‘En niemand zei, dat iets van wat hij had, zijn eigendom was, maar alle dingen
waren hun gemeenschappelijk.‘ (Handelingen 4 : 32) *
Niets mijn eigendom
Uw Naam worde geheiligd! Misschien zeg je wel: ‘Als dat waar is, dat niemand iets zijn eigendom mag noemen, dat dan op aarde niemand Gods Naam naar behoren heiligt; dan zijn ook diegenen onrechtvaardig die rechtszaken met elkaar hebben over eer, bezit en andere dingen.’
In de eerste plaats antwoord ik dat daarom al eerder gezegd is dat deze bede: Uw Naam worde geheiligd, alles te boven gaat en de grootste is van alle beden en alle andere beden in zich besluit.
Als iemand Gods Naam naar behoren heiligde, zou die niet meer nodig hebben om het Onze Vader te bidden. Als iemand zo volkomen was dat hij niets zijn eigendom zou noemen, die zou geheel rein zijn en Gods Naam zou in hem volkomen geheiligd zijn. Dat behoort echter niet bij het aardse maar bij het hemelse leven.
Daarom moeten wij ons leven lang bidden dat God Zijn Naam heiligt in ons. Want ieder mens – de ene meer dan de andere – zondigt tegen Gods Naam, hoewel de hoogmoedige heiligen dit niet geloven of horen willen.
Daarom heb ik gezegd dat deze woorden niet alleen een bede maar ook een heilzame leer en ontdekking zijn van ons ellendige en verdoemelijke bestaan op aarde en de mens neerwerpt en hem verootmoedigt.
Maarten Luther: Auslegung des Vaterunsers für die einfältigen Laien, 1519, vgl. WA 2, 91, 35 – 92, 12
Lezen: Handelingen 4 : 32-37, tekstvers voor meditatie: vers 32
Zie ook: Jericho, Achan en de eerste gemeente…
Geciteerd: Wanneer we nagaan wat de Bijbel over eigendom zegt, valt op dat God de volstrekte eigenaar van alles wordt genoemd. God schenkt aan het volk Israël het land Kanaän, maar Hij legt daarbij beperkende bepalingen op inzake de onderlinge verkoop van grond. ‘Verder mag het land niet voor altijd verkocht worden, want het land behoort Mij toe. U bent immers vreemdelingen en bijwoners bij Mij.’ (Leviticus 25 : 23, HSV).
Bron: Kerkblad voor het Noorden – Alle bezittingen delen?
(…) 5 Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,’ 6 zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ (Uit Hebreeën 13)