Over Goddelijke zielzorg gesproken…(I)

Waarachtig ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie Mijn lichaam eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware drank. Wie Mijn lichaam eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.‘ (Uit Johannes 6 de verzen 53-56)

Geciteerd 1: Om helderheid te krijgen over de distantie van Luther tot het moderne Protestantisme is in de eerste plaats van belang zich te realiseren dat hij in zijn omgang met de sacramenten geen stap afgeweken is van het grondprincipe ‘alleen door het geloof’. Maar hij strijdt tegelijk op twee fronten.

Geciteerd 2: ‘Wie het lichaam des Heren niet onderscheidt, eet en drinkt zichzelf een oordeel‘ (1 Korintiërs 11 : 29). Luther geeft een nieuwe interpretatie aan dit woord. De apostel verlangt geen ‘waardigheid’, want er is geen mens die voor God ‘waardig’ bevonden zou worden, ook al was hij een heilige. Paulus eist geen waardigheid, maar geloof en vertrouwen in (en eerbiedig ‘gebruik van’ – AJ) de heilsbelofte van Christus: ‘Voor jullie gegeven’.

Geciteerd 3: Iets anders zijn echter de zondaren en aangevochtenen voor wie het sacrament allereerst is ingesteld. Dat is het tweede front waarvoor Luther zich geplaatst ziet en dat pas in de Avondmaalsstrijd met de Zwitsers duidelijk wordt. Deze benadrukken namelijk de vraag van het verstand: wat is het nut van de lijfelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament, wat is het doel van ‘het eten van het vlees’? Het vlees zelf is niets, alleen Jezus Zelf! Hoe kan het gebrek aan geloof (bij een vertwijfeld lid van de gemeente die aangemoedigd wordt om toch aan te gaan – AJ) ooit vervangen worden door gehoorzaamheid (het vertwijfelde lid zich laat gezeggen en neemt deel aan de viering – AJ). De Reformator ontpopt zich hiermee (volgens ‘de Zwitsers’ – AJ) als ‘neopapist’ en blijkt een gevangene van de Middeleeuwen te zijn.

Geciteerd 4: Op het antwoord van Luther moet goed gelet worden. Het nut van het Avondmaalslichaam ligt daarin dat het geloof in de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus de aangevochten communieganger niet op zichzelf en zijn eigen ziel terugwerpt, maar hem uit zichzelf haalt en hem op Christus richt. De ondubbelzinnige (!), ‘heldere’ instellingswoorden doorbreken de nauwe grenzen van de eigen psyche en wijzen naar buiten en naar God, Die belooft: ‘Hier zal je me vinden’.

God is weliswaar overal aanwezig, maar het is totaal iets anders, of God daar is of dat God voor jou daar is’. Het eerste weet de duivel ook, het tweede zal hij echter nooit beleven. Het Evangelie is geconcentreerd in dat kleine woordje ‘hier’, zonder dit ‘hier’ zou men de hele schepping moeten aflopen en hier zoeken en daar vragen. Maar dan zal niemand zeker kunnen zijn de oneindige God in Zijn rijk geschakeerde schepping ‘voor zichzelf gevonden’ te hebben (of: ook ‘aan zichzelf geschonken’ te weten – AJ).

Wanneer je thuis, aldus Luther je brood eet, dan is God ook dichtbij. Maar wanneer je ‘hier’ toetast, dan eet je Zijn lichaam – God wordt van jou. God legt Zich dus vast op een ‘hier’, waar Hij vast en zeker gevonden kan worden (1), opdat niemand behoeft te ‘dwepen’ om hem ‘overal’ te zoeken. Wat vindt men echter ‘hier’ in het Avondmaal? De lijfelijke Christus, dat wil zeggen dat we Die allemaal nodig hebben, omdat mensen meer zijn dan hoofd en ziel. Die het lichaam van Christus eet, zal ook zijn nut daarvan hebben, dat hij of zij eeuwig leeft en op de jongste dag opstaat… Dat is de hemelse kracht en het nut dat van het lichaam van Christus in het Avondmaal op ons lichaam overgaat’. (2)

De(ze) winst van de Avondmaalsstrijd mag niet veronachtzaamd worden. Het geloof in Gods Woord is onontbeerlijk. Het doorbreekt de geestelijk-psychologische beperking tot de innerlijkheid van het vrome genot (dat men zegt te ervaren tijdens de maaltijd – AJ). De betekenis van deze ontgrenzing is nu juist dat de duivel, kenner van de ziel en vijand van het lichaam, tegengesproken wordt. Hij kan in de psyche binnendringen en haar totaal beheersen en ook de gelovige Christen zo in zichzelf laten kromgroeien en in de analyse van zichzelf misvormen dat hij twijfelt aan God en de wereld. (3) Een ding kan hij echter niet: Hij kan niet echt aanwezig zijn (tegenwoordig zijn, zich meedelen – AJ) in het vlees. De oproep van de instellingswoorden trekt de mens uit het vangnet van de zelfanalyse.

(Wordt vervolgd!)

(1) Zich laat vinden. ‘Zoekt en gij zult vinden’ – juist ook in en door het samen eerbiedig vieren van het Avondmaal laat Hij Zich (her)vinden – zie ook: Openbaring 3 vers 20.
(2) Net zoals bij en door de Doop Christus dood en opstanding zich aan ons ‘meedelen’ (Zie Romeinen 6 de verzen 3-14)
(3) Deze ‘zelfanalyse’ en de foute conclusies die getrokken worden zijn dan ook beslist geen teken/bewijs van ongeloof. Deze komen zelfs voort uit het (diep) geloof (willen) hechten aan Gods Woord! Alleen het zicht op het bevrijdende van Gods Woord is door deze zelfanalyse verduisterd.

Bron citaten: Boek ‘Luther, mens tussen God en duivel’, Hoofdstuk VIII ‘Tweedracht binnen de Reformatie’ §2, van Heiko A. Oberman (bij leven hoogleraar kerkgeschiedenis).

Terwijl ze aten, nam Hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is Mijn lichaam.’ En Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. Hij zei tegen hen: ‘Dit is Mijn bloed, het bloed van het Verbond, dat voor jullie vergoten wordt.‘ (Uit Markus 14 de verzen 22-24)

Bron afbeelding: Pinterest

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s