‘Er staat geschreven: “Ik bleef vertrouwen, daardoor kon ik spreken.” In datzelfde vertrouwen spreken ook wij, omdat we geloven en weten dat Hij Die de Heer Jezus heeft opgewekt ook ons, net als Jezus zal opwekken en ons samen met u naar Zich toe zal voeren.’ (Uit 2 Korintiërs 4 de verzen 13-14)
‘Het is God Die door Christus de wereld met Zich heeft verzoend: Hij heeft de wereld haar overtredingen niet toegerekend. En ons heeft Hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons Zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen. God heeft Hem Die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door Hem rechtvaardig konden worden.‘ (Uit 2 Korintiërs 5 de verzen 19-21)
De prestatie van Christus…
Geciteerd: het geweten van de mens, de ‘oude Adam’, is er helemaal op gespitst iets voor God en de wereld te presteren. Het heeft bovendien geleerd zichzelf en anderen naar die prestaties te beoordelen. In tegenstelling daarmee vestigt het geweten van de mens die door God gerechtvaardigd is, zijn vertrouwen geheel en al op de prestatie van Christus en heeft zich daardoor kunnen bevrijden van het vervloekte zelfonderzoek – ‘vervloekt’, omdat de duivel het geweten misbruikt, zichzelf opwerpt als het ‘super-ik’ en de mens verstikt met schuldgevoelens.
Door middel van Woord en Sacrament!
De mens heeft het verstrikt zijn in de netten van de duivel, de ziekte die de dood ten gevolge heeft, uitgelegd als ‘vleselijke begeerte’ (concupiscentia) en daardoor werd ook de sexualiteit gebrandmerkt. Van deze voorstelling van zaken heeft Luther zich bevrijd. ‘Begeerte’ is voor hem de duivelse neiging zich tegenover God en tegenover zichzelf te willen handhaven door middel van eigen prestaties. In zijn lied nodigt Luther de gemeente uit zich door God uit die gevangenis van die duivelse neigingen te laten verlossen door middel van Woord en Sacrament.
Middeleeuwen nog geen verleden tijd…
Het leidend beginsel in de theologie van Luther, namelijk dat de Christen ‘zondaar en rechtvaardige tegelijk’ is, formuleert op de scherpst denkbare wijze de radicale omwenteling die hier op zedelijk gebied voltrokken werd. Tegen de achtergrond van de Middeleeuwen – in dit opzicht zijn zij allesbehalve verleden tijd geworden – is het zelfs noodzakelijk om nog nauwkeuriger te formuleren: Luther heeft een on-zedelijke revolutie voltrokken! Dat kwam aan het licht toen Luther vanuit de Wartburg zijn plaatsvervanger Philippus Melanchton de volgende provocerende woorden op het christelijke hart bond: zondig dapper, maar geloof nog veel meer en verheug je in Christus – ‘pecca fortiter, sed fotius fide engaude in Christo’.
De afgod van het goede geweten…
‘Zondig dapper’- dat is de uitdaging het ‘oude’ geweten te bestrijden en als verstikkend juk af te werpen. ‘Geloof nog veel meer en verheug je in Christus’ – dat is de oproep tot de vrijheid van een Christenmens. Reeds in de zomer van 1519, in het kader van het tweede college over de Psalmen, had Luther de hindernissen genoemd die liggen op de weg van de evangelische vrijheid. Er zullen ‘stormen over het geweten komen’, wanneer het geloof, zonder zich te bewijzen in prestaties, desondanks vasthoudt aan zijn hoop op God. Dan, juist dan zal de afgod van het goede geweten zijn macht bewijzen.
Wat het ‘ja tot God’ betekent…
‘Een moeilijke, smalle weg’ gaat de christen. Met deze zinsnede heeft Luther niet ‘de enge poort’ op het oog en ook niet ‘de smalle weg’, die bewandeld wordt door al die monniken en puriteinen die ten einde hun geweten zuiver te bewaren de wereldse geneugten aan de kanten van ‘de brede weg’ zorgvuldig mijden. De weg van de Christen is veeleer daarom moeilijk en zelfs pijnlijk, omdat hij leidt tot de welhaast mystieke ervaring van dat men van zijn eigen geweten weggerukt wordt, dat wil dus zeggen weg van dat geweten dat in eigen heiligheid rust tracht te vinden. Eeuwen waarin het geweten in het Avondland zich ontwikkeld heeft, moeten overwonnen worden, wanneer het ja tot God betekent dat nee gezegd wordt tegen het eigen geweten.
Bron citaat: ‘Maarten Luther – mens tussen God en duivel’ – Hoofdstuk XI – ‘Persoon en werk’ – door Heiko A. Oberman (1930-2001), verkreeg een doctoraat in de theologie in Utrecht (1957) en was hoogleraar kerkgeschiedenis in Tübingen en Tucson (Arizona, USA).
‘Als u probeert door God als rechtvaardigen te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeelt. Want door de Geest hopen en verwachten wij dat we op grond van geloof als rechtvaardigen worden aangenomen.’ (Uit Galaten 5 de verzen 4-5)
Bron afbeelding: in-due-time-com