‘Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. Hierdoor immers hebben de ouden een goed getuigenis gekregen. Door het geloof aanvaarden wij dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.‘ (Uit Hebreeën 11 de verzen 1-3)
Geciteerd 1: Wat historici tegenwoordig reduceren tot een kleine paragraaf in de geschiedenis van de Reformatie was in de 16e eeuw de kern waaraan beslissingen gemeten dienden te worden. De bekendmaking van de eigen positie in het debat rondom het Avondmaal maakte duidelijk waar men wenste te staan: aan de zijde van de geprivilegieerde ‘grote heren’ met hun papen of in de rijen van de burgers die verenigd waren in het ware geloof.
Geciteerd 2: De tegenstelling tussen enerzijds de reformatoren in de steden die zich oriënteren op de gemeenschap en anderzijds Luther, de zielzorger van de goddeloze wereld, is scherp. Luther heeft in de eerste plaats de individuele Christen op het oog. Niet omdat de ‘ziel van de enkeling voor God’ belangrijker zou zijn dan de verantwoordelijke vormgeving van het politieke leven, maar omdat de dienst aan de wereld een sterk (altijd weer gesterkt – AJ) hart noodzakelijk maakt. Want het gaat niet om eer en waardigheid, maar in stad en land, in huis en hof om het verzet tegen de vernietigende macht van de duivel. In de politiek worden Christenen bovenmate op de proef gesteld, juist daarom hebben ze deze bemoediging door het geloof nodig.
Geciteerd 3: Waar het Woord is van de God die de belofte heeft gedaan, daar is het geloof nodig van de mens die zich dit toe-eigent, zodat duidelijk is dat het geloof aan het begin van ons heil staat, namelijk dat geloof dat afhankelijk is van het Woord der belofte. Het is niet de beklemtoning van het geloof die Luther scheidt van Zwingli, maar het ‘hangen aan het Woord’. Deze afhankelijkheid wordt tot het wezen van het denken over het Avondmaal, zowel in de discussie met de pauselijke kerk alsook in de strijd met Zwingli en de door Luther als ‘dwepers’ gescholden tegenstanders.
Geciteerd 4: Van 1 tot 3 oktober werd een op aandringen van landgraaf Philippus van Hessen een godsdienstgesprek gehouden, dat werd bijgewoond door de leiders van de Reformatie in geheel Duitsland, onder wie ook de elkaar bestrijdende ‘hoofden’ Zwingli en Luther. Een spannende, slechts een enkele maal geprikkelde discussie vindt plaats, de eenheid waarop velen hopen, wordt echter niet bereikt.
Uit de verschillende verslagen van het gesprek wordt duidelijk dat de toon waarop men met elkaar omging aan scherpte verloren had, maar wat de zaak betreft bleven zowel Zwingli als Luther op hun eigen standpunt staan. De Wittenberger beriep zich op de ‘heldere’ woorden uit de Schrift: ze zijn ondubbelzinnig en overweldigend – dus ‘voeg je’! In een andere vorm klinkt opnieuw de belijdenis uit Worms. Ik ben in het Woord gevangen, ook dan wanneer niet verklaard kan worden hoe men zich de tegenwoordigheid van Christus in brood en wijn moet voorstellen. De maagdelijke geboorte en de vergeving van zonden gaan op precies dezelfde wijze boven ons verstand (maar dus niet boven ons geloof!) uit.
Geciteerd 5: Toen de kanselier van landgraaf Philippus aandrong op eenheid, kreeg hij als antwoord: ‘Ik (Luther) weet geen ander middel dan dat ze de eer geven aan het Woord van God en samen met ons geloven. Waarop de anderen reageerden: Ze konden het noch begrijpen noch geloven dat het lichaam van Christus werkelijk in brood en wijn aanwezig is’.
Boven deze standpunten kwamen de partijen niet meer uit. De breuk in de Reformatie was daarmee voltrokken en bezegeld. Zwingli was niet bereid af te wijken van zijn argumentatie voor zijn uitleg van de tekst en Luther weigerde principieel het voorschrift van God in het Avondmaal met behulp van rationele argumenten steekhoudend te bewijzen. Het eten van het lichaam moeten wij niet begrijpen, maar in gehoorzaamheid aanvaarden. (…)
Geciteerd 6: Het wonder van het Avondmaal kan verteld worden en er kan over nagedacht worden, maar het kan niet bewezen worden. Deze houding is heden ten dage niet populair, ze wordt als ‘blinde gehoorzaamheid’ verdacht gemaakt. De weg van Luther is dan ook niet de weg die de geestesgeschiedenis van Europa met inbegrip van de protestantse theologie is gegaan. Daar waar echter het gezichtsveld breder wordt en de mythe van de vooruitgang wijkt voor de kennis van de bovenmenselijke en alle tijden beheersende macht van het kwaad, daar wordt het vasthouden van Luther aan het ‘lichamelijke’ Woord, aan de werkelijkheid van God buiten de menselijke persoon tot het effectieve houvast van verwarde Christenen.
Geciteerd 7: De onmondige zuigeling bij het doopvont en de stervende aan wie het laatste Avondmaal wordt uitgereikt, staan niet aan de rand van de kerk van Christus, maar plaatsvervangend voor de mensen die op een dieptepunt zijn aangekomen – of het nu aan het begin, op het hoogtepunt of aan het einde van hun krachten is. Dat God ook buiten de menselijke persoon werkelijk ‘daar’ is en zich buiten de individuele denkkracht en geloofskracht laat vinden, is de blijvende winst van de strijd van toen.
Kinderdoop en werkelijke aanwezigheid van Christus zijn niet alleen onzinnig voor de moderne mens. Ze zijn echter (door alle tijden heen) zinvol voor de mens in tweestrijd, voor de mens tussen God en duivel, voor wie de woorden van Luther gelden: Wij zijn bedelaars, dat is waar.
Opgemerkt tot slot: Van Calvijn is de uitspraak: ik ervaar haar (het Avondmaal) meer dan dat ik haar begrijp. Luther zou gezegd (kunnen) hebben: Ik geloof en belijd haar, dat is meer dan dat ik haar begrijp of ervaar.
Bron citaten: Boek ‘Luther, mens tussen God en duivel’, Hoofdstuk VIII ‘Tweedracht binnen de Reformatie’ §2, van Heiko A. Oberman (bij leven hoogleraar kerkgeschiedenis).
Zie ook: ‘Over Goddelijke zielzorg gesproken…(I)’
‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ (Uit Johannes 6 vers 35)
Bron afbeelding: KJV Bible verses