‘Laat Uw werk aan uw knechten openbaar worden,
en Uw heerlijkheid over hun kinderen;‘
(Psalm 90 : 16)
(…)
b. Het is mijn bedoeling uw aandacht vooral te vragen voor het werk dat Mozes noemt aan het einde van zijn gebed; daarin liggen alle verlangens van zijn hart opgesloten.
Wat het niet is
Ik wil beginnen met het aangeven wat het werk niét is.
- Het gaat niet over het machtige werk van de schepping, omdat dat werk al heeft plaatsgevonden. Het zijn ook niet de werken van Gods regering over alle dingen, de werken van Gods voorzienigheid. Deze werken zijn ook ontzagwekkend en majestueus, en we moeten ze met eerbied beschouwen en God daarin verheerlijken. Deze werken worden echter zowel door de heidenen als door de Israëlieten gezien.
- Het gaat hier ook niet over het werk van de bescherming van de Kerk tegen aanvallen en bedreigingen en de verlossing daaruit. Het is waar, dat is Gods eigenlijke werk, terwijl daarentegen Zijn oordelen in vergelijking met Zijn goedheid en barmhartigheid een ‘vreemd werk’ genoemd worden.
Wat we tot nu toe genoemd hebben, werkt God in alle tijden. We moeten hier echter denken aan een werk dat aan het nageslacht van de Israëlieten zal geopenbaard worden.
Oprichting van de tabernakel?
Heeft Gods dienaar gebeden om de oprichting en de voltooiing van de tabernakel, en om een gelukkige voortzetting van de dienst die de Levieten verrichten? Er zijn rabbijnen die veronderstellen dat Mozes de tabernakel gezegend heeft nadat ze werd opgericht, en dat hij toen dezelfde woorden gebruikt heeft. Maar ik denk niet dat het werk van de tabernakel bedoeld wordt. De rabbijnen hebben onvoldoende gelet op de kracht van de woorden die hier worden gebruikt. Ik lees hier niet van iets dat mensenhanden gemaakt hebben zoals de tabernakel, maar van Uw werk.
Twee gedachten
Er blijven daarom twee gedachten over.
- We zullen ons moeten beperken tot de tijd van Mozes of niet lang daarna, de tijd dus dat het volk van Israël in de woestijn ronddwaalde. Het grote werk dat zij tegemoet konden zien, was het brengen van het volk in het land van de belofte. Dit was zeer zeker een werk dat macht en majesteit uitstraalde. Psalm 44 zingt ervan: ‘O God! Wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewerkt in hun dagen, in de dagen van ouds. Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar hen geplant; Gij hebt de volken geplaagd, hen daarentegen doen voortspruiten. Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht van Uw aangezicht, omdat Gij een welbehagen in hen had’ (vers 2-4). Dit zou in de tijd ná Mozes gezien worden door de nakomelingen; de vaders smaakten dit voorrecht niet.
Maar ik ben er niet zeker van dat we nu de volledige betekenis van de tekst hebben verklaard. In vers 17 vinden we de gevolgen van wat in vers 16 wordt gebeden. Mozes bidt om de zoete en aangename bevestiging voor zichzelf en voor de zijnen over het werk van hun handen. Welke gevolgen zijn dat, die Mozes en de Israëlieten van die tijd voor zichzelf mochten verwachten?
Voorkeur
- Wij denken bij de verklaring van dit werk bij voorkeur aan de komst van de Messias in de wereld. De Borg heeft voor de verlossing van de uitverkoren zondaar* gezorgd door het losgeld te betalen, en dat in plaats van de zondaar zelf. Deze mening vinden we ook bij Luther en veel van zijn belangrijke navolgers. Bij roomse uitleggers, zoals Cajetanus, en ook bij velen van onze latere uitleggers komen we deze mening tegen. Maar hoewel zij ons onderwijs kunnen geven, hun standpunten zijn voor ons geen bewijzen. We zullen moeten letten op de gedachten die achter hun standpunten schuilgaan…
* Zie 1 Johannes 2 : 2
(Wordt vervolgd!)
Lees Psalm 90 (NBV)
Zie ook ‘Psalm 90 – Het ‘onze Vader’ van Mozes… (I)‘ en (II)
Bron tekst: ‘Bid om Gods lieflijkheid over ons‘ preek van Jacobus de Groot (1696-1750) – Reveil-serie No. 560, december 2019 (www.reveilserie.nl)
Bron afbeelding: Pinterest endtimeprophecy-net