Over wedergeboorte en de Dordtse Leerregels…

Een mens kan allen ontvangen wat hem van de hemel gegeven wordt.’
(Uit Johannes 3 uit vers 27)

Opgemerkt 1: We hadden een goede dienst, afgelopen zondag. De predikant behandelde wedergeboorte aan de hand van de Dordtse Leerregels, maar daar wordt ik toch niet heel blij van. Het ligt allemaal zo eenvoudig. Bij de Doop verklaart God ons tot een kind van Hem. De Doop is het bad der wedergeboorte (Romeinen 6 en Titus 3). De Heilige Geest is het die de wedergeboorte werkt in Gods kinderen – welk kind heeft ooit zijn eigen geboorte bewerkt/gewerkt, daaraan moeten bijgedragen – en dat werk kan en wil en zal de Heilige Geest (blijven) doen – Hij zal dat werk beginnen en niet loslaten wat Gods hand begon in ons leven – en van onze kant zullen we gelovig en trouw en eerbiedig de van God gegeven middelen blijven gebruiken – dat is onze verantwoordelijkheid! Meer had er niet in de Dordtse Leerregels over wedergeboorte hoeven te staan!
En wanneer kinderen van God de Heilige Geest bedroeven door niet gelovig en trouw die middelen te gebruiken, dan weerstaan ze het werk van de Heilige Geest en bedroeven Hem en er staat ook geschreven dat we het vuur van de Geest niet moeten uitblussen – Zie Tessalonicenzen 5 : 19 en zie hierbij ook de woorden in 2 Timoteüs 2 : 8-13.

Opgemerkt 2: In Johannes 1 en 3 lezen we over het optreden en het getuigenis van Johannes de Doper en over het optreden en het getuigenis van onze Heer. Jezus zegt tegen Nicodemus: “Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat wij weten en we getuigen van wat we gezien hebben (1), maar jullie (2) accepteren ons getuigenis niet.”

(1) Johannes getuigenis over Jezus luidde: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en Hij bleef op Hem rusten. Nog wist ik niet wie Hij was, maar Hij Die mij gezonden heeft om met water te dopen (1b), zei tegen mij: “Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene Die doopt met de Heilige Geest.” En dat heb ik gezien, en ik getuig dat Hij de Zoon van God is.’ (zie Johannes 1 : 32-34)
(1b) Johannes zegt hier wel dat hij ‘(slechts) met water doopt’, maar toch was de Heilige Geest wel degelijk aan het werk door de doop van Johannes en daarmee ook in de harten van de mensen die gehoor hadden gegeven aan zijn oproep en onderwijs tot bekering en zich door hem hadden laten dopen. Dat blijkt wel heel duidelijk uit wat we lezen in Lukas 7 : 24-30.
(2) ‘Jullie’ dat zijn de Schriftgeleerden en Farizeeën, die zich niet onder de oproep tot bekering en de doop van Johannes hadden willen laten vernederen en daarom misten (en weerstonden!) zij het werk van de Heilige Geest in hun harten (3). Die had hen de ogen willen openen voor de komst van hun lang verwachte Messias en hoe Gods gerechtigheid door Hem in vervulling zou gaan. Maar mogelijk had Nicodemus (als uitzondering onder de Farizeeën) zich al wel laten dopen en had Hij Jezus onderwijs nodig – zoals ook de andere mensen die bij Jezus kwamen om van Hem te leren – w.o. ook twee leerlingen van Johannes de Doper, die Johannes vanwege hun vragen aan hem, naar Jezus gestuurd had om van Hém antwoord te ontvangen (4) – we lezen daarover in Lukas 7 : 18-30. Dat nodige onderwijs heeft onze Heer Jezus zijn nachtelijke bezoeker Nicodemus niet willen onthouden en dat is niet zonder vrucht gebleven!
(3) Jezus woorden ‘Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden‘ – uit water (Doop) en Geest, zie Johannes 3 : 5 – en ‘De wind waait waarheen Hij wil en je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met ieder die uit de Geest geboren is‘ zullen we hier toch moeten betrekken op het leven en werk Johannes de Doper en dat van Jezus Zelf. De Heilige Geest had Johannes aangedreven om Gods werk te doen in de woestijn bij de Jordaan en dus niet in het ‘theologisch centrum’ van Jeruzalem onder de hoede van de Farizeeën en Schriftgeleerden. Dat hadden de Schriftgeleerden en Farizeeën moeten opmerken, want de bijzondere geboorte en het bijzondere van het werk van Johannes was niet onopgemerkt – ‘ongehoord’, ‘je hoort zijn geluid’, God laat het niet geruisloos gebeuren! – aan hen voorbij gegaan! En het bijzondere werk dat onze Heer begonnen was om te doen, dat was aan de Farizeeën en Schriftgeleerden ook niet onopgemerkt voorbij gegaan, dat blijkt wel uit de woorden waarmee Nicodemus het gesprek opent.
(4) Zie hierover deze blog: https://jc33nl.nl/2020/03/27/johannes-de-doper-bleef-naar-jezus-verwijzen/

> Leestip: De zeven brieven aan de zeven gemeenten in Klein Azië (Openbaring 2 t/m 3) en deze blog met woorden van Dietrich Bonhoeffer: ‘Eens en voorgoed… (Christelijke zielszorg… (VI)

N.a.v. een preek over wedergeboorte aan de hand van wat we daarover kunnen lezen in de Dordtse Leerregels.

Johannes antwoordde: “Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: Ik ben de Messias niet, maar ik ben voor Hem uitgezonden. De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. Hij moet groter worden en ik kleiner.‘ (Uit Johannes 3 de verzen 27-30)

Bron afbeelding: SlidePlayer

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie