‘Een centurio, die in Kafarnaüm woonde, had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld.‘ (Uit Lukas 7 vers 2)
Geciteerd: De hoofdman wordt hier in al zijn onwaardigheid als een rechteloze zondaar getekend. Wat een verschil met de ouderlingen die hij tot Jezus heeft gestuurd. Als echte farizeeërs hebben zij alles opgesomd wat in zijn voordeel zou kunnen pleiten. Maar waar deze ouderlingen de grond van zijn waardigheid in zoeken, daar kan deze hoofdman het niet mee doen. Zo hoog als zij over hem hebben opgegeven, zo laag denkt hij over zichzelf. Uit alles blijkt dat hij heeft geleerd wie hij is voor Gods aangezicht. Hij heeft alles verzondigd en hij is zelfs de minste zegen niet waardig.
Opgemerkt 1: Is dit recht doen aan wat Lukas door de Geest gedreven hier heeft opgetekend en recht doen aan de liefde (!) en de onderneming en de woorden (het inzicht) van deze Romeinse hoofdman? Het is toch bekend dat Joden beslist niet bij de Romeinen in huis kwamen (1) en zeker de Farizeeën en Schriftgeleerden niet, die kwamen zelf niet in huis bij de tollenaars die met de Romeinen samenwerkten.
Dát besef zal bij de hoofdman hebben meegespeeld en dát moet hem zelfs al bij de nodiging door het hoofd hebben gespeeld. Hij durfde zelfs al niet eens naar deze Joodse meester toegaan, maar – uit liefde voor zijn slaaf! – toch wel graag te weten komen of deze Joodse rabbi hem misschien toch ter wille zou willen zijn, en toen hij daar zekerheid over kreeg, toen vertelde/beleed hij ook hoe hij over Jezus en zijn gezag en macht – over ziekten en demonen – dacht, n.a.v wat hij vernomen had.
Zelfs de Joodse leiders wisten dat Jezus kracht had om te genezen, maar die erkenning van de hoofdman, dat mensen met hun ziekten en demonen (2) onder het gezag van Jezus stonden en dat Hij maar te bevelen had, dat was voor hen toch een ‘brug te ver’. Die belijdenis konden en wilden ze niet opbrengen! (3)
(1) Lees in Handelingen 10 vers 28 wat zelfs Petrus daarover de Romeinse centurio Cornelis eerst nog te zeggen heeft (zie ook de tekst in de afbeelding).
(2) En ook hun zonden. Maar, dat wordt door Lukas verteld in Lukas 5 de verzen 17-26, wanneer dat door Jezus aan de orde gesteld wordt bij de genezing van de verlamde Joodse man, die door zijn gelovige (!) Joodse vrienden bij Jezus gebracht was. En dan denken de Schriftgeleerden en Farizeeën, die rabbi spreekt godslasterlijke taal. Genezen, dat kon en mocht Jezus wel van hen, als het maar niet op de sabbat gebeurde, maar zonden vergeven…
(3) Ze beweerden op een gegeven moment zelfs dat Hij door Beëlzebul, de overste der geesten zelf, de demonen uitdreef. (Zie Matteüs 9 vers 34 en 12 de verzen 22-37)
Opgemerkt 2: Door de Romeinse hoofdman hier te tekenen als iemand die zich als een ‘rechteloze zondaar’ bij Jezus laat aandienen, daarmee laat de betreffende predikant zijn theologie (de ‘heersende’ theologie van/binnen zijn kerkgemeenschap) heersen over wat de heilige Geest door Lukas hier ook voor ons heeft laten opschrijven en daardoor wordt er helaas beslist geen recht gedaan aan dit Schriftgedeelte en de beweegredenen van deze Romeinse hoofdman. En dat moeten we niet op een vrome manier – omdat de meditatie toch geschikt is om over onze ‘zondige onwaardigheid’ na te denken – goed willen praten! Daarvoor moet de Schrift en en elk Schriftgedeelte en haar uitleg en toepassing ons te heilig zijn.
Opgemerkt slot: We kunnen bij deze geschiedenis ook wijzen op het geloof van de Kananeese vrouw (zie Matteüs 15 de verzen 21-28), die toch liever nog ‘het recht van hondjes’, die toch de broodkruimels onder tafel mogen opeten, aan Jezus wilde voorhouden, dan zich als ‘rechteloze heiden’ te laten wegzenden…
Wat ons hier vooral moet opvallen, dat is dat het de liefde voor (ten bate van) een ander is die mensen naar Jezus toe doet gaan hen vindingrijk maakt en hen een eigen onwaardigheid ‘overwinnend geloof’ schenkt: De Romeinse hoofdman had een zieke slaaf, de Kananese vrouw een zieke (bezeten) dochter en de vrienden van de verlamde man een verlamde vriend…
Zoals Paulus schrijft aan het slot van 1 Korintiërs 13: ‘Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.‘ (1 Korintiërs 13 vers 13)
Zie ook: ‘Geen QR-code op basis van ‘geestelijk DNA-onderzoek’ gevraagd…‘
Bron citaat: RD Kerk & religie – ‘Meditatie: Geloofsgebed’ – door ds. H. de Greef, Wouterswoude
Bron afbeelding: SlidePlayer