‘Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus Zelf als de hoeksteen.‘ (De apostel Paulus in Efeziërs 2 de verzen 19-20)
Onze roeping/uitverkiezing zoals die voor de meesten tot ons gekomen is met en door onze Doop als kind, die mogen wij op een heel bescheiden manier vergelijken met de roeping van de discipelen door onze Heer Jezus. Zij mochten de grote liefde en daden die God de Vader in en door Zijn Zoon Jezus Christus hier op aarde had verricht gaan verkondigen aan de mensen als directe oor- en ooggetuigen daarvan. Om Zijn apostelen te kunnen zijn hadden de discipelen eerst ook al luisterend een leerschool doorlopen bij Hem en toen Hij opgevaren was naar de hemel konden ze niets doen zonder Hem, maar alleen door de kracht van Zijn Geest, Die hen geschonken zou worden. (1)
In de levens van Gods uitverkorenen gaat het niet veel anders. Ook zij moeten een leerschool doorlopen na hun Doop en alleen door in alle afhankelijkheid te leven van Gods Woord en het werk van Gods Geest daarmee zullen hun ogen steeds meer opengaan voor wat God van hen verwacht in hun leven. We zien dat geïllustreerd in de brieven aan de Korintiërs. Veel te gauw dachten de Korintiërs dat ze het Evangelie inmiddels wel zo’n beetje begrepen hadden, terwijl ze niet beseften wat voor leerschool (2) ze nog hadden te gaan. In 1 Korintiërs 3 wijst de apostel ze als een wijs en geduldig leermeester terecht, al zijn zijn woorden beslist ook verwijtend.
Wij gelovigen kunnen niet bescheiden genoeg zijn onder elkaar en de oproep, om de ander uitnemender te achten dan jezelf, hebben we ons leven lang onszelf voor te (laten) houden uit Gods Woord. (3) Steeds weer zullen we met elkaar de Bijbel opendoen om samen te luisteren naar het onderwijs dat de heilige Geest ons daarmee geven wil en dat in iedere tijd weer om een bepaalde toepassing vraagt in de gegeven omstandigheden. We hebben dagelijks te bidden om wijsheid daartoe.
Slot: Wij zijn uitverkorenen, en we krijgen dat te horen en hebben dat te geloven, niet om vooral maar zeker te weten dat ons plekje ‘in de hemel’ is veilig gesteld, maar om ook in deze tijd met daden en woorden te blijven getuigen van Gods goedheid dwars door alles en tegen alles in dat afbreuk wil doen aan ons getuigenis afleggen van die Heerlijke waarheid. De dichter en zangers van Psalm 44 deden dat in de OT-tijd en wij mogen het met Paulus nog rijker en vervuld belijden: Er staat geschreven: ‘Om U worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als slachtschapen voor de slacht. Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons heeft liefgehad.‘ (Uit Romeinen 8 uit de verzen 35-39)
(1) Die was hen natuurlijk al wel geschonken en had het geloof in hen gewerkt, maar met Pinksteren in Jeruzalem werd Hij voor iedereen zichtbaar op de apostelen uitgestort.
(2) Een apostolische leerschool! Terwijl sommigen in de gemeente van Korinthe meenden dat ze dat onderwijs van Paulus en de andere apostelen inmiddels wel konden missen.
(3) De apostelen zijn ons ook voorgegaan in dat zich afhankelijk stellen van het werk van de heilige Geest en het de ander hoger achten dan zichzelf. Zij hebben Paulus speciale en late roeping en zijn bediening als apostel volledig erkend als een autonoom werk van de heilige Geest en nooit denigrerend gedaan over het feit dat hij geen leerschool had gehad in het directe gevolg van Jezus, zoals de andere discipelen/apostelen. En Petrus heeft zich in Antiochië zelfs terecht laten wijzen door Paulus (zie Galaten 2 de verzen 11-14) en op het apostelconvent in Jeruzalem kregen Paulus en Barnabas alle ruimte om hun verhaal te doen (zie Handelingen 15 vers 12).
“Kinderen, zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens barensweeën om u. Hoe graag zou ik bij u willen zijn en op een andere toon met u spreken, want ik maak me zorgen over u.‘ (Paulus in Galaten 4 de verzen 19-20)
Bron afbeelding: Knowing Jesus