„En bedroeft de Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing.” (Efeze 4 vers 30)
“En bedroeft uw broeders niet, maar weid mijn schapen…” (Zie Bijbeltekst onderaan)
Geciteerd 1: Welnu, geliefden, laat ik u eens vragen: Kent u iets van deze Vriend? De wereld kan Hem niet ontvangen; als u van deze wereld bent, kunt u Hem ook niet ontvangen. Kent u er iets van dat de Geest met onuitsprekelijke zuchtingen in u zucht? Niets? Dan bent u ver van God, lieve vrienden! „De wereld kan Hem niet ontvangen en kent Hem niet.”
Opgemerkt 1: Let wel dat de apostel(en) de gedoopte leden van de gemeente die vragen beslist niet (zo) voorhouden en het is uiterst verdrietig (zelfs Geest bedroevend!) dat er herders zijn die dat de gedoopte (en dus verzegelde) gemeente, waarvan de leden wekelijks onder hun gehoor zitten (onder de belofte van de onze Heer om daar in hun midden te zijn) dit wel durven voor te houden. Het druist helemaal in tegen de manier waarop de apostel Paulus hier met ernst de gemeente aan het onderwijzen is. Juist omdat het voor hem vast en zeker is dat zij er wél van weten, kan hij hen zo aanspreken!
Geciteerd 2: We lezen dat Petrus weende toen Christus hem aankeek. Wij lezen niet hoe Hij hem aankeek, maar ongetwijfeld met veel droefheid. Ongetwijfeld was daaruit te lezen: „Heb Ik dit verdiend, Petrus? Heb Ik verdiend dat u zo handelt? Ben Ik een vijand voor u geweest, Petrus? Heb Ik u ooit beledigd, Petrus?” Dit was ongetwijfeld uit Christus’ ogen af te lezen.
Opgemerkt 2: Nee, onze Heer, Die onze harten en onze zwakheden kent en al wist en eerder al zei hoe Petrus ‘onderuit’ zou gaan, die heeft Petrus aangekeken om hem aan Zijn Woord (!) te herinneren en daarbij had Hij ook gezegd: ‘Ik heb voor jullie gebeden, dat jullie geloof niet zou ophouden’. Die troostrijke woorden zal Petrus zich zeker (met hulp van de Heilige Geest) toen herinnerd hebben, en die woorden zullen ervoor gezorgd hebben, dat hij niet ook, net als Judas, ging wanhopen aan zichzelf en zijn eigen geloof en als gevolg daarvan zich aan zichzelf vergreep.
Geciteerd 3: Als u niet geheel op Hem leunt; als u niet al uw heiligheid aan Hem ontleent…
Opgemerkt 3: Wij worden niet gevraagd om een zelfverzekerd/(anderen overtuigend) antwoord op deze vraag te kunnen geven. Dat onderwijs kregen de discipelen en krijgen wij toch van de Heer Zelf. En dan gaat het bij Hem om de liefde tot Hem en Zijn Vader in de hemel! Lees in Johannes 21 wat Hij Petrus driemaal vraagt en hoe Petrus daar verlegen onder wordt (heel zijn vroegere zelfverzekerdheid – zie Lukas 22 de verzen 31-32 en Johannes 13 de verzen 36-38 – is en wordt hem ‘uit handen genomen’) en het dan aan onze Heer overlaat om zijn hart te beoordelen. Dát doet het geloof! En dán zegt Jezus tegen Petrus: ‘Weid mijn lammeren/schapen’.
NB. En we weten dat Hij toch ook zeer scherp bestraffend heeft gesproken tegen Zijn eigen discipelen (zie Matteüs 23 vers 16). Maar Hij heeft hun ‘kindschap Gods’ niet in twijfel getrokken.
‘Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: “Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief, meer dan de anderen hier?” Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houdt.” Hij zei: “Weid mijn lammeren.” Nog eens vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, U weet dat ik van U houdt.” Jezus zei: “Hoed mijn schapen.” en voor de derde maal vroeg Hij hem: “Simon, zoon van Johannes, houd je van Me?” Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: “Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd.” Jezus zei: “Weid mijn schapen.” (Uit Johannes 21 de verzen 15-17)
Leestip: 2 Petrus 1 de verzen 12-21.
Bron citaten: RD Kerk & religie – ‘Pinksteren: Bedroef de Heilige Geest niet’ – uit preek van Robert Murray M’Cheyne (1813-1843), predikant te Dundee (Schotland) (”De Ark der behoudenis”, uitg. Den Hertog)
Bron afbeelding: Some Jesus Things