‘Hoewel ik hoop spoedig naar je toe te komen, schrijf ik je dit alles voor het geval ik mocht worden opgehouden. Dan weet je hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de Gemeente (Kerk) van de levende God, fundament en pijler van de waarheid. (…) Wanneer je dit alles aan de broeders en zusters voorhoudt, zul je een goed dienaar van Christus Jezus zijn, gevoed door de woorden van het geloof en de juiste leer, waarvan je een trouw aanhanger bent.’ (Uit 1 Timoteüs 3 de verzen 14-15 en 4 vers 6)
Geciteerd 1: Gods Woord wordt door het onderhouden van goede scholen en door de opvoeding van de jeugd voor ons en onze nakomelingen behouden. Want dat zijn de plantjes waardoor Gods kerk als een mooie tuin aangelegd wordt en gaat groeien. Ieder die een christen wil zijn, is verplicht om naar vermogen hieraan bij te dragen en dit te steunen. (WA 51, 40-41)
Geciteerd 2: Onze lieve Heere Jezus zegt in Mattheüs 19:14: ‘Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen.’ (…) Hier horen we duidelijk dat de kinderen, die we naar Christus brengen of laten komen, kinderen en erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen zijn, dat wil zeggen rechters en heren over de wereld en haar God, de duivel en al hun macht. Wat zal een arm mens zich zalig voelen als hij waardig voor God wordt bevonden om eraan mee te werken dat een kind bij Christus komt. Dit moet hij weten: daarmee doet hij een voortreffelijk, loffelijk en christelijk goed werk. Want dit is zeker: als je zorgt dat kinderen naar school gaan, en er ook geld voor geeft om dit te laten gebeuren, dan heb je zeker kinderen bij Christus gebracht en daaraan meegewerkt. Ik spreek hier nu niet van de jongensscholen en de onfatsoenlijke huizen, maar van scholen waar men kinderen onderwijst in de wetenschappen, in een deugdzaam leven en in de ware dienst aan God, waar ze leren om God en Zijn Woord te belijden en zo mensen te worden die de kerk, het land en de mensen, de huizen en huisgenoten goed regeren. (WA 30.II, 520)
Opgemerkt 1: We weten dat de apostelen een heel eenvoudig Evangelie verkondigden aan hun (nieuwe) hoorders en wanneer die geloof hechtten aan het door hen verkondigde Woord en zich lieten dopen, dan werden ze direct al ten volle als leden van een gemeente aanvaard en opgenomen en – met liefde en wijsheid en geduld – ook aangesproken op hun (nieuwe) verantwoordelijkheid. Allereerst hun verantwoordelijkheid om de samenkomsten van de gemeenten bij te wonen om daar in liefde samen ‘het brood te breken’ en om verder onderwezen te worden in de leer van de apostelen. En dan hebben die (nieuwe) gelovigen ook de verantwoordelijkheid om hun kinderen (en zelfs ook anderen in hun huis voor wie ze verantwoordelijk waren!) bij Jezus te brengen en dat doen ze in de eerste plaats door ook hen te laten dopen: ‘Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die onze God ertoe roepen zal.‘ (Handelingen 2 vers 39, 10 vers 44, 16 vers 31)
Opgemerkt 2: Het doel van Timoteüs opdracht in de gemeenten is: Het voorleven van de liefde die voortkomt uit een rein hart, een zuiver geweten en een oprecht geloof (zie 1 Timoteüs 1 vers 5). Bij deze door Paulus geformuleerde opdracht waarschuwt hij Timoteüs direct al voor degenen die wilden beginnen met het Wetsonderwijs, namelijk dat waar ook Paulus als Farizeeër in het verleden druk mee was geweest. Maar die mensen hebben nog niets van het Evangelie begrepen. Timoteüs wordt ook in de tweede brief uitdrukkelijk opgeroepen om wat hij van Paulus gezien en geleerd heeft voor te leven en door te (blijven) geven en daarbij tegelijkertijd ook uit te zien naar betrouwbare mensen die – net als hij – zich inspannen om voorbeeldig te leven en daarbij ook geschikt blijken om anderen te onderwijzen.
Opgemerkt 3: Ook wanneer Paulus bediening ten einde loopt geeft hij Timoteüs en Titus geen opdracht om (theologische) scholen te stichten. Blijkbaar zijn (goede) scholen geen voorwaarde voor het behoud van Gods Woord en het voortbestaan van christelijke gemeenten. Zorgen voor de voortgang van de verkondiging van Gods Woord door betrouwbare mensen is wel nodig en daar kan men in de gemeente ook altijd weer om bidden. De nog jonge Timoteüs werd al voldoende bekwaam geacht, geschoold als hij was in de bediening van Paulus, om deze taak in de door Paulus gestichte gemeente(n) op zich te nemen…
Opgemerkt 4: De voortgang en het behoud van Gods Woord wordt door de apostelen (lees: de heilige Geest) toevertrouwd aan leden van de gemeenten en ze vertrouwen dat de heilige Geest er zorg voor draagt dat Gods Woord niet verloren gaat. Hij doet dat door steeds opnieuw gemeenten betrouwbare mensen te schenken en die bekwaam te maken tot de verkondiging van Gods Woord en om daarmee ook leiding te geven in de gemeente (o.a. door huisbezoeken).
In gezinnen is het de verantwoordelijkheid en taak van de ouders dat ze de samenkomsten van de gemeente waartoe ze behoren niet verzuimen en dat ze hun kinderen in liefde opvoeden vanuit het onderwijs van Gods Woord. Over het stichten van goede scholen ten bate van het (godsdienstig) onderwijs en het behoud van Gods Woord in deze wereld wordt in het Nieuwe Testament niet gerept.
Opgemerkt 5: Alhoewel we dus geen Bijbelse opdracht vinden voor het stichten en onderhouden van (goede, christelijke) scholen ontslaat dat ouders en leidinggevenden en overheden natuurlijk nog niet van de opdracht en plicht om kinderen en jongeren (en zo gewenst/nodig ook ouderen) op scholen deugdelijk te laten onderwijzen op allerlei gebied. En dan geldt (voor christenen) ook daar de opdracht om de leerlingen/studenten te (laten) voorgaan en onderwijzen door mensen die dat scholingswerk willen doen met de opdracht van Paulus aan Timoteüs in gedachten. En daarom zullen onderwijsgevenden ook op de christelijke scholen de Bijbel niet dicht laten om deze ook daar laten spreken door hun daden en woorden. En dat geldt voor/op (christelijke) theologische hogescholen en universiteiten natuurlijk niet minder.
‘Als een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, moeten die godvruchtig voor haar huishouding zorgen. Zo betalen ze hun voorouders terug, en dat is God welgevallig. Een weduwe die helemaal alleen staat, houdt haar hoop op God gevestigd en blijft smeken en bidden, dag en nacht. Maar een weduwe die losbandig leeft, is levend dood. Houd hun dit voor, zodat ze een onberispelijk leven kunnen leiden. Wie niet voor eigen familie zorgt, zelfs niet voor huisgenoten, heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige.‘ (Uit 1 Timoteüs 5 de veren 4-8)
Bron citaat 1: checkluther-com – Citaten oktober 2021 – Luther Heritage Foundation
Bron afbeelding: Biblia-com