‘Zoals Hij zich neerbuigt tot stof en as’…

HEER, hoog als de hemel is Uw ​liefde,
tot in de wolken reikt Uw trouw,
Uw ​gerechtigheid​ is als de machtige bergen,
Uw ​rechtvaardigheid​ als de wijde oceaan:
U, HEER, bent de Redder van mens en dier.
Hoe kostbaar is Uw ​liefde, God!
(Uit Psalm 36 : 6-8)

Geciteerd:  Midden in verlorenheid en zonde, als het geweten knaagt en de wet vervloekt, te midden van pogingen om voor Gods aangezicht heilig te wandelen, weet men slechts hiervan: God zal en moet mij straffen. De zonde is een last geworden en men zou van haar ontslagen willen zijn, maar men zinkt er steeds dieper in weg.

Het geweten is verschrikt en de mens geschokt. Alles komt op in de gedachten van het vlees en in het verstand, behalve vergeving van zonden, zoals die bij God bestaat: dat God vergeeft en op welke wijze Hij vergeeft: Het verstand, beter gezegd het onverstand, neemt vergeving van zonden slechts voorwaardelijk aan. Het wil die zelf verdienen, en de Roomse leer die in alle harten schuilt, komt het verstand te hulp.

Eerst moet men iets hebben gedaan (of iets bijzonders ervaren! – AJ) om God te bewijzen hoezeer de zonde ons tot smart is. Eerst zelfkastijding, zelfverbetering. Men zoekt het overal. Dan is het beter geworden, welaan, nu mag men ook hopen op vergeving. Men heeft zijn best gedaan om veel voor God te doen, zich gekweld om heel wat na te laten; nu zal God ook iets laten vallen!

Men heeft (bij zichzelf of bij een ander) daden opgemerkt die het zedelijke gevoel kwetsen. Maar men heeft de zonde niet opgezocht waar zij ontspringt, namelijk in het sluwe hart, het binnenste ik. Dat bereikt u niet met uw boetedoening. En de zonde van het verstand telt u in het geheel niet, namelijk dat u zich verzet tegen de wijze waarop God de zonde vergeeft. (1)

Mag men dan om vergeving van zonden bidden zonder een oprechte gezindheid om ze na te laten? Volstrekt niet! Laat zo iemand niet menen, dat hij iets ontvangt. De moeder vergeeft het kind niet, dat zich eigenzinnig toont. Het kind is verloren, als de liefderijke wijsheid van de moeder de eigenzinnigheid van het kind niet ombuigt. Vergeeft de moeder, die de aard van haar kind kent, haar kind, omdat het zegt ‘ik zal het niet weer doen’, terwijl het morgen of overmorgen dezelfde streek toch weer uithaalt? Of vergeeft zij, omdat zij moeder is?

Wat te beginnen, als het met de verbetering afgelopen is; als men zó totaal verdorven is dat men niet meer kan verbeteren? Als men alle vroegere bekering terecht in twijfel moet trekken? Als onverwachts het stervensuur aanbreekt? Het is gemakkelijk aan te nemen dat God de zonde vergeeft als men meent iets geworden te zijn. (1) Maar hoe staat het, als men met alle goede gezindheid aan het eind gekomen is?

Laten wij alle hoogmoed afleggen die door het werken (en vergelijken – AJ) is veroorzaakt! (1) Zonde vergeven is vrijspreken van (daadwerkelijke) schuld en straf.

Als God vergeeft, dan spreekt Hij ons uit vrije gunst en ontferming vrij van schuld en straf. Goddelozen, die op dit ogenblik vol zonde zijn en de eeuwige dood hebben verdiend. Hier is niet een lief kind dat eerst het beter is gaan doen, maar een goddeloos kind dat niets heeft om zelf weer iets goed te maken. Dát is vergeving van zonden, zoals die bij God bestaat. Bij de heilige en rechtvaardige God is er een vrijspreken van schuld en straf.

Hierin bestaat onze rechtvaardiging voor God. Goddelozen spreekt God rechtvaardig (Romeinen 4 : 5). Zondaars verklaart Hij rein. Bij God is vergeving van alle zonden, al zijn ze nog zo zwaar of groot of machtig (Psalm 103 : 3). Er is geen overtreding van Zijn heilige wet die Hij niet vergeeft.

Waar de zonde machtig geworden is, daar is Zijn genade nog veel machtiger (Romeinen 5 : 20). God vergeeft niet slechts zonde uit nalatigheid, zonden die ons ontglipten, zonden die ons verborgen bleven (hoe machtig veel is haar getal!); niet slechts zonden als misstappen, maar grove, afschuwelijke zonden, zo heel dikwijls herhaald, en ondanks alle eden, beloften en heiligste voornemens nog eens herhaald, zonden begaan tegen liefde, plicht en geweten.

Daarbij wacht Hij niet op de mens totdat deze tot zichzelf inkeert en oprecht verbrijzeld wordt, nee, Hij is altijd de Eerste. Hij komt met Zijn Woord (én Sacrament – AJ) en laat genade weerklinken. De bazuin van Zijn Evangelie verkondigt vergiffenis aan hem die sterven moest.

Zo is God en zo is Zijn vergeving, een vrijwillige daad van eeuwige ontferming. En hoe vaak denkt u dat Hij vergeeft, Die ons geleerd heeft onze broeder die tegen ons zondigt, niet zevenmaal maar zeventigmaal zevenmaal te vergeven? (Mattheüs 18 : 22). God is onvermoeid in het vergeven van zonden.

Word honderd jaar oud in Zijn dienst, u/jij blijft dezelfde dwaas en God blijft dezelfde ontfermende God Die gezegd heeft: ‘Ik heb geweten dat gij gans trouweloos handelen zoudt, en dat ge van de buik af een overtreder genaamd zijt’ (Jesaja 48 : 8).

En als God zonden vergeeft, dan vergeeft Hij zo dat Hij aan al onze zonden ook in het geheel niet meer denkt (Jeremia 31 : 34, Micha 7 : 18-20). Door Zijn vrijspraak neemt Hij de zonde weg met al haar gevolgen, een belast geweten en een bedroefd hart, zodat er waarlijk vrede bij God in het binnenste woont. Dááraan kennen wij God, de levende God, zoals Hij zich neerbuigt tot stof en as, wat vloek en verdoemenswaardig is.

Tot zover geciteerd uit deze preek. Lees deze preek in z’n geheel! Bestellen van de preek (No. 556, juni-juli 2019). kan per e-mail:  reveil@pietersgroede.nl

(1) Opgemerkt AJ: De Farizeeërs (door onze Heer getypeerd in Lukas 18 : 11-12) keken niet (meer) als kinderen in de spiegel van de wet en de profeten (daar waren ze al een goed eind mee op weg meende ze – zie hierbij Markus 10 : 20, Matteüs 12 : 7, 23 : 23 en Jakobus 1 : 23-27) en ze vergeleken zichzelf liefst met overspelers en andere zondaars en ook met tollenaars. (1) Daarom meenden ze dat ze goede reden had om God te danken en daarbij op dat verschil met die anderen te letten en daar ook op te wijzen. Maar ondanks hun dankbare en vrome woorden werd ze door God niet in genade aangezien, maar vielen ze in ongenade vanwege hun trotse en hoogmoedige houding en veroordelende woorden naar overspelers en andere zondaars en ook tollenaars. We kunnen weten dat de tollenaars (als regel!) gelovige Israëlieten/Joden waren, mensen die ook regelmatig vastten, stipt de tienden betaalden en niet meer belasting inden van hun volksgenoten, dan dat hun werkgever (de Romeinse keizer/overheid) hen opdroeg. Maar de gelovige tollenaars kwamen met een heel andere houding in de tempel en ook met heel andere gebedswoorden voor Gods aangezicht dan de Farizeeërs.
* De tollenaars werden m.n. geminacht omdat ze voor de Romeinen werkten en dat konden ze omdat ze toch een andere Messiasverwachting hadden dan de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zij konden schuldbewust buigen onder de overheersing door de Romeinen en daarom ook betrouwbare ambtenaren zijn in dienst van deze vreemde overheid! (Zie hierbij o.a. de schuldbelijdenis in Nehemia 9 m.n. de verzen 36-37 en zie ook Lukas 7 : 29 en eventueel ook nog deze blog)

Bron tekst:  “God vergeeft de zonden door de Naam van Jezus” preek van dr. H.F. Kohlbrügge (1803-1875) uitgegeven door Stichting “Smytegelt Fonds” in de Reveil-serie (No. 556, juni-juli 2019).

Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters. Wie kwaadspreekt van een ander of een ander veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En als u de wet veroordeelt, handelt u niet naar de wet, maar treedt u op als rechter. Er is maar één Wetgever en Rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u, om uw naaste te veroordelen?‘ (Uit Jakobus 4 : 11-12)

Bron afbeelding:  Pinterest

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over georganiseerd bevrijdingspastoraat…

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.‘ (Uit Matteüs 6 vers 13)

Geciteerd 1a: Was Paulus in de ban was van een kwade geest, voordat hij christen werd? De Amerikaanse spreker Ken Fish (1) sluit het niet uit: ‘Zoals hij tekeer ging, dat lijkt wel demonisch.’
Fish was hoofdspreker op de conferentie There is More die onlangs plaatsvond in Ede. Hij nam de ruim duizend bezoekers mee in een massabevrijdingssessie. Maar wel nadat hij eerst uitgebreid onderwijs had gegeven over hoe mensen gebonden kunnen raken aan het duister en dit kunnen herkennen.

Geciteerd 1b: ‘In Europa is de invloed van kwade machten weg gepsychologiseerd’, meent Fish. Hij was uitgenodigd als spreker omdat hij genezing, zowel fysiek als psychisch, met bevrijding van demonen combineert.
Organisator en protestants theoloog Hans Maat legt uit dat demonie vaak wordt verward met bezetenheid. ‘Maar dit is niet per definitie het geval. Een christen kan ook gebonden zijn door kwade machten, terwijl hij niet bezeten is.’
Dit uit zich bijvoorbeeld in verslavingen, religieuze patronen of een verwonde ziel, zegt hij. Hij benadrukt tegelijk dat niet achter elke ziekte of depressie demonische activiteit zit.

Geciteerd 1c: Maat is zelf geïnspireerd door de hervormde voorganger W.C. van Dam, pionier op het gebied van geestelijke bevrijding binnen het pastoraat. (…) Bevrijding ziet er vaak spectaculair uit. Mensen vallen op de grond of schreeuwen het uit nadat ze worden aangeraakt. Soms worden de beelden hiervan op sociale media gedeeld. ‘Je hoort bij ons ook wel gegil, maar we geven minder ruimte aan demonen omdat we ze niet nodeloos laten manifesteren.’ In een massa bevrijdingssessie worden geestelijke machten stuk voor stuk benoemd en weggestuurd. ‘Als er wel geschreeuwd wordt, dan lost het ministry team dit snel op. Het is een stuk minder eng geworden’, beschrijft Maat.

(1) Ken Fish theoloog, historicus en econoom. Ken Fish komt uit Los Angeles en studeerde onder andere geschiedenis en filosofie van religie. Fish werkte jarenlang als bedrijfseconoom voor grote internationale organisaties. Vervolgens werkte hij samen met John Wimber bij Vineyard Ministries International. In 2010 richtte hij Orbis Ministries op en heeft een internationale bediening als spreker met een nadruk op bevrijding.

Opgemerkt 1: Was Luther met zijn aanvechtingen die hem geestelijk en lichamelijk in het klooster herhaaldelijk op de rand van de afgrond brachten in de ban van een kwade geest? Of was het opgenomen in Gods plan met zijn leven? Hadden zijn tijdgenoten een geestelijk bevrijding voor hem (en anderen) moeten organiseren? Luther leidde in het klooster – menselijk gezien – een heilig leven. De voedingsbron voor zijn aanvechtingen zal toch wel gelegen hebben in het feit dat hij besefte op allerlei manier toch nog een zondaar te zijn in gedachten en fantasieën, maar ook met woorden en daden. Hoe kon je daarmee verschijnen voor God?

Geciteerd 2: Het spreken over een vrolijke ruil, dat Christus door de schuld van de mens over te nemen Zelf ‘onrechtvaardig en zondaar wordt’ (2 Korintiërs 5 vers 21) – het riep onmiddellijk verontrusting wakker -, is ook bij Staupitz te vinden. Maar de consequentie die Staupitz daaruit trok, week van die van Luther af: de gelovige bevrijd van de last der zonden, zal nu ook werkelijk vrede vinden. Zijn nieuwe status van rechtvaardigheid is waarneembaar, een zoet voorgerecht van de eeuwigheid.
In tegenstelling daarmee ervaart Luther concreet de toename van de macht van de duivel, die, uitgedaagd door het evangelie van de vrolijke ruil, zijn aanvallen direct richt op de gelovigen. Tegenover de vreemde gerechtigheid van Christus beroept de duivel zich op Mozes en zijn ‘Tien Geboden’, kweekt gewetensnood, eist goede werken en drijft onophoudelijk het geweten ertoe aan de toorn van God te stillen. De ‘vrolijke ruil’ waarover Luther spreekt, leidt niet tot zoete ervaringen, want in de strijd met de duivel is er geen rust, geen vrede en geen aantoonbaar (!) succes. (…) Voor Luther zijn ‘zuchten en weggerukt worden’ de proefondervindelijke begrippen voor het samengaan van vrede en ellende. De vrede is doortrokken van de gruwelijke werkelijkheid van de macht van de duivel – ‘simul gemitus et raptus’.

Opgemerkt 2: Geven de brieven van de apostelen en m.n. ook de brief van Jakobus ons niet alle (!) reden om genezing en zo nodig schuld belijden en dus de (pastorale) zorg voor elkaar binnen de ‘eigen’ gemeente te houden. Er is werkelijk geen enkele Bijbelse reden om ons daar vanuit organisaties en door hen opgezette conferenties te moeten laten ondersteunen! Of de Heilige Geest zou niet meer zonder zulke organisaties en conferenties kunnen. Maar dat zullen we ons niet laten aanpraten!

> Leestips: Jakobus 5 : 13-20.

> Lees ook deze blog over de aanvechtingen waar Maarten Luther mee te maken had: ‘onomstotelijke woorden over ons heil

Opgemerkt 3: Uit eigen ervaring wil ik nog het volgende zeggen. Toen wij op vrijdagavond 20 maart 2014 ons 35-jarig huwelijk hadden gevierd, schreef ik dag erna aan kinderen en ook aan een broeder en zuster die aanwezig waren bij die viering een ‘verantwoordings-email’*, waarin ik hen wees op de Doop als het moment in mijn leven waarop God mij persoonlijk had toegesproken en ook aan mij al Zijn beloften vast en zeker had bevestigd, en op grond waarvan ik mijzelf kon zien en aanvaarden als een kind van God. In die email schreef ik aan die broeder en zuster ook nog wat persoonlijke woorden ter bemoediging, namelijk dat de Doop hen daarom toch ook een vast vertrouwen kon geven wat hun eigen kinderen betreft.
Deze broeder en zuster hadden die viering op vrijdagavond ook bijgewoond en hadden met ons en onze kinderen en kleinkinderen ook meegedaan aan het diner in een restaurant in Veenendaal. Ze zullen met verwondering – en die broeder beslist ook met jaloersheid! – hebben toegezien in wat voor eenvoudige en blijde sfeer wij met al onze kinderen en kleinkinderen dit huwelijksjubileum daar vierden. Jaloersheid – want toen wij de week daarop bij hen op bezoek gingen, toen kreeg ik van de echtgenote van die broeder voor de voeten geworpen dat ze helemaal niet blij waren met die ongeloofwaardige email van mij, en dat ik me maar eens moest afvragen of het niet de boze was die mij het schrijven van die verantwoordingsbrief had ingegeven…
Dat die jaloerse broeder niet zelf, maar zijn echtgenote mij dat voor de voeten liet werpen, dat moet alles te maken hebben gehad met ‘gaat deze zondaar-broeder (die ik de afgelopen jaren steeds weer de les gelezen heb) mij/ons nu de les lezen over onze kinderen’? Ons ermee confronteren dat wij niet zo’n mooi gezin hebben – ondanks alle moeite in zijn huwelijk en gezin waarvan hij o.i. de oorzaak was – als hij?

Opgemerkt 4: Het kan niet anders dan dat de betreffende broeder z’n echtgenote naar aanleiding van die viering in het restaurant en de ‘verantwoordingsemail’ van mij heeft gezegd: Nou, ik wil je over hem dan nu toch eens wat vertellen wat jij niet wist, maar wat ik eerder van hem gehoord heb. Want anders vallen die woorden (beschuldiging) van zijn echtgenote en haar/hun plotseling uiterst negatieve houding naar mij (vanwege die email) werkelijk op geen enkele manier te verklaren. Maar wat deze broeder van mij gehoord had, dat sloeg op een situatie van 16 jaar terug (mei 1998) waarvan ik later (in 2012 meen ik) – vanwege mijn wanhoop en uitputting – toch iets gezegd heb, maar zonder hem het hele verhaal te willen vertellen – en daar is hij dus, na de viering op 14 maart 2014 en na het ontvangen van mijn email op boosaardige wijze mee aan de haal/slag gegaan. Ik kon in hun ogen werkelijk niets goeds meer doen! En ze sleepten Yvonne en de kinderen daarin mee. En later ook nog het betrokken pastoraat en zelfs mijn familie kozen toen de kant van al die ‘tegenpartijders’ in ons huis en in onze gemeente. En dat dus op basis van ‘demonisering’ van mijn persoon op grond van een uitlating waarvan hij het fijne niet wist en nog altijd niet weet – niet weten wil! Want in mei 2014 (!) verbrak hij alle contact met mij en alle pogingen om met hem nog in gesprek te komen werden door hem geblokkeerd. En hij schuwde niet de lelijkste verdachtmakingen over mijn persoon naar anderen te communiceren. En in 2015 stelde hij z’n huis open voor geheime bijeenkomsten waarin een huwelijksdwangbrief werd opgesteld waarin mijn persoon op straffe van complete sociale isolatie een aantal totaal absurde eisen werden gesteld.

Opgemerkt slot: Waarvan akte maar weer! Met natuurlijk de hoop en het gebed dat vrouw en kinderen en betreffende broeders en zuster tot bezinning en inzicht en dus ook tot schuld erkennen en belijden en verzoening zullen komen. Dat ze de influisteringen van de boze niet meer zullen geloven en opvolgen, maar dat ze wat de Heilige Geest ons voorhoudt en leert in praktijk zullen gaan brengen. Daar hebben we geen duivel uitdrijvers bij nodig!

Bron citaten 1a-c: ND Geloof – ‘Amerikaanse spreker Fish biedt onderwijs over bevrijding van kwaad. ‘Europa ontkent geestelijke strijd’’ – door Laura Dijkhuizen
Bron citaat 2: ‘Luther – mens tussen God en duivel – Hoofdstuk VI De aangevochten reformator’ – door Heiko A. Oberman (1930-2001)

Bron afbeelding: The James Method

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Vriend, heb jij dan geen bruiloftskleed van Mij ontvangen?

Hij zei: vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleding aan te hebben? En hij zweeg.‘ (Uit Matteüs 22 vers 12)

Geciteerd 1: Heb jij/heeft u al bruilofstkleding? Dat is uiterst noodzakelijk wil het goed zijn met u/jou.

Geciteerd 2: Wat is nu dat bruiloftskleed dat de genoemde vriend ontbrak? De kanttekeningen bij de Statenvertaling geven hier een verhelderende uitleg: ‘Dit bruiloftskleed is Christus met Zijn gerechtigheid, aangenomen door een waar geloof, dat door werken der liefde krachtig is en betoond wordt.’
Hoe komt een zondaar aan dat kleed? Door hard te werken? Door zonden te laten en het goede te doen? Dat dacht Luther ook voor hij de kern van het Evangelie ontdekte. Hij begreep niets van Gods gerechtigheid. Bij Gods gerechtigheid dacht hij aan de gerechtigheid die God van een mens eist en waaraan een mens nooit kan voldoen. Maar toen ontdekte God hem aan het werkelijke Evangelie, dat Hij aan een zondaar uit louter genade Christus en Zijn gerechtigheid schenkt. Christus en Zijn gerechtigheid als een bruiloftskleed om tot de bruiloft in te kunnen gaan. Dat kleed wordt aan zondaren aangeboden onder de verkondiging van het Evangelie. (1) Velen hebben er geen belangstelling voor. (2) Maar er zijn het ook die het aannemen, niet in eigen kracht, maar door de krachtige werking van de Heilige Geest, Die onder de verkondiging werkt. (3) Heeft u dit kleed nog niet? Bid en smeek dan overal waar het Woord tot u komt om de hulp van Gods Geest. (4) Heeft u dit bruiloftskleed (al wel) ontvangen? Nog even en de bruiloft van het Lam vangt aan.

(1) Dit bruiloftskleed ontvingen/ontvangen wij bij onze Doop en we trekken het aan en dragen het wanneer we trouw blijven onder de bediening van Woord, Doop en Avondmaal en daarbij een dankbaarheidsleven leiden dat tot heil en zegen (en uitnodiging!) is voor onze naasten.
(2) Ze hebben de bruiloftskleding wel ontvangen maar dragen het (liever) niet omdat het hen hindert bij de zaken waar ze zelf druk mee willen zijn. Ze kunnen anderen (medegenodigden) dan ook niet blij of (nog niet genodigden) nieuwsgierig en ‘jaloers’ maken met en door het dragen van de bruiloftskleding.
(3) We ontvingen het bruiloftskleed ‘om niet’ bij onze Doop, maar dan moeten we dat ook (leren) aantrekken en dragen. Het moet duidelijk zijn dat we ons helemaal voorbereiden op het deelnemen aan dat bruiloftsmaal. Het is tevens uitnodigend voor anderen om dat bruiloftskleed ook te willen/gaan dragen.
(4) Dus dan hangt het (eerst) toch nog van onze gebedsinspanning af? Daar lijkt het vaak wel op wanneer we horen hoe er gebeden wordt en wat er gepredikt en gezongen wordt in de diensten/samenkomsten.

Leestips: Matteüs 22 : 1-14 én 25 : 31-46.

Geciteerd 3: Je kunt over de belijdenis van Nicea diepe beschouwingen geven. Luther heeft dat ook gedaan, onder andere in zijn disputaties, die aan de universiteit in Wittenberg onder zijn auspiciën zijn gehouden. Maar hij had de gave – zoals in het citaat dat ik vond – de diepte van wat in de belijdenis verwoord is, voor eenvoudiger gelovigen heel pastoraal naar voren te brengen.

Geciteerd 4: “Als ik wil weten hoe God over mij denkt en met mij wil doen, moet ik niemand anders dan mijn Heer Christus’ mond horen. Daar zie en hoor ik niets anders dan dat Hij mij Zijn Doop en sacrament geeft, van zonden vrijspreekt en verlost. Dat is toch geen teken van toorn, alsof Hij mij naar de hel wil sturen, want Hij wil mij door de Doop niet verdrinken, maar wassen, reinigen en levend maken (een bruiloftskleed aantrekken). Ook zet Hij mij bij het Avondmaal geen zwaard op de keel alsof Hij mij wil vermoorden, maar nodigt mij uit om te eten en te drinken. Zo hoor ik ook in de preek geen toorn of ongenade, maar louter vaderlijke, hartelijke beloften en troost. Zo heeft Hij voor mijn bestwil vader en moeder, vorsten en heren ingesteld, wat allemaal tekenen van genade zijn. Laat je daardoor leiden en laat anderen maar disputeren en tevergeefs onderzoeken wat God daarboven in de hemel (met je) voorheeft. Want je zult dat toch niet bereiken, al filosofeer je je een ongeluk, maar hier heb je de zekerheid waaraan je niet hoeft te twijfelen. Want juist daarom is Hij uit de hemel neergedaald en zei Hij: “Dit is Mijn geliefde Zoon, hoor naar Hem.’ Hij heeft het verder aan de apostelen opgedragen, en die hebben het doorgegeven aan de predikanten die volgden, en die weer aan onze kinderen. Zo gaat het mooi, zoals het door God bedoeld is, dat ik Hem steeds zie en hoor wanneer ik deze kanalen en dit waterstroompje volg dat uit Christus komt en naar de Bron leidt.”

Bron citaat 1-2: Ecclesia (nr. 22, oktober 2025) – ‘Meditatie’ – door ds. H. Ottema (Achterberg)
Bron citaat 3-4: Ecclesia (nr. 22, oktober 2025) – ‘Maarten Luther, Rome en de geloofsbelijdenis van Nicea’ – door dr. H. Klink (Leerdam)

Laat niemand van jullie zichzelf bedriegen. Wanneer iemand van jullie meent dat hij in deze wereld wijs is, moet hij eerst dwaas worden. Wat namelijk in deze wereld wijsheid is, is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: “De Heer kent de gedachten van de wijzen; Hij weet dat ze niet meer dan lucht zijn.” Niemand van jullie moet zich daarom laten voorstaan op (de wijsheid van) een ander mens, want alles is van jullie; of het nu Paulus, Apollos of Petrus is, wereld, leven of dood, heden of toekomst – álles is van jullie. Maar jullie zijn van Christus* en Christus is van God.‘ (Uit 1 Korintiërs 3 de verzen 18-23)
* Vandaar de belijdenis van Zondag 1 vraag en antwoord 1.

Bron afbeelding: Logos Sermons

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over de kracht van de ‘Lutherreformatie’…

Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.’ (Uit Romeinen 1 vers 17)

Geciteerd: Toen ik nog monnik was, heb ik totaal niets bereikt met vasten en bidden. Dit is, omdat zowel ik als ook de andere monniken, onze zonde en ons goddeloze bestaan niet kenden. Werkelijk, we wisten zelfs niets over de erfzonde (beter: onze geërfde Adamsnatuur) en we hadden nog nooit gehoord dat ongeloof een zonde is (beter: dé zonde is, want wantrouwen van Gods Woord en beloften).
Wij geloofden en leerden dat je eigenlijk aan Gods genade en barmhartigheid móét twijfelen. Dat had tot gevolg dat, hoe harder ik liep en hoe meer ik verlangde tot Christus te komen, hoe verder Hij van mij week. Na de biecht en als de mis had bediend, kon ik in mijn hart nooit voldaan en dankbaar zijn, want het geweten kan geen ware (!) troost ontvangen uit de werken (of bijzondere ‘bevindingen’!).
Daarom, laten wij van de zegen (van de trouwe en zuivere verkondiging van Gods Woord in onze gemeenten/kerken), die nú (weer algemeen) bij ons tegenwoordig is, gebruikmaken, en vanwege de genade die aan ons is gegeven, nadat het licht van het Evangelie opnieuw is opgegaan, niet nalatig worden of ondankbaar zijn.
Want als een zegen eenmaal is weggenomen, dan staat het daarna niet in onze wil of macht dat wij die weer terug kunnen brengen. Alleen aan Gods gave en genade is dat gelegen, en wel zó dat Hij Zich door geen huilen, roepen, moeite of werk van mensen (daartoe) laat bewegen. (1)
[Maarten Luther: WA 43, 536, 40 – 537, 11]

(1) Denk hierbij aan de tijd van Johannes Hus (rector en magnificus van de universiteit van Praag), waartegen de hele kerkelijke wereld van die tijd zich verzamelde en een banvloek over hem uitsprak. De Duitse keizer Sigismund beloofde Hus een vrijgeleide als hij zou getuigen voor het concilie van Konstanz. Toen hij daar aankwam werd hij desondanks gevangengenomen en veroordeeld tot de brandstapel. Een vonnis dat op 6 juli 1415 voltrokken werd.
Toen wist men een reformatie van de RK-kerk en het RK-leven dus nog te voorkomen. Maar na de ‘Lutherreformatie’ kregen de mensen in Europa een Bijbel in de eigen landstaal en kon men in de kerken de verkondiging van het Evangelie in de eigen landstaal (laten) horen. Die zegen is er nog altijd!

Opgemerkt (slot): De ‘centrale’ Boodschap van het Evangelie ‘Jezus en Die gekruisigd’ is zo eenvoudig, dat de Heilige Geest het niet nodig vond om de Joden in Jeruzalem of de heidenen in Korinthe eerst een catechese-traject of een alpha-cursus te laten volgen om gedoopt te kunnen worden en om (dan op grond van opgedane kennis en uitspraken over eigen geloof) als een volwaardig lid van de gemeente van onze Heer Jezus Christus geaccepteerd te kunnen worden. Alle dopelingen (ook de huisgenoten die gedoopt werden) mochten vast en zeker weten (in geloofsvertrouwen aanvaarden), dat ook zij de Heilige Geest als waarmerk en onderpand ontvingen bij de Doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en daarmee ook dat Hij (!) hen voortaan zou leiden in alle waarheid onder de (doorgaande) verkondiging van het Evangelie en door deelname aan de maaltijden van de Heer. Gehoorzaamheid (ootmoedige luistervaardigheid!) en liefde tot God en de naasten, dat diende voortaan hun leven te stempelen en dat moesten ze dus niet (eerst maar) opbrengen uit eigen kracht, leergierigheid en inzet, maar ze mochten dat alles ontvangen door kracht die onze Heer hen schonk door Zijn Geest: zie 1 Korintiërs 4 : 20.

Bron citaat: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 8 november – Dagboek samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2019)

Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw.’ (Uit Hebreeën 10 vers 23)

Bron afbeelding: Pinterest

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

N.a.v. Paulus ‘arrestatie’, Luthers ‘Turmerlebnis’ en onze wedergeboorte…

Dat wij ‘in Christus Jezus zijn’ wordt in het Nieuwe Testament voorop geplaatst!

Woorden van Paulus aan de gedoopte leden van de gemeente te Efeze:

‘Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons in de hemelsferen, in Christus, met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend. In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen om voor Hem heilig en zuiver te zijn (1), en Hij heeft ons naar Zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden, tot eer van de grootheid van Gods genade, ons geschonken in Zijn geliefde Zoon.
In Hem zijn wij door Zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven, dankzij de rijke genade die God ons in overvloed heeft geschonken. (2)
(…) In Hem heeft God, Die alles naar Zijn wil en besluit tot stand brengt, ons de bestemming toebedeeld om vanaf het begin onze hoop te vestigen op Christus, tot eer van Gods grootheid. In Hem hebben jullie ook de boodschap van de waarheid gehoord, het Evangelie van jullie redding, in Hem zijn jullie, door je geloof, gemerkt met het stempel van de Heilige Geest Die ons beloofd is, als voorschot op onze erfenis (3), opdat allen die Hij Zich verworven heeft verlost zullen worden tot eer van Gods grootheid.’
(…) ‘Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die Hij voor ons heeft opgevat zo groot is (4), heeft Hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. (5) Ook jullie zijn nu door Zijn genade gered. Hij heeft ons samen met Hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen in Christus Jezus.’ (6)

(1) Zie Kolossenzen 1 : 22.
(2) Zie Romeinen 5 : 19-21: ‘Zoals de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één Mens alle mensen rechtvaardigen worden. En later is de wet erbij gekomen, zodat de overtredingen toenamen; maar waar de zonde toenam, werd ook de genade steeds overvloediger. Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer.’
(3) Zie Galaten 3 : 14 (en lees door tot vers 29!)
(4) Zie Titus 3 : 4-7.
(5) Zie Romeinen 6 : 4-14.
(6) Zie Filippenzen 3 : 20-21: ‘Wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze Redder…’

Dus nog voordat Paulus heel de gedoopte gemeente onderwijst dat zij allen nu ook verbondskinderen zijn (zie Efeziërs 2 : 11-22), benadrukt hij wie ze door hun Doop in Christus Jezus zijn en wanneer we in de brief aan de Kolossenzen van het eerste hoofdstuk de verzen 12-23 lezen dan begrijpen we waarom dat zo is, namelijk omdat niet Adam (ons ‘oude verbondshoofd’), maar onze Heer Jezus Christus de Eerstgeborene van heel de schepping is: ‘in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare‘; En ook: ‘Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is het Hoofd van het Lichaam de Kerk. Oorsprong is Hij, Eerstgeborene van de doden, om in alles de Eerste te zijn: in Hem heeft de Volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met Zich willen verzoenen, alles op aarde en in de hemel, door vrede te brengen met Zijn bloed aan het kruis. Eerst waren jullie van Hem vervreemd en waren jullie Hem in al het kwaad dat jullie deden vijandig gezind, maar nu heeft Hij jullie door de dood van Zijn aardse lichaam met Zich verzoend om jullie heilig, onberispelijk bij Zich te brengen. Maar dan moeten jullie wel blijven geloven, onwrikbaar gegrondvest in de hoop die het Evangelie ons brengt en schenkt, het Evangelie dat jullie gehoord hebben en dat aan alle schepselen onder de hemel verkondigd is, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.

Wanneer Paulus onderweg naar Damascus ‘gearresteerd’ wordt (zie Handelingen 9 : 3-9), dan hoort hij geen verlossende (wel verwijtende) woorden van onze Heer. Ook Paulus moet de verlossende woorden van het Evangelie horen en aannemen uit de mond van een broeder en zich laten dopen om de Heilige Geest te ontvangen (vers 17). Paulus kon dus de zekerheid van zijn geloof en zijn wedergeboorte niet baseren op die bijzondere gebeurtenis onderweg naar Damascus, maar hij heeft die moeten aanvaarden op grond van woorden uit de mond van Ananias en de Doop die ook hij moest ondergaan (zie Handelingen 9 : 17 en ook 22 : 16 waar blijkt dat Ananias Paulus nog heeft moeten aansporen om zich te laten dopen).

Maarten Luther schrijft: Dit is de voornaamste hoofdzaak en het belangrijkste artikel: dat Christus in de Vader is (Johannes 14 : 20) – daarom hoef je niet te twijfelen: alles wat deze Man spreekt en doet, dat moet gesproken en gedaan worden: in de hemel voor alle engelen, in de wereld voor alle tirannen, in de hel voor alle duivels en in de harten voor alle kwade gewetens en voor al onze verkeerde gedachten. Want als ik hier zeker van ben: dat alles wat deze Man denkt, spreekt en wil, de Vader ook denkt, spreekt en wil – dan kan ik alles trotseren wat mij benauwd, bevreesd en beangst maakt. Want hier heb ik het hart en de wil van de Vader én van Christus. ‘Als God voor en met ons is’ – zegt Paulus in de brief aan de Romeinen (8:31) – ‘wat is het dat ons schaden zal?’
(…) Nu ga jij ook door het geloof verstaan, dat jij in Mij bent met jouw dood, zonde en alle ongeluk. Bent jij een zondaar in jezelf? – dan ben jij in Mij rechtvaardig. Voel jij de dood in jezelf? – dan heb jij in Mij het eeuwige leven. Heb jij onvrede in jezelf? – dan heb jij in Mij eeuwige vrede. Moet jij om jezelf als een goddeloze verdoemd worden? Dan ben jij in Mij gezegend en zalig! Want als wij in Christus zijn – o, zaligheid! – waar zijn wij dan? Nergens dan waar Christus is (zie Efeziërs 2 : 6). Waar is Hij anders dan in de hemel, in de eeuwige vreugde, in het eeuwige leven en in de eeuwige zaligheid? Daar zal Hij zeker niet meer als zondaar veroordeeld worden of de dood moeten sterven – nu kunnen Hem geen zonden beschuldigen, geen duivel verdoemen, geen dood of hel verslinden, dan zullen zij mij – als ik ín Hem ben – ook niet kunnen verdoemen en verslinden.”
[Maarten Luther: Das XIV. und XV. Kapitel S. Johannis (Druck Frühjahr 1538), WA 45, 589, 14 – 590, 16]

Opgemerkt: Hoorde laatst een predikant beweren (YouTube, Herauten) dat er in de gedoopte gemeente waar hij voor preekte nog tal van onwedergeboren mensen te vinden zouden zijn. En hij hield hen voor dat ze zichzelf niet wedergeboren konden laten worden, maar dat het er desondanks toch wel (een keer) van komen moest door geloof en bekering. Wat ben je dan gelukkig wanneer je op grond van Gods Woord weten mag dat de Doop het bad der wedergeboorte is. Bij de Doop is bevestigd dat ook aan mij de Heilige Geest geschonken is en ook altijd weer geschonken wordt op het gebed. Hij is het die de wedergeboorte werkt in ons leven. En de wedergeboorte dat is en blijft een geloofsstuk vanaf onze Doop tot aan ons sterfbed (of tot aan de wederkomst). En ons geloof – een vast vertrouwen dat God ook mij om Christus’ wil genadig is – dat onderhouden we door het trouw gebruik van alle middelen – dus ook het Avondmaal meevieren in Zijn gemeente! – die God ons daartoe geschonken heeft.
De predikant noemde de wedergeboorte van een mens ook nog een groter wonder dan de schepping zelf. Wij geloven dat we in Christus Jezus een nieuwe schepping zijn (Galaten 6 : 14-17) en wij zullen (pas) bij de wederkomst in een ondeelbaar ogenblik aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig worden: zie 1 Korintiërs 15 : 50-57 en Filippenzen 3 : 21.

Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze Redder, de Heer Jezus Christus. Met de kracht waarmee Hij in staat is alles aan Zich te onderwerpen, zal Hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan Zijn verheerlijkt lichaam.’ (Uit Filippenzen 3 : 20-21)

Bron afbeelding: A Reason For Hope

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over zegen, dank en vloek m.b.t. onze mensenleeftijd…

‘Ons lange leven is een zegen’?

Toen zei de HEER: Mijn Geest* zal niet voor altijd in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; de mens is vlees (heeft een natuurlijk/stoffelijk lichaam); hun dagen zullen honderdtwintig jaar zijn.’
‘(De profeet) Noach was een landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan…’
In de hele wereld – na de zondvloed – werd er één enkele taal gesproken en de mensen zeiden tegen elkaar: “Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, zodat we niet over de hele wereld verstrooid raken.”
Maar toen daalde de HEER af om te kijken naar die stad en die toren die de mensen aan het bouwen waren. “Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal,” zei de HEER, “en wat ze nu van plan zijn en doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt binnen hun bereik. (1) Laten we naar hen toegaan en hun spraak verwarren, zodat ze elkaar niet meer begrijpen.” De HEER verspreidde de toenmalige mensheid vandaar over de hele aarde.’
(Uit het boek Genesis verzen uit hoofdstuk 6 (vers 3), 9 (vers 20) en uit 11 (uit de verzen 1-9)

Geciteerd 1: Om over de persoonlijke tol van een lang leven nog maar te zwijgen: FOGO*. Oud worden is adaptief – het dient een evolutionair doel – maar veroudering is dat niet. Hoe langer we leven, hoe meer onze cellen beschadigd raken, botten broos worden, organen beginnen te haperen en ons immuunsysteem ons in de steek laat. De natuur is een koele rekenmeester: op een goed moment wegen de ‘kosten’ van het onderhouden van ons lichaam in het aangezicht van die entropie niet meer op tegen de ‘baten’ ervan, aldus Gurven.
* Veel mensen hebben dan ook last van FOGO: een Fear Of Getting Old. In een enquête onder Amerikanen gaf liefst 87 procent te kennen het oud worden te vrezen, met fysieke aftakeling, geheugenverlies, chronische aandoeningen en ‘geen geld meer hebben’ op hun oude dag als voornaamste redenen.

Slijtage en verval zijn dus onvermijdelijk. Maar, schrijft Gurven: veel van de aandoeningen die we gewoonlijk als ‘ouderdomskwalen’ bestempelen, zijn in werkelijkheid het gevolg van onze leefstijl. Waar ouderen in traditionele samenlevingen vaak tot op late leeftijd fysiek actief blijven én veel vers voedsel eten, bewegen we in onze geïndustrialiseerde omgeving een stuk minder en is bewerkt voedsel volop voorhanden. Dit vergroot de kans op, bijvoorbeeld, diabetes type 2 en hart- en vaatziekten.

Bij de traditionele gemeenschappen die Gurven bestudeert, komen deze kwalen veel minder voor. Zonder het leven van deze gemeenschappen te romantiseren, en zonder een paleolevensstijl aan te prijzen, beschrijft Gurven wat we van ze kunnen leren om ons lange leven ook een gezond leven te laten zijn. Dit zal voor weinigen nog als een verrassing komen: meer bewegen (vooral lopen), minder bewerkt voedsel eten (en meer verse groenten en fruit), niet roken en geen alcohol drinken. Ook belangrijk voor wie gezond oud wil worden: sociaal contact maken.

Hiervoor zorgdragen is niet alleen een individuele verantwoordelijkheid. Een omgeving die bewegen aanmoedigt, gezond voedsel goedkoop maakt, en het makkelijk maakt voor mensen om elkaar te treffen, zou enorm helpen.

Geciteerd 2: Wat we vooral van de traditionele gemeenschappen uit Gurvens boek kunnen leren, is hoe we als samenleving recht kunnen doen aan onze lange levens. Want ‘oud zijn’ heeft een functie, maar hedendaagse, westerse samenlevingen maken het niet altijd makkelijk voor ouderen om die evolutionaire functie te vervullen. Al was het maar omdat ze vaak een (onnatuurlijk) grote mate van leeftijdssegregatie kennen: alle kinderen zitten bij elkaar op school, alle volwassenen op kantoor, alle ouderen alleen achter de geraniums.
De evolutie van onze soort laat zien dat deze samenlevingen hiermee niet alleen ouderen, maar ook zichzelf tekortdoen: ze profiteren niet van de wijsheid en vaardigheden die de oudere generatie te bieden heeft. Ze maken geen gebruik van de intergenerationele samenwerking die ten grondslag ligt aan het succes van onze soort. Of in elk geval: weinig.

Geciteerd slot: Ons lange leven is een zegen, dat in het maatschappelijk debat soms wordt afgeschilderd als een vloek. Seven Decades biedt een tegengeluid voor zulke onheilstijdingen, én handelingsperspectief. Het toont aan: ons lange leven, onze oude dag, die zijn er niet voor niets. Integendeel: we hebben er alles aan te danken.

Opgemerkt 1: Het huidige DNA onderzoek van menselijke resten toont aan dat de ‘moderne mens’ (vanuit evolutionair genetisch oogpunt bezien, maar ook vanuit oogpunt van kennis en kunde op allerlei gebied) zich zelfs al eerder of i.e.g. gelijktijdig over de wereld verspreid heeft dan allerlei meer primitief geachte mensen(soorten) en hun leefgemeenschappen.

Opgemerkt 2: Opvallend dat de mens blijkbaar toch niet om woorden als zegen en vloek en ‘danken aan’ heen kan…

Opgemerkt slot: Tot nu toe kunnen wij niet heen om de vraag of het – blijkbaar evolutionair gedreven – succes van onze soort toch niet eerder een vloek is dan een zegen. Dus waarom nog moeite doen om dat succes van onze soort te bestendigen of zelfs nog succesvoller te maken?

(1) Blijkbaar had en heeft God niet zo’n hoge dunk van het vervullen van ‘de cultuuropdracht’ door de mens.

Bron citaten: De Correspondent – ‘Waarom we alles te danken hebben aan onze oude dag’ door Lynn Berger (Correspondent Zorg)

Zij allen zijn – net als eerder Abraham en Sarah – in het geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat ze op aarde leefden al vreemdelingen en gasten (‘bijwoners’). (2) Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland. En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. Nee, ze keken uit naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God Zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft Hij voor hen een stad gereed gemaakt.’ (…)
Ze zwierven rond in schapenvachten of geitenvellen, berooid, vernederd en mishandeld. Ze doolden door verlaten oorden en berggebieden en verscholen zich in holen en grotten onder de grond. Ze waren voor de wereld te goed. Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen werden, hebben de belofte hier in deze wereld niet in vervulling zien gaan omdat God voor ons iets beters had voorzien en Hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken.’ (Uit Hebreeën 11 de verzen 13-16)

(2) Zie Genesis 47 : 8 het antwoord van Jakob wanneer de Farao hem vraagt naar zijn leeftijd en de woorden van David in 1 Kronieken 29 : 14-15.

Bron afbeelding: MySundayNotes

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Het onderwijs van het zesde gebod…

Geciteerd 1: De geboden die volgen op het vijfde gebod, betreffen niet zozeer hen die over ons gesteld zijn (ouders en overheden), maar hen die ons gelijk zijn en onze naaste(n) zijn. Het ontbreekt en mankeert ons echter allen daaraan, namelijk dat wij het zesde gebod en alle anderen verachten en niet geloven dat God hier Zelf spreekt en dat het Hem ernst is. Ook als de natuurlijke mens er niets van begrijpt, dan blijven toch Gods geboden onwankelbaar staan. De natuurlijke mens begrijpt immers niet de dingen die de Geest betreffen. (1)

Geciteerd 2: Wanneer het zesde gebod zegt ‘gij zult niet doden’, dan betreft dat de persoon van onze naaste. Hier zien we hoe God over ons denkt en hoezeer Hij ons kent en wat Hij bedoelt met dit gebod. Zo denkt God: In het mensengeslacht heb ik te maken met wilde, dolle en razende dieren, met wolven, beren, leeuwen enzovoort, daarom moet ik ze opsluiten achter slot en grendel, met sterke muren omringen en met ijzeren tralies inperken, zodat zij elkaar niet zullen verwonden en doden. Want als God deze zorg niet had, dan was het toch niet nodig geweest dat God ons dit gebod gegeven had. Zo uitermate goed kent God ons hart en onze natuur! Hij weet dat moord en doodslag ons van nature aangeboren zijn en diep in ons vlees zitten, daarom geeft Hij ons ook dit gebod, zodat we ook daardoor onszelf zullen leren kennen. Kortom, God is bezorgd dat wij elkaar zullen doden, als dolle, razende honden, wolven en beren. Hij houdt ons dus voor grote booswichten die tot alles in staat zijn.

De geschiedenissen die Mozes vanaf Adam beschrijft, laten dat duidelijk zien. Het gaat vrijwel direct al over haat, moord en doodslag: over hoe de ene broer de andere vermoordt. Ga nu maar door lieve mens, beroem je maar (tegenover je naaste en daarmee tegenover God)! Wij willen heilig zijn (althans door anderen zo gezien/erkend worden), roemen over ons verstand, onze wijsheid en over onze vrije wil – maar wat denkt God over ons?
Dát denkt Hij over ons, dat wij van nature God en de naaste haten en allen moordenaars en doodslagers zijn, niemand uitgezonderd. (2) God doet net als een burgemeester, die zich bewust is van de ongebondenheid van de mensen, en die ervoor zorgt dat er een goede bemande politieorganisatie is, die kan opletten en waken, zodat het kwade voorkomen wordt. Op dezelfde manier kent God onze (natuurlijke) ongebondenheid en verwacht ook niets goeds van ons, maar Hij houdt ons voor moordenaars, daarom gebiedt Hij dat wij niet zullen doden.

Geciteerd 3: Het is echter niet genoeg dat je uitwendig geen moordenaar bent, want als je zelfs geen vinger verroert, dan is toch de grond van je natuurlijke hart dodelijk, want je gunt je vijand niets goeds. Je lacht in je vuist als het slecht met hem of haar gaat, als hij of zij ziek is, als hij alles verliest en arm wordt, of zelfs als hij sterft (vermoord wordt). Als het goed met hem of haar gaat ben je niet gelukkig, dat gun je die ander niet. Nu, dat alles wordt in dit gebod moorden en doodslaan genoemd en bedoeld. (3)
Daarom heb ik gezegd, de Tien Geboden zijn ons gegeven om onszelf te leren kennen (4), en wel wat voor vrome kinderen wij zijn en wat voor kruidjes er in ons hart groeien. Bovendien om te weten hoe God over ons denkt, om ons voor onszelf te schamen en van onszelf te schrikken. Als wij kijken in de spiegel van de Tien Geboden, zien we dat we afgodendienaars, lasteraars van Gods Naam en lasteraars van onze naaste(n) zijn, en ook ongehoorzaam tegen hen die over ons gesteld zijn, moordenaars en bloedhonden zijn. (…) Zo is het met ons gesteld. Als nu ieder zijn of haar eigen hart doorzoekt, dan heb je niet veel teksten nodig, maar je eigen geweten – wanneer dat door trouw gebruik van de middelen door Gods Woord en Zijn Geest gevormd en tot ontwikkeling is gebracht – zal je er dan van overtuigen hoe schuldig je staat tegenover God en hoezeer wij het – door het geloof, door geloofsvertrouwen – van Zijn genade en barmhartigheid moeten hebben. (5)

Schreef n.a.v. wat er gezongen en gezegd werd in de dienst bij ons vanochtend: We kunnen de jeugd beter voorhouden: Wen er maar aan dat je God en daarmee jezelf nog vaak zult teleurstellen. M.n. ook in het waarmaken van de liefde naar je broeders en zusters en andere medemensen en de vergevingsgezindheid jegens hen, zoals je die zelf toch altijd wel weer verwachten moet van onze Heer. Wanneer we maar trouw blijven in en onder het gebruik van de middelen, dan zullen we de waarachtige ootmoed – zoals we die door de Heilige Geest voor ons gegeven en verwoord zien in o.a. Psalm 25 – leren.

Leestip: Psalm 25 en Jakobus 1 : 19-27*.

* Denk bij ‘tong niet kunnen beteugelen’ (vers 26) m.n. ook aan de roddels, leugens en laster die wij over anderen verspreiden en die op allerlei manier een ‘moordende uitwerking’ hebben op het (huwelijks/gezins/familiair/gemeentelijk samen-) leven van onze naaste(n).

(1) De gedoopte Korintiërs moesten eerst nog geestelijk leren denken (zie 1 Korintiërs 3, binnen het geheel van 1 Korintiërs 1 t/m 4), daarom hadden zij het getuigenis en het onderwijs van de apostelen – die werkten op basis van wat geschreven is, dus met het onderwijs van het Oude Testament en met wat onze Heer hen daarover geopenbaard had – nodig om hen tot geestelijk denkende en handelende/werkende christenen op te voeden.
(2) Zie Romeinen 3 : 4-20 en dat is geschreven aan ons – en niet aan de mensen die (nog) buiten de gemeente staan!
(3) Zie het onderwijs van onze Heer in Matteüs 5 : 21-26, 43-48, 7 : 1-5 en 18 : 21-35.
(4) Zie Romeinen 5 : 20, 7 : 13-25 en Galaten 3 : 19-23.
(5) Zie Romeinen 5 : 20-21.

Bron citaat 1: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr – Den Hertog uitgeverij (2015)

‘Waar men God meent te dienen, terwijl men in die kring(en) de eigen tong – die zich roert tegen de naaste – niet weet te beteugelen, daar zit men op een dwaalspoor en alle dienst aan God – hoe vroom ook gebracht – is dan vergeefse moeite.’ (Naar Jakobus 1 vers 26)

Bron afbeelding: KBC Channel

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

‘De realiteit is dat de eenheid niet meer voorhanden is’…

Jullie, als gemeente(n) van Onze Heer Jezus Christus, zijn een bouwwerk van God.‘ (…) Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de Hoeksteen is.’* (…) Overeenkomstig de taak die God mij – als door Hem uitgekozen apostel – uit genade heeft opgelegd, heb ik – evenals de andere apostelen dat elders deden – als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort. Laat ieder erop letten hoe er gebouwd wordt, want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt: Jezus Christus Zelf. Of er in een gemeente – door voorganger(s) en oudsten – op dat fundament nu verder gebouwd wordt met goud, zilver en edelstenen of met hout, hooi en stro, van ieders werk zal duidelijk worden wat het waard is. Op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal door het vuur aan het licht worden gebracht wat ieders werk waard is (geweest). Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal deze worden beloond. Wanneer het verbrand, zal degene die het betreft, de prijs daarvoor betalen; zo iemand zal worden gered, maar als door vuur heen.’ (Uit 1 Korintiërs 3 uit de verzen 9-15) * Woorden uit Filippenzen 2 vers 20.

Geciteerd 1: Maar wettigheid in de kerk is niet automatisch hetzelfde als wettigheid buiten de kerk. De kerken hebben gelukkig de vrijheid om hun eigen inrichting zelf te regelen. Je moet dus bij het beantwoorden van deze vraag altijd starten bij het eigen kerkrecht. Dan geldt dat kerken zich hebben te houden aan de belijdenis en aan wettig genomen bindende besluiten. Dat staat, als je het zo wilt noemen, in het statuut: zie artikel 31 van de kerkorde.” (1)

Geciteerd 2: Daarom kan de ontbinding of splitsing van een kerkverband alleen van onderaf worden vormgegeven, door plaatselijke kerken. Ik ken in de geschiedenis ook geen precedent van een kerk die ontbonden zou zijn door het besluit van een synode.” (2)

Geciteerd 3: „Ik bepleit een vreedzame oplossing. De realiteit is dat de eenheid niet meer voorhanden is. Er wordt niet alleen principieel geheel verschillend gedacht, maar ook in de praktijk zo gehandeld. De crisis gaat zo diep dat zij niet meer herstelbaar is. (3)

Geciteerd slot: Maar volgens mij is de hele discussie over wettigheid in deze crisis in de CGK niet behulpzaam. Regel liever hoe je goed uiteengaat.”

(1) Maar die bindende besluiten worden genomen tijdens en door synodes, dus zijn synodes blijkbaar toch de beslissende factor in het spel. Een kerkscheuring is dus heel eenvoudig: Alle gemeenten die zich niet houden aan op de synodes wettig genomen bindende besluiten staan buiten spel en behoren niet meer mee te doen in het kerkverband.

(2) Dit zou dan betekenen dat alle gemeenten die de synodebesluiten wel ‘beamen’ zich dan maar buiten het kerkverband plaatsen, want ze kunnen blijkbaar de gemeenten die zich niet aan de synodebesluiten houden buiten het kerkverband plaatsen.

(3) ‘De crisis gaat zo diep dat zij niet herstelbaar is’? Waar in Gods Woord – in de brieven van de apostelen of in de brieven van onze Heer Jezus Christus – vinden we aanwijzingen dat men van christelijke gemeenten, die toch allen gebouwd zijn op het fundament van de profeten en de apostelen en waar onze Heer Zelf de Hoeksteen is, mag verklaren dat daarmee geen eenheid meer te beleven valt en dat de crisis zo diep is dat men zeggen moet niet meer op hetzelfde Fundament – want heel de Schrift zoals die tot ons gekomen is door de profeten en apostelen, is Christus verkondiging! (Zie Lukas 24 : 13-35) – te staan.

Opgemerkt: De vraag is: wil men binnen de CGK Gods Woord lezen en toepassen als pastoraat (zoals we dat van Maarten Luther kunnen horen en leren) of wil men de theologisch/juridische en dogmatische benadering (zoals we dat van Johannes Calvijn kunnen lezen en leren) hanteren. Voor mij is het zonneklaar dat het boek Handelingen, de brieven van de apostelen en de brieven van onze Heer aan de zeven gemeenten van Klein Azië ons het eerste leren. (4) En wanneer we dat gaan navolgen met elkaar, dan hebben we als gemeenten van onze Heer geen theologen meer nodig, die met hun deskundigheid voor ons allen nieuwe bindende NT-wetsregels weten te destilleren uit het pastorale onderwijs van het NT.

(4) Neem als voorbeeld de gemeente van Korinthe waaraan Paulus schrijven moet: ‘Nu ik jullie toch aanwijzingen geef: ik kan jullie niet prijzen om jullie samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed.’ Vanuit die situatie gaat Paulus – met het gezag van zijn apostelschap* – pastoraal (!) in die gemeente orde aanbrengen in hun samenkomsten en ervoor zorgen dat men zich daar zal houden gaan houden aan de regel om niet uit te gaan boven wat geschreven is [zie 1 Korintiërs 4 : 6-8 waar Paulus deze regel aan de gemeente(n) voorschrijft/oplegt]. Juist om die regel moest hij daar in de omstandigheden van die tijd de vrouwen in de gemeente het zwijgen opleggen, terwijl toch uit zijn verkondiging duidelijk blijkt dat dit zwijgen niet kan worden opgevat als een NT-wetsregel die voortaan overal en door de tijd heen zou moeten gelden.
* Zie hierbij ook Paulus woorden in 2 Korintiërs 2 : 8-11 en dan m.n. waar hij opmerkt dat hij bepaalde zaken vanuit het gezag van zijn apostelschap had geschreven om te kunnen zien of zijn apostolaat ook daadwerkelijk erkend werd. Paulus mocht van het bevrijdende van het Evangelie – ook voor vrouwen – afwijken en die de gemeenten nog niet gunnen, omdat de tijd daarvoor nog niet rijp was.

Bron citaat: RD Interview – ‘Mr. Pieter Pel: Laten Christelijke Gereformeerde Kerken in vrede uit elkaar gaan’ – door Addy de Jong
Mr. Pel, in 2013 gepromoveerd op de rechtspositie van geestelijken, is goed bekend met de CGK. Meerdere malen was hij in het verleden als raadsman betrokken bij kerkelijke problemen. In augustus was hij de advocaat van het oud-moderamen van de laatstgehouden generale synode, toen dat in een kort geding tegenover de cgk te Broeksterwoude kwam te staan. En als bezwaarde leden van de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) gaan zijn vrouw en hij al een tijdlang ter kerke in de cgk te Hattem.

Toen ik hem zag viel ik als dood voor Zijn voeten neer. Maar Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei: wees niet bevreesd (bang). Ik ben de Eerste en de Laatste. Ik ben Degene Die leeft; Ik was dood, maar Ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. Schrijf daarom op wat je gezien hebt, wat er nu is en wat er hierna zal gebeuren. Dit is de betekenis van de zeven sterren die je in Mijn rechterhand zag en van de zeven gouden lampenstandaards: de zeven sterren zijn de engelen [= ‘ambtsdragers’: voorgangers en oudsten] van de zeven gemeenten, en de zeven standaards zijn de gemeenten zelf.‘ (Uit Openbaring 1 de verzen 17-20)

Bron afbeelding: Scripture Media – Savior Connect

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over de zegen van het vijfde gebod… (II)

‘Zes dingen haat de HEER,
zeven dingen zijn Hem een gruwel:
ogen die hooghartig kijken* en een tong die liegt,
handen die onschuldig bloed vergieten
en een hart dat op het kwade zint,
voeten die zich naar de misdaad reppen
en getuigen die bedriegen, altijd liegen,
en zij die stoken tussen broeders en zusters (w.o. echtgenoten)
(Uit Spreuken 6 de verzen 16-19*)
* Zie hierbij ook Spreuken 30 : 11-14.

Ons (aanhoudend!) danken en bidden voor hen die over ons gesteld zijn…

Geciteerd: In de vierde plaats bid ik voor mijzelf en de hele wereld, dat God ons Zijn genade zal geven en Zijn zegen overvloedig zal uitstorten, zowel over de gezinnen als over de burgerij; en dat wij voortaan van harte vroom worden (1), de ouders eren en aan de overheid gehoorzaam zijn. Verder dat ouders en overheden verstand en wijsheid van God mogen ontvangen om ons in rust en vrede bij te staan en te regeren. (2) Dat God hen zal behoeden voor het misbruiken van hun macht (3), zodat zij Gods Woord eren, niet anderen vervolgen en onrecht doen, want zulke grote gaven zullen wij door en op het gebed verkrijgen – zoals Paulus ons leert (zie o.a. Romeinen 12 : 12).

En wanneer uzelf ook vader en moeder bent, dan is het nu de tijd dat u uzelf niet vergeet of uw kinderen en personeel, maar ernstig bidt dat de lieve Vader, Die u Zijn Naam en ambt gegeven heeft, en Die u ook als vader wil genoemd en geëerd hebben, u Zijn genade schenkt om uw vrouw, kinderen en personeel godzalig en christelijk te regeren (4) en te onderhouden, u wijsheid en kracht geeft om hen op te voeden of te onderwijzen, en hen – onder Gods genadig bestel – een hart en wil geeft om uw leer te volgen en te horen. (5) Want zowel de kinderen alsook hun lichamelijk en geestelijk welzijn zijn gaven van God.
[Maarten Luther: Ein einfaltige weise zu beten: Für einen guten Freund, 1535, vgl. WA 38, 368, 1-32]

Opgemerkt: Daar waar mannen hun ambt Bijbels leerden/leren zien en in praktijk brengen (in huwelijken en in de maatschappij), daar kwamen/komen de vrouwen tot bloei (naar Spreuken 31). We zien dat bijvoorbeeld in het huwelijk van Luther en zijn Käthe op de Wittenberg, waar zijn echtgenote Katharina von Bora een spilfunctie had. (a) En we zien dat ook in het huwelijk van Willem van Nassau met Juliana van Stolberg op de Dillenburg. (b)

(a) Maarten en Katharina Luther kregen na hun huwelijk in 1525 binnen acht jaar zes kinderen. Toen Luthers beide zusters stierven, namen hij en Katharina de kinderen bij hen op. Luthers ene zus had vijf kinderen, de andere zes, zodat Katharina nu voor zestien kinderen moest zorgen. „Het was dan ook geen wonder dat haar dag elke morgen om vier uur begon, waaraan ze de naam „de morgenster van Wittenberg” te danken had.
Toen Luther eens zijn waardering uitsprak over de zorg van Katharina voor haar kinderen en daarmee voor moeders in het algemeen, zei hij: „De liefde van een moeder is sterker dan alle viezigheid en korsten van een kind. Zo is ook de liefde van God voor ons sterker dan onze viezigheid. Ofschoon wij zondaren zijn, blijven wij ondanks onze viezigheid kinderen van God, noch vallen wij vanwege onze zonden uit Zijn genade.”
(b) Zie daarvoor deze blog: ‘Over Juliana van Stolberg…’ AAhttps://jc33nl.nl/meer-personen/willem-van-oranje/over-zijn-moeder-juliana-van-stolberg/

(1) Van harte! Dus niet zoals veel Schriftgeleerden en Farizeeën in de tijd van onze Heer hier op aarde.
(2) Wij kunnen dat niet beter doen dan elke dag eerbiedig en van harte het ‘Onze Vader’ te bidden, waarin we ook altijd weer zeggen: ‘Uw wil geschiede’. Wanneer we dat altijd weer doen, dan weten we ons onder alle omstandigheden door God – en dus niet door onze eigen wil – geleid, en dat dus ook nog wanneer we terug zien op ons (huwelijks)leven en de beslissingen die daarin genomen en ‘gevallen’ zijn! Juist ook voor onze huwelijken is dit van het grootste belang.
(3) Ook vrouwen kunnen hun macht – in huwelijk en maatschappij – misbruiken, zeker in een tijd waarin ze zich als slachtoffers kunnen voordoen en laten gelden.
(4) Naar het voorbeeld en onderwijs van onze Heer, Die zei: Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. (Zie Matteüs 20:28, Marcus 10 : 45 en Johannes 13 : 12-15.
(5) Zie hierbij deze blog: ‘Maarten Luther als mislukkeling…

Leestips: Romeinen 12 en 13.

Lees ook deze blog: ‘Over de zegen van het vijfde gebod… (I)

Bron citaat 1: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr – Den Hertog uitgeverij (2015)

Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. Vergoed geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. Stel voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven.’ (Uit Romeinen 12 de verzen 16-18)

Doe alles wat ik u geleerd en overgedragen heb, wat ik jullie heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn’. (Uit Filippenzen 4 vers 9)

Bron afbeelding: Verse of the Day

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie

Over de zegen van het vijfde gebod… (I)

‘De uitspraken van een rechtvaardige zijn een bron van leven,
de woorden van een goddeloze verhullen geweld.’
(Uit Spreuken 10 vers 11*)
* Zie hierbij ook vers 12!

‘Waar geen rust en geen regel is’…

Geciteerd: ‘U/je zult je vader en moeder eren.’ O God, in de eerste plaats leer ik U in dit gebod als mijn Schepper kennen, Die mij wonderlijk met lichaam en ziel hebt geschapen en uit mijn ouders het leven hebt gegeven. Daarbij hebt U hen een hart gegeven (1), dat ze mij als de vrucht van hun lichaam met al hun kracht hebben gediend. Dat wil zeggen: zij hebben mij in deze wereld gebracht, gevoed, opgepast, verzorgd, verpleegd – en mij met grote ijver, zorg, gevaren (2), moeite en arbeid groot gebracht. Tot op dit uur hebt U mij – Uw schepsel – voor ontelbare lichaam- en zielsgevaren en noden behoed, en ook dikwijls daaruit verlost, als schiep U mij alle uren opnieuw. Want de duivel gunt ons het leven niet – zelfs niet voor een ogenblik. (3)

In de tweede plaats dank ik de rijke en goede Schepper voor mijzelf en de hele wereld dat Hij in dit gebod ook de vermeerdering en onderhouding van het menselijke geslacht ingesteld en bewaard heeft – dat wil zeggen: door het gezinsleven en het burgerlijk leven. Zonder deze twee instellingen of overheden kon de wereld geen jaar bestaan, omdat er zonder wereldlijke overheden geen rust en geen regel is. (4) Waar echter geen rust en regel is, daar gaat ook het (huwelijks-) en gezinsleven verloren, waar geen gezinsleven is, daar kunnen geen kinderen geboren en opgevoed worden en moet het (goddelijke!) ambt van vader en moeder ophouden. Maar daarvoor waakt dit (vijfde) gebod en bewaart en beschermt het zowel de gezinnen als de hele burgerij. Want het gebiedt de kinderen gehoorzaam te zijn aan hun ouders en de burgers gehoorzaam te zijn aan hun overheid. Het gebod waakt er ook over dat dit zal gebeuren, of wanneer het niet gebeurt, laat het gebod dit niet ongestraft. Anders hadden de kinderen door ongehoorzaamheid allang het gezinsleven verwoest en de onderdanen door oproer alle burgerlijke instellingen vernietigd (5), omdat hun aantal veel groter is dan dat van ouders en overheden – daarom is deze weldaad – de zegen die aan dit gebod verbonden is – onuitsprekelijk groot.
[Maarten Luther: Ein einfaltige weise zu beten: Für einen guten Freund, 1535, vgl. WA 38, 367, 15-37]

(1) Als er één ding was in mijn leven dan was dat hart voor mijn echtgenote en kinderen. Ik heb door omstandigheden – mee vanwege ons (te) vroege huwelijk – nooit werk kunnen doen dat mijn hart had, en daarom was mijn hart er voor hen. Daarnaast gaf ik na ons trouwen mijn hart ook niet aan (vroegere) hobby’s. Wij waren al die jaren door wel trouwe leden van een Bijbelkring, waar we als regel samen naar toe gingen, maar ik heb geen (avond)functie(s) bekleed in een kerkenraad of elders in de samenleving (bestuursfuncties, oid). Daardoor was ik – naast mijn uithuizigheid vanwege een vijfdaagse werkweek – een echte thuisman. Dat is ons huwelijks- en gezinsleven zeer ten goede gekomen!
(2) Herinner me dat ik in de jaren negentig voor mijn werk naar Emmen moest. Toen nog geen TomTom in de auto en dus een routekaart en een briefje met aanwijzingen op de stoel naast me in de auto. Blijkbaar keek ik op een tweebaansweg wat te lang op het briefje, want toen ik weer op keek, zag ik dat ik op de linkerbaan reed en dat een tegemoetkomende auto door de berm reed om een frontale botsing te voorkomen. In mijn spiegel zag ik dat hij toch weer op de rijbaan terechtkwam en daarom ben ik – flink geschrokken – toch maar doorgereden. Moest denken aan berichtjes in de krant met: dode(n) bij een frontale botsing…
(3) En wat als je broeders en zusters of zelfs je eigen echtgenote en kinderen zich gaan opstellen en gedragen als handlangers van de boze?!
(4) Zie hierbij ook 2 Timoteüs 2 : 1-4. Mijn ervaring is onze voorgangers het (onpartijdig) bidden voor alle overheden nogal eens vergeten/nalaten of ‘gebrekkig’ aan bod laten komen in hun voorbeden, terwijl uit Paulus onderwijs blijkt hoe belangrijk dit bidden is.
(5) Maar wat als echtgenoten/ouders en overheden zelf deze instellingen (gaan) vernietigen?

Bron citaat 1: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr – Den Hertog uitgeverij (2015)

> Zie ook deze blog: ‘Over de zegen van het vijfde gebod… (II)’

Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u/jullie de minste willen zijn, want God keert zich tegen de hoogmoedigen, maar aan de nederigen schenkt Hij genade. Onderwerp u/jullie dus aan het hoge gezag van God, dan zal Hij u/jullie op de bestemde tijd een eervolle plaats geven. We mogen onze zorgen op Hem afwentelen, want wij liggen Hem na aan het hart.’ (Uit Petrus 5 de verzen 5b-7)

Bron afbeelding: JeffRandleman-com

Geplaatst in Geen categorie | Plaats een reactie