‘Want God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft hij genade.‘
(Uit Petrus 5 vers 5b)
Geciteerd 1: Het staat vast dat de mens aan zichzelf moet wanhopen om geschikt te worden voor het ontvangen van de genade in Christus. Dit is immers wat de wet wil: dat de mens aan zichzelf wanhoopt. (1) Daarom brengt de wet ons in de hel, maakt ze ons arm en laat ze zien dat wij zondaren zijn in alles wat we doen. Zoals de apostel doet wanneer hij ons zegt: ‘Ons is duidelijk geworden dat wij allen onder de zonden zijn‘ (Romeinen 3 vers 23). Wie zich uit eigen kracht tot het uiterste (misschien beter nog: altijd maar weer – AJ) inspant en meent dat hij daarmee. al is het in nog zo geringe mate, iets goeds doet, erkent niet dat hij volkomen niets is. Hij wanhoopt niet aan zijn eigen kracht. Integendeel, hij is zo aanmatigend dat hij om genade te verkrijgen op eigen kracht (en prestaties – AJ) hoopt en ziet.
Geciteerd 2: Zij weten niet van de gerechtigheid Gods, ons in Christus zo rijkelijk en om niet geschonken. Daarom proberen ze (eerst) uit eigen kracht net zolang vroom en goed te leven, totdat ze voor God denken te kunnen bestaan (of totdat ze van God een bijzondere roeping/teken menen te hebben ontvangen – AJ). (2) Toch is dat een onmogelijke zaak. Toen je nog bij ons was, leefde je ook in die waan, ik mag wel zeggen in die waanzin! Ikzelf trouwens ook, en nog steeds heb ik tegen dat waandenkbeeld te vechten, want ik ben er nog niet geheel los van. (3)
(1) Toch zullen we dit wanhopen aan onszelf niet als voorwaarde gaan zien en gaan stellen. Door Gods genade zullen we daaraan ontdekt worden wanneer we blijven onder de prediking en ook steeds weer (blijven!) deelnemen aan de vieringen van het Avondmaal. We zullen ook steeds weer onze zonden belijden en biddend blijven strijden om ze na te laten én daarbij aanvaarden dat ze ons ook altijd weer om Christus’ wil vergeven zijn. Zó zullen we ook leren wat het is om ook anderen te vergeven, namelijk wanneer we gaan zien welke grote genade ons door onze hemelse Vader in en door onze Heer Jezus Christus geschonken is. Juist uit hoe wij over anderen spreken en over hen oordelen (hen veroordelen) en hen (niet meer) aanvaarden en waar nodig al of niet vergeven zal blijken of wij zelf weten wat het is om van genade alleen te leven.
(2) Daarom schrijft Johannes aan de gemeente over mensen die leren ‘dat er eerst wel wat meer nodig is om je kind van God te mogen noemen/weten’ de woorden zoals we die lezen in 1 Johannes 2 de verzen 26-29 – zie ook onderaan.
(3) Luther zei: ‘de paap in ons sterft niet’. En dan is ‘paap’ hier niet bedoeld als scheldwoord, maar als het altijd weer opspelende verlangen om toch iets – aan jezelf of aan anderen – te kunnen voorhouden waarop we ons vertrouwen baseren en dat dus buiten het ‘om niet’, vanwege alles wat ons in Christus geschonken is, om.
Leestip: Romeinen 3 : 21-31 met als kernwoorden vers 27-28.
Bron citaat 1: ‘Vertroost elkaar met deze woorden – dagboek over belofte en troost’ – Citaat/meditatie 9 december – Den Hertog Uitgeverij (2022).
Bron citaat 2: ‘Vrees niet, geloof alleen – dagboek over het geloof ‘ – Citaat/meditatie van 25 november – Den Hertog Uitgeverij (2019)
‘Dit wilde ik u schrijven over hen die proberen u te misleiden. Wat u/jullie zelf betreft: de zalving die u/jullie van Hem ontvangen hebben is blijvend, u/jullie hebben geen leraar nodig. Zijn zalving leert u/jullie alles naar waarheid, zonder bedrog. Blijf daarom (gelovig/door het geloof!) in Hem, zoals Zijn zalving u/jullie geleerd heeft.‘ (Uit 1 Johannes 2 de verzen 26-27)
Bron afbeelding: Pinterest (Pin on Prayers)