‘Van Abraham wordt gezegd: “Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als daad van gerechtigheid toegerekend.” Jullie zien dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn.‘ (Uit Galaten 3 de verzen 6-7)
Geciteerd: In veel vormen van loslaten ligt een offer besloten. Ook in Bijbels opzicht krijgt ons leven pas zin wanneer wij bereid zijn om een offer te brengen. God vroeg Abraham om zijn enige zoon Izaäk te offeren, om alles los te laten. Abraham maakte de keuze om zijn zoon los te laten en God te gehoorzamen. Abraham was zo de wegbereider ofwel aartsvader van de zelfopoffering.
Opgemerkt 1: Bij deze interpretatie van ‘het op de proef gesteld worden van Abraham’ komt de nadruk te liggen op de gehoorzaamheid van Abraham en niet op het geloof (het Godsvertrouwen) van Abraham en dat is geen geringe en zelfs een schadelijke misvatting bij dit gebeuren. Het is toch niet voor niets dat Abraham de vader van alle gelovigen wordt genoemd en niet de vader van alle (zelfop)offeraars.
Opgemerkt 2: Wij dienen goed te beseffen dat Abraham al een hele ‘geloofsontwikkeling’ had doorgemaakt (met vallen en weer opstaan) voordat God hem op de proef stelt. Abraham had geleerd dat God Zijn beloften nakomt en hij had goed gehoord en wist heel precies dat God gezegd had: ‘Wat je vrouw Sarai betreft, voortaan moet je haar niet Sarai noemen maar Sara. Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven. Ik zal haar zo rijk zegenen dat er volken uit haar zullen voortkomen en er koningen van haar zullen afstammen.‘ (…) ‘Je vrouw Sara zal je een zoon baren, die je Isaak moet noemen, en met hem zal ik mijn verbond voortzetten. Het zal een eeuwigdurend verbond zijn, dat ook voor zijn nakomelingen zal gelden.’ En dat beloofde God toen zij beiden al op een leeftijd waren waarop het verwekken van een kind vanuit menselijk oogpunt niet meer mogelijk werd geacht – zie Genesis 17 : 15-19 en 18 : 9-15
Opgemerkt 3: Toen God Abraham de opdracht gaf om zijn zoon Isaak te offeren was hij er door het geloof vast van overtuigd dat God Zijn belofte niet zou verbreken en daarom kon hij eerlijk tegen Isaak zeggen ‘God zal zich Zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ In de Hebreeënbrief lezen we: ‘hij, tot wie gezegd was: “Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken”, overwogen heeft dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken.’ (zie Hebreeën 11 : 17-19).
Opgemerkt 4: Abraham zal ook goed beseft hebben dat hij Isaak niet zijn bezit en eigendom kon noemen, maar dat Sara en hij hun zoon op zeer bijzondere en wonderlijke wijze uit Gods hand ontvangen hadden. Hij kon van Isaak in feite alleen maar zeggen dat hij vanaf de verwekking Gods bijzondere eigendom was geweest.
Opgemerkt 5: Zeggen wij niet van alle offers die we brengen dat we teruggeven aan God wat we uit Zijn hand ontvingen? Daarom was in het OT het offeren van dieren met gebreken een zware zonde voortkomend uit ongeloof en dus een duidelijk teken van gebrek aan geloofsvertrouwen. Het maakte duidelijk dat men meende er meer voordeel van te hebben een gezond dier voor de eigen kudde en daarmee voor zichzelf te bewaren, dan dat men erop vertrouwde dat God werkelijk acht zou willen slaan op dat offer.
Opgemerkt slot: Laten we nagaan hoe het staat met ons geloofsvertrouwen en wat dat betekenen zal voor ons omgaan met elkaar* (dat eerst!) en ons omgaan met geld en goed. Hoeveel hebben we aan onszelf toebedeeld omdat we meenden onszelf eerst maar eens veilig te moeten stellen en hoeveel was er toen (en nu!) nog over om er God en daarmee/daardoor onze naasten mee te dienen?
* Onze broeders en zusters en onze medemensen: ‘Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.’ (Uit Galaten 6 vers 10)
>> Leestip: Romeinen 4
Bron citaat: RD Opinie – ‘Loslaten kan bevrijdende werking hebben’ – door Th.J. Hofland (De auteur is relatietherapeut in Gorinchem.)
‘Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als gunst maar als een recht. Maar iemand zonder verdienste, die echter vertrouwt op Hem Die de schuldige vrijspreekt, wordt vanwege zijn vertrouwen rechtvaardig verklaard.‘ (Uit Romeinen 4 de verzen 4-5)
Bron afbeelding: Zie afbeelding.