‘Wij weten dat we van de dood zijn overgegaan naar het leven omdat we elkaar liefhebben. Wie niet liefheeft blijft in de dood. Iedereen die zijn broeder of zuster haat (1), is een moordenaar (2), en u weet dat een moordenaar het eeuwige leven niet blijvend in zich heeft. Wat liefde is, hebben we geleerd van Hem die Zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom behoren ook wij onze levens te geven voor onze broeders en zusters.‘ (Uit 1 Johannes 3 de verzen 14-16)
Zijn wij werkelijk meer dan (vrome, godsdienstige) liefhebbers van onszelf?
Opgemerkt (1): Dat haten is (‘heel menselijk, heel gewoon’) de ander niet de plaats gunnen en geven, die God die ander (wie het ook is) naast jou – daarom spreekt Gods Woord over onze naaste(n) liefhebben als jezelf – en andere medemensen in deze wereld een (unieke) plaats gegeven heeft. We onthouden die ander, die God op onze weg geplaatst heeft of plaatst, onze liefdevolle en zorgzame behandeling, die we echter volgens Gods woord die ander wel verschuldigd zijn.
Geciteerd (bewerkt!): In Lukas 10 vraagt een wetgeleerde, voortbordurend op Leviticus 19, aan Jezus: “Wie is dan mijn naaste?” Het antwoord van Jezus is niet: je geliefde, je kinderen, je ouders, je vrienden. Die natuurlijk ook, maar daar zit (in de regel – AJ) de frictie niet. Je naaste is je vijand (geworden), de ander – de onprettig andere. Jezus draait de vraag om. Het gaat er niet zozeer om wie mijn naaste is, maar voor wie ik de naaste ben (aan wie ik mij daadwerkelijk de naaste kan en dien te betonen – AJ)
Neem Matteüs 5 : 23-24, daar zegt Jezus: Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, laat dan je gave bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen.” Zoek Gods nabijheid niet wanneer je in gebreke gebleven bent om die ander de gevraagde naastenliefde te betonen, namelijk, niet die verzoeningsbereidheid hebt opgebracht en in praktijk gebracht, waarop je zelf ook gehoopt zou hebben wanneer je in zijn of haar situatie zou verkeren.
Jezus zegt, n.a.v. dat onze naasten liefhebben (niet alleen onze broeders en zusters maar zelfs ook onze vijanden!): Jullie zullen volmaakt zijn (in dat liefhebben en de ander daadwerkelijk liefde bewijzen), zoals jullie hemelse Vader volmaakt is‘ (in de liefde) – Zie Matteüs 5 : 43-48.
Opgemerkt (2) Jezus zegt: “Maar ik zeg jullie: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster handelt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tot hem zegt ‘leeghoofd’ (nietsnut, NBV) zal zich moeten verantwoorden voor de Hoge Raad (Sanhedrin, NBV). Wie ‘dwaas’ zegt (3), zal voor het vuur van de de Gehenna (hellevuur, NBG) komen te staan.“
Opgemerkt (3): Door het woord dwaas te gebruiken, wordt de ander voor (nietswaardige) goddeloze uitgemaakt. In het OT wordt ‘dwaas’ gebruikt voor (onverschillig) godsverachters, zie Psalm 14 bijvoorbeeld.
Bron (bewerkte) citaat: Sophie, september 2021 * – ‘“Gij zijt zo diep vertrouwd met mij” – naar een christelijke inbedding van wijsgerige reflecties over afstand en nabijheid‘ – door Rik Peels
* Thema van dit nummer: Nabijheid.
Bron afbeelding: Facebook – Ilse van der Hoeven