“Eén lichaam is het, en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen” (Efeziërs 4 : 4 – 6).
Citaat: Velen zeggen volgens ds. Roos tegenwoordig dat je de toevlucht tot Christus mag nemen als God je ontdekt aan jezelf. „Dat klinkt mooi, maar er klopt niets van. We nemen van onszelf de toevlucht tot de vorst der duisternis. Wedergeboorte betekent dat je de dood in moet en dat je dat niet wilt. Als God een mens aan zichzelf ontdekt, gaat Hij door tot het bittere einde: dat je berouw hebt en het ermee eens bent wat God doet. Dat doe je niet uit jezelf maar door Christus. Als je jezelf schuldig hebt bevonden, zegt de Heere: „Ik heb verzoening gevonden.” Als Jezus Christus in je leven geopenbaard is, ga je de erfenis zien.”
Opgemerkt AJ: Wanneer men begrijpen gaat waarom de gemeente van Jezus Christus in deze wereld fundament en pijler van de waarheid genoemd wordt, namelijk omdat aan de gemeente het Woord en de Sacramenten zijn toevertrouwd, dan zal men met Luther gaan inzien en met hem instemmen dat daar waar verkondigd en gedoopt wordt dat daar Gód spreekt en doopt (1). En dan zal men ook kunnen aanvaarden en begrijpen dat de Joden (in Jeruzalem op de eerste Pinksterdag) en de heidenen een ‘zuigelingendoop’ ondergingen na het aanhoren van een preek (verkondiging) van een of meer apostelen of (later) ook van hun medewerkers. De mensen die zich toen vanwege de verkondiging van de apostelen lieten dopen, die hadden echt nog geen verhaal over zichzelf, over hun wedergeboorte of over wat geloven en zich bekeren nu precies inhield en zou gaan betekenen in hun leven(s). Maar de apostelen vertrouwden daarbij op het werk van de heilige Geest en maten zichzelf verder ook geen oordeel (of beoordeling) aan over de werkelijkheid van het geloof van de mensen die bereid gevonden werden om zich te laten dopen.
Bij het latere onderwijs werd hun echter wel onder ogen gebracht wat de heilige Geest in hen door de doop bewerkt had en ook nog verder wilde bewerken en uitwerken. Paulus schrijft de leden van de gemeente in Rome (en daarmee ook aan alle andere gemeenten en hun leden):
Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in Zijn dood met Hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Als wij delen in Zijn dood, zullen wij ook delen in Zijn opstanding. Immers, we weten dat ons oude bestaan met Hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met Hem zullen leven, omdat we weten dat Hij, die uit de dood is opgewekt, niet meer sterft. De dood heeft geen macht meer over Hem. Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde, voor eens en altijd; en nu Hij leeft, leeft Hij voor God. Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade. (Uit Romeinen 6 : 3-14)
Deze woorden zijn waar voor alle gedoopte leden van de gemeente en dus ook voor hen die al als baby werden gedoopt!
Onze Heer Jezus Christus zegt tegen Nicodemus in Johannes 3:
‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en Geest. 6 Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk.‘
Wat in deze woorden te beluisteren valt is tevens een uitnodiging aan Nicodemus om zich te laten dopen. En Nicodemus zal aan die oproep vroeger of later ook zeker gehoor hebben gegeven. In de door de apostelen gestichte gemeenten werden/waren alle mensen gedoopt, zowel de Joodse als de ‘heidense’ leden evenals de kinderen die ze meebrachten (bijvoorbeeld op de eerste Pinksterdag in Jeruzalem) – zou er nog één apostel geweest zijn die dat kon/wilde/durfde weigeren na al het onderwijs van Jezus als hun moeders of vaders de kinderen ook meebrachten om gedoopt te worden? Want indien niet, wat zou er dan veel reden geweest/gebleven zijn om de Joodse jongetjes in de gemeenten toch maar te blijven besnijden!
Wat we echter zien/horen (in bijv. kerken van de ‘nadere reformatie’ zoals de Gereformeerde Gemeenten) dat is dat men de doop van de kinderen helemaal niet zo serieus wil nemen, namelijk zo serieus als de apostel Paulus beschrijft in Romeinen 6. We kunnen zelfs stellen dat men de kinderen van de gemeente in feite niet eens beschouwt als lammetjes die in de schaapskudde meelopen en die daar – als alle schapen – de stem van de Goede Herder leren kennen en volgen, maar men kijkt met argus-ogen naar deze kleine schaapjes omdat men er helemaal niet zeker van is en er vanwege hun doop erop vertrouwd hier met schaapjes van doen te hebben. Het schaap-zijn wordt hen zelfs door de vette schapen (m.n. de onderherders, die zelf ook schapen zijn) ontzegd en deze arme diertjes wordt daarom ook het klare water en het vette gras onthouden (het troostrijke Woord van God wordt vertroebeld en vertrapt door de sterke en vette schapen!) en later wordt hen zelfs ook het krachtvoer (Avondmaal) onthouden. Tenzij ze vroeg of laat net zoveel durven te mekkeren en te mekkeren hebben (over zichzelf) als de sterke en vette schapen waardoor ze worden beoordeeld. Maar die vette en sterke schapen in deze gemeenten, die moeten nog maar eens heel goed lezen in Matteüs 18 (2) wat de Here Jezus zegt over degenen die deze ‘kleinen’ ergeren (ook met en door hún ‘godsdienst’) en hoe Hij Zelf als Goede Herder zich juist over ‘die kleinen’ ontfermt.
(1) Zie Het heerlijk Evangelie… (IV) of Kijken met ogen als van een koe…
(2) Matteüs 18 o.a. want er wordt vaker in Gods Woord gesproken over (slechte) onderherders en de Goede Herder.
Bron citaat: RD – Kerk & religie – ‘Ontmoetingsdag Ede: Wedergeboorte vanuit mens onmogelijk’ – door correspondent