‘Mijn ziel dorst naar de levende God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?‘ (Uit Psalm 42 vers 3)
Geciteerd: De gewone dorst is een sterk verlangen naar water. Alle gelovigen zijn en blijven mensen die (dagelijks) dorst hebben naar God. Dat geldt niet alleen als zij zich bovenmatig aftobben om genade te ontvangen, om gered te worden en om hun toevlucht tot God te nemen. Nee, die dorst is er ook wel eens op bijzondere momenten als zij veel indrukken hebben van hun blijvende geestelijke zwakheid. Het hart kan wel eens buitengewoon verlangen om de genezing te ontvangen uit Jezus’ volheid. Ja, net zomin als een gezond mens zijn dagelijkse drinken missen kan, net zomin kan een gelovige de dagelijkse werking van Gods Geest missen. Die moet immers zijn leven onderhouden en hem in staat stellen de dingen die hij/zij doet op goede manier te doen (verg. Jesaja 27 vers 3).
Deze dorst naar de gemeenschap met de levende God is zelfs een blijvend kenmerk van het gelovige hart. Hoe goed het hart Hem ook kent en hoeveel liefde het ook van Hem ontvangt, toch raakt het nooit verzadigd. Het kan zelfs gebeuren dat op momenten dat onze ziel de grootste vreugde ervaart, het verlangen naar de volkomen verzadiging en onmiddellijke genieting het sterkst is. Dit wordt ‘het verlangen van de nieren’ genoemd. Het is een voortdurend zuchten in deze tabernakel: ‘En niet alleen dit, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, wij ook zelf, zeg ik, zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam‘ (Romeinen 8 vers 23).
We zien hier dus (in Psalm 42) dat we van David in vele opzichten kunnen zeggen dat zijn hart naar God dorstte. Hij wordt getekend als een godzalige man die gekweld werd door vele inwendige en uitwendige omstandigheden. Hij moest steeds voor zijn vijanden vluchten en miste daardoor de intieme omgang met de Heere. Hij zag gelovig uit naar de volkomen verzadiging, zoals hij het zelf onder woorden bracht: ‘maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken‘ (Psalm 17 vers 15).
‘Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. Moge Hij vanuit zijn rijke luister uw inwendige mens (uw ziel) kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u vervuld zou worden tot heel de volheid van God.‘ (Uit Efeziërs 3 de verzen 14-19)
Bron citaat: Reveil-serie – ‘Wat verlangt uw hart’ – Preek van Johannes Temmink (1701-1768) – No. 586, augustus 2022
‘Heer niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen.’
(Uit Psalm 131, een pelgrimslied van David, het eerste vers)
Bij de afbeelding: Een hert(hart) dat rust in de schaduw van de Almachtige…
Bron afbeelding: Xiamen International Christian Fellowship