‘Maar Hij is om onze misdaden verwond en om onze zonden geslagen.’
(Uit Jesaja 53 vers 5)
Geciteerd: Het is tot oneer van God als je de zonden in eigen hart aanziet. Want dáár legt de boze de zonde neer, niet God. Je moet echter naar Christus zien; als je op Hem je zonde ziet liggen, dan ben je buiten gevaar voor zonde, dood en hel. Want je kunt zeggen: Mijn zonden zijn niet van mij, omdat ze niet op mij liggen, maar het zijn andermans [letterlijk: vreemde] zonden. Ze liggen namelijk op Christus. Vandaar dat ze mij ook niet (meer) verwonden.
Er is echter zeer grote moeite aan verbonden, dat je dit in het geloof zou kunnen aangrijpen en geloven. Dat je zegt: Ik heb gezondigd en toch niet gezondigd. Zodat nu die bovenmate (boven menselijke kracht uitgaande) machtige heer, het geweten, overwonnen wordt, die vaak de mensen zó tot vertwijfeling brengt, dat ze in staat zouden zijn de hand aan zichzelf te slaan.
De zonde moet zover buiten je gezichtsveld zijn, dat je niet je eigen doen en laten, niet je leven, niet je geweten, maar alleen Christus nog ziet. Dan zal het zó zijn, dat je van jezelf bent afgesneden* en in Christus bent overgeplant. Of om met Paulus te spreken: dat je als een wilde olijfboom op de wortel en de stam van de goede olijfboom bent ingeënt (Romeinen 11 vers 17). Dat je uit de wereld overgegaan bent in Christus.
* Dit afsnijden en overplanten (van de wilde olijf afgesneden en geënt op de edele olijf) is ons al onweerlegbaar verkondigd bij en betekend en verzegeld door onze Doop (Zie o.a. Romeinen 6 : 3-14 en Titus 4 : 4-8) en dit waarmerk is ons geschonken om de vastheid van ons geloof niet te gronden in ons denken (en piekeren) over God en onszelf en ons geloof, maar om altijd weer alleen te zien op wat God in Christus voor ons heeft gedaan en daarom ook met en door de Doop aan ons heeft willen doen.
>> Leestip: Romeinen 11 : 12 t/m slot.
NB. Dit volhartig beamen van het Evangelie, namelijk dat al onze zonden op Christus liggen, dat zal ons ook dapper maken om onze zonden en schuld (openlijk) aan elkaar te willen en durven belijden (zie Jakobus 5 vers 16), zelfs wanneer we moeten vrezen/ervaren dat anderen ons (nog altijd) niet die ontferming en genade willen schenken (met woord en daad), die ze zelf wel altijd weer over al hun zonden verwachten en hopen te ontvangen. (Zie hierbij ook Jakobus 2 : 10-13)
Zie ook voorgaande blog: ‘Veilig voor alle dwaalleer?‘
Bron citaat: ‘Vertroost elkaar met deze woorden…’ – Citaat/meditatie van 3 april – Den Hertog uitgeverij (Houten)
‘Want God heeft ieder mens uitgeleverd aan de ongehoorzaamheid opdat Hij voor ieder mens barmhartig kan zijn.’ (Uit Romeinen 12 vers 29)
Bron afbeelding: Pinterest