‘Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel. En wie in mijn naam één zo’n kind (een mens die niet hoog van zichzelf denkt en opgeeft) bij zich opneemt, neemt Mij op. (…) Waak ervoor ook maar één van deze geringen te verachten. Want ik zeg jullie: hun engelen aanschouwen onophoudelijk het gelaat van Mijn hemelse Vader.‘ (Uit Matteüs 18 het 4e en 10e vers)
Geciteerd 1: Hoe een kind ook bij je komt, neem het serieus, zei Kruyswijk. Ze noemde het van belang om niet meteen „met pasklare antwoorden” te komen. „Ga met elkaar op zoek naar wat Gods Woord zegt, maar geef wel richting aan het proces.” Ze zei dat een jeugdwerker vanuit oprechte interesse kan vragen: Wie is de Heere God voor jou? „Het heeft niet zo veel zin om met Zijn regels aan te komen, als iemand helemaal niet verbonden is met Hem. Als je Hem niet kent, hoe kun je Hem dan leren kennen, hoe zou je Hem kunnen betrekken bij je leven?”
Een jeugdwerker kan vanuit de Bijbel perspectieven openen die jongeren (van ouders thuis? – AJ) niet meekrijgen via onder meer sociale media, gaf ze aan. „En onthoud: Hij is de Herder, wij zijn ook schapen. Jongeren moeten niet ons volgen, maar Iemand volgen, en dat is Christus Zelf.”
Geciteerd 2: Niemand anders kan voor mij naar de hel gaan. Hij kan mij echter wel verleiden door een valse leer of een verkeerd leven. Op dezelfde manier kan niemand voor mij naar de hemel gaan. Iemand kan mij echter daarbij wel helpen door onderwijzen, prediken, besturen en bidden, en bij God het geloof voor mij afsmeken, waardoor ikzelf naar de hemel ga. Zo is het ook gegaan bij de hoofdman die zelf niet nodig had om genezen te worden van de ziekte waaraan zijn knecht leed, maar toch de gezondheid voor zijn zieke knecht heeft verworven, zodat de knecht deze gezondheid ook zelf heeft ontvangen (vgl. Matteüs 8 : 5-13). Daarom zeggen wij ook dat de kinderen niet om of op het geloof van de doopouders of van de kerk gedoopt worden, maar dat het geloof van de doopouders en de hele christenheid een eigen geloof voor de kinderen afbidt en verwerft, in welk geloof ze gedoopt worden en voor zichzelf geloven. (1)
Hiervoor hebben we zeer sterke gronden in de Schrift zoals: Matteüs 19 : 13vv, Markus 10 : 13vv, en Lukas 18 : 15vv (1), waar sommige vrouwen de kinderen bij de Here Jezus brachten, opdat Hij die zou aanraken. Toen echter de discipelen dat wilden verhinderen, bestrafte Hij de discipelen, maar de kinderen drukte Hij aan Zijn hart, legde hen de handen op, en zegende hen, en zei: ‘Van zulke kinderen is het Koninkrijk van God.’ Deze uitspraak zal niemand van ons wegnemen of die op goede gronden kunnen weerleggen.
(1) Opgemerkt 1: Graag wil ik de genoemde ‘goede gronden in de Schrift’ nog verder aanvullen en wel door te wijzen op de woorden in Titus 3 waar de Doop ‘het bad der wedergeboorte‘ genoemd wordt en hoe we deze woorden uit het Evangelie hebben te lezen (verstaan, begrijpen). Daarbij kan wat Lukas ons vertelt over wat in het huis van de Romeinse hoofdman Cornelius gebeurde ons een goede dienst bewijzen. Daaruit leren we dat het werk van de Heilige Geest altijd al voorafgaat aan de/onze Doop! In het huis van Cornelius wilde de Heilige Geest dat toen heel duidelijk maken aan Petrus en die met hem meegekomen waren, namelijk door – al voordat Petrus uitgesproken was en de aanwezigen – net als op de Pinksterdag in Jeruzalem – kon zeggen: laat u dopen – Zichzelf uit te storten op de in het huis van Cornelius aanwezige mensen. Zo zullen ook wij gelovig beseffen en aanvaarden dat de Heilige Geest Zijn werk in onze kleine kinderen al begonnen is, nog voordat ze gedoopt worden. De Doop is een belijdenis en een bevestiging van het werk en de vernieuwende kracht van de Heilige Geest, Die Hij door Jezus Christus, onze Redder, rijkelijk over ons uitgoten heeft en uitgiet (naar woorden in Titus 3 de verzen 4-8). Het komt allemaal allereerst en geheel van Gods kant lezen we in die verzen. En dus ook het geloof van de doopouders en van de gemeente(n) en van de hele christenheid.
Opgemerkt 2: Laten we dus beginnen (of voortgaan) om in onze gezinnen en kerkelijke gemeenten en ook op onze scholen onze kinderen door het geloof als lammetjes van de kudde te beschouwen en aan te spreken, want over gebrek daaraan (ongeloof dus!) valt heel wat schuld te belijden in onze kerken. Juist deze tijd leert ons zien dat (geloof in) de kracht van de sociale gemeenschap niet die steun en beschutting bieden kan, die ons alleen door/op het geloof geschonken kan en zal worden. Laten we onze kinderen daarom in het geloof maar opbouwen en versterken met alle middelen die ons daartoe geschonken zijn en hen verder alle liefde (genade!) schenken, die wij dagelijks zelf ook nodig hebben. Dan kunnen we werkelijk sámen verder in het geloof, ook als we met onze kinderen door diepe dalen van duisternis moeten trekken. Hij verlaat ons niet!
Leestips: Matteüs 18 (geheel), Handelingen 10 : 34-48 en Titus 3.
Bron citaat 1: RD Kerk & religie – ‘Studiedag GB en HGJB over transgenderisme: „Jongere met gendervragen verdient aandacht in kerk”’ – door Redactie kerk.
Bron citaat 2: Vrees niet, geloof alleen – dagboek over het geloof’ – Citaat/meditatie van 23 november.
‘Als iemand honderd schapen bezit en één dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om dat ene verdwaalde schaap te zoeken? (…) Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: Hij wil niet dat één van deze geringen verloren gaat.’ (Uit Matteüs 18 de verzen 12 en 14)
Bron afbeelding: KJVBibledaily-com