‘Jullie hebben tegen elkaar harde woorden over Mij gesproken – zegt de HEER -, en jullie vragen: “Wat hebben we dan over U gezegd?” Jullie hebben gezegd: “Wat heeft het voor nut om God te dienen, wat hebben we eraan dat we Zijn voorschriften in acht nemen en ons in een boetekleed hullen voor de HEER van de hemelse legermachten? We moeten de hoogmoedigen wel gelukkig prijzen, want wie zich goddeloos gedraagt gaat het voor de wind, en wie God beproeft komt er goed vanaf!” ‘ (Uit Maleachi 3 de verzen 13-15)
Citaten uit Preek n.a.v. Zondag 33 (HC) gehouden zondag 1 november 1942.
Geciteerd: Gedurige toetsing en binding aan Gods wet dat geldt ook van alle goede werken: ‘alleen die, welke tot Gods eer worden gedaan.’ (1) We hebben vaak heel iets anders op het oog. Daar zit in ons werken vaak een stuk eigenbelang. Angst voor eigen hachje, terugdeinzen voor de consequenties en wat niet al. Dan gaan we berekenen en/of schipperen: we moeten (naar ons zeggen) van ‘twee kwaden’ het beste kiezen (2); we zeggen, dat we ook aan de eventuele gevolgen moeten denken. Och, en dan lukt het ons altijd wel ons te verdedigen. Om de schijn nog te redden.
Wat Christus van ons vraagt is radicaal. Het is het volstrekte offer. (3) Het betekent dat we onszelf wegcijferen, omdat Zijn eer in het leven de doorslag geeft. En daarom is dagelijkse bekering, de dagelijkse strijd, het elke dag weer opnieuw beginnen tegen onszelf te vechten, opdat we Gód zullen liefhebben en Hij Zijn glorie zal ontvangen.
Nu eindig ik, waar ik begon. ‘Eens bekeerd is altijd bekeerd‘ Dat is waar, want God volhardt, daarom moeten wij volharden. De eenmalige bekering (4) wordt slechts gehandhaafd in de dagelijks bekering. God heeft mij eens bewogen tot het geloof, en toen heb ik gezegd: ik geloof, Heer, kom mijn ongelovigheid te hulp. Nu, God volhardt, Hij blijft mij tot geloof bewegen in Woord en Sacrament. Maar daarom moet mijn wil, die door Hem tot tot het geloof bewogen werd, nu ook zelf zich bewegen, en na elke twijfel, na elke daad van ongeloof – na elke zonde dus -, opnieuw tot het geloof zich opmaken – en niet (wanhopig) in de zonde blijven liggen.
God heeft (eens) mij bekeerd, want Hij bond me aan Zijn Woord (5): toen heb ik gezegd: Ik heb vermaak in Uw Woord. Maar Hij blijft doorgaan Mij te binden aan Zijn Woord. Daarom is dagelijkse bekering dit: Hoe lief heb ik Uw Woord; de hele dag en ook bij nacht overdenk ik Uw Woord. (Psalm 119!)
God heeft mij (eens) bekeerd: Hij riep me en trok me om te roemen in Hem. Toen ben ik gaan zeggen: U bent mijn God, U zal ik loven. Maar God volhardt; Hij blijft trekken en roepen; daarom moet ik elke dag zeggen: U zij de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid.
Want daar is de volharding van de heiligen, als genadegaven van God. Maar dit brengt spanning in mijn leven, want dit betekent de volharding ook als roeping van mij. O God U hebt mij geroepen en bekeerd; U bekeert me vandaag nog. Daarom heb ik mij bekeert, en zal ik mij bekeren tot het geloof, tot uw Woord, tot Uw eer, elke dag. U verlaat niet wat Uw hand begon.* En Uw hand heeft in het begin mijn hand gevat (3), zodat ook die (hand van U) begon (met mij).
U houdt mijn beide handen met kracht omvat.
Daarom verlaat ik niet, wat mijn hand begon.
O Levensbron, wil bijstand zenden.*
Amen.
* Psalm 138, vierde vers, berijmd, OB. (Lees dit vers hier)
(1) En de ere Gods is dat we Hem liefhebben met heel ons hart en ziel en met heel ons verstand en al onze krachten en onze naaste liefhebben als onszelf.
(2) Juist waar mensen heel nauw met elkaar samenleven, zoals in huwelijk, gezin en familie, maar ook in de gemeente van Jezus Christus openbaart zich de arglistigheid van ons hart waar de boze graag gebruik van maakt. Daarvoor zullen Christenen zich steeds weer de ogen hebben te laten openen en dat niet in en uit eigen kracht! We hebben hier niets van onszelf en van eigen wijsheid te verwachten!
(3) Hij vraagt ons volle vertrouwen en daarom zullen we niet ‘berekenend’ te werk gaan en Hij zegt ook dat, wanneer we Zijn discipelen willen zijn, we dagelijks ons kruis zullen opnemen.
(4) Net zoals de discipelen mochten zien op hun roeping en Doop, ook eenmaal van onze Heer de vraag voorgelegd kregen of ze ‘niet ook wilden weggaan’, zo mogen ook wij zien op onze roeping zoals die tot ons kwam in en door onze Doop en ook van ons wordt gevraagd om bewust belijdenis af te leggen van ons geloof – en denk daarbij dan aan de belijdenis van Petrus: ‘U hebt woorden van eeuwig leven!’.
(5) In de oorspronkelijke tekst staat: (de) wet; maar ik heb hier steeds gekozen voor (het) Woord omdat we dan direct ook denken aan heel het onderwijs van Gods Woord dat levend en krachtig is en aan het levende Woord Zelf: Onze Heer Jezus Christus, Die heel Gods wet voor ons vervulde.
Zie ook: ‘Het abc van bekering en goede werken…’ (I) en (II)
Bron citaten: Boek ‘De dingen die ons van God geschonken zijn – catechismuspreken’ – Derde deel, Zondag 31-39 – van ds. B. Holwerda (1909-1952), bij leven hoogleraar aan de theologische hogeschool te Kampen.
‘Zo spraken de mensen die ontzag voor de HEER hadden tot elkaar, en de HEER hoorde het en luisterde aandachtig. In Zijn bijzijn werden in een boek de namen van de mensen opgetekend die ontzag voor de HEER hadden, die Zijn Naam hoogachtten. Op die dag die ik voorbereid – zegt de HEER van de hemelse legermachten – zullen zij Mijn eigendom zijn. Ik zal hen sparen zoals je een kind spaart dat je gehoorzaam is. Dan zullen jullie het verschil weer zien tussen rechtvaardigen en wettelozen, tussen mensen die God gehoorzamen en wie dat niet doen.‘ (Uit Maleachi 3 de verzen 16-18)
Bron afbeelding: Jesus Christ – The World’s Savior and Redeemer – Tumblr