) Zie Lukas 1 de verzen 41-45.

Zie ook:Lof uit kindermonden…(I)‘ en (III, slot)

Bron citaat: Gereformeerd Schoolblad nr 66, december 1995, 12e jaargang nr. 4 – ‘V. Lof uit kindermonden tegenover wraakgierigen’ door A. Janse – Pro Ecclesia 14, januari 1939.

‘Kleinkinderen zijn voor grootouders de kroon op hun leven, kinderen zijn trots op hun voorouders.‘ (Uit Spreuken 17 vers 6)

Bron afbeelding: Pinterest (Pin on Quotes)

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s