Rups of vlinder – that is the question…

Ik zeg jullie: van allen die geboren zijn uit een vrouw is niemand groter dan Johannes, maar in het koninkrijk van God is de kleinste nog groter dan hij.’ Alle mensen die dit hoorden, ook de tollenaars, brachten hulde aan God en Zijn gerechtigheid: zij hadden zich immers door Johannes laten dopen. Maar de Farizeeën en Wetgeleerden verwierpen het plan van God: Zij hadden zich immers niet door hem laten dopen.‘ (Uit Lukas 7 de verzen 29-30)

Wanneer we menen dat wij reden hebben om tussen gelovigen onderscheid te kunnen of moeten maken tussen mensen die in het rupsenstadium blijven hangen en mensen die al het vlinderstadium bereikt hebben, dan moeten we dat verschil maken op Bijbelse gronden afwijzen. Alleen al het feit dat we op deze manier over onszelf en over anderen zullen/moeten gaan oordelen zou ons ervan kunnen en moeten overtuigen dat we daarmee niet op een Bijbels spoor zitten. Maar hier dan nog maar iets dat ons ook kan helpen om te beseffen dat dit soort verschil willen zien en maken tussen gelovigen (!) in de Gemeente van Jezus Christus niet van ons gevraagd wordt, integendeel we zullen daar helemaal van hebben af te zien.

De tollenaars in Jezus dagen kunnen ons helpen om dat met het onderwijs van onze Heer in te zien. Wij moeten dan goed beseffen dat de biddende tollenaar in de gelijkenis en de hoofdtollenaar Zacheüs geen mensen waren die er oneerlijke praktijken op na hielden en zich dáárom en daardoor grote zondaars wisten en daarom verlangden naar een hun genadig en vergevend God. Nee, die Joodse tollenaars hoefden zich vanwege hun levenspraktijk (op financieel gebied, etc.) en godsdienstige praktijk (de tienden geven, de tempel bezoeken, offeren) heus niet te schamen tegenover hun volksgenoten. Zij hadden echter Gods Woord veel beter begrepen dan de Farizeeën en Schriftgeleerden. Zij wisten (ook) goed dat ze een volk waren dat van God veel betere wetten hadden ontvangen dan de heidenvolken, maar zij wisten ook dat zij als mens geen haar beter waren dan die heidenen. Dat hadden ze uit Gods Woord en uit de geschiedenis van Gods volk goed begrepen. Daarom hadden zij ook goede aandacht gegeven aan de verkondiging van Johannes de Doper en voelden zij zich niet te goed om zich door hem te laten dopen. Vandaar ook dat zij zich zo ver vernederen konden onder de bezetter dat ze bereid waren om voor hen te werken als belastinginners.

We moeten de biddende tollenaar dan ook niet maken tot iemand die daar zijn grote schuld over zijn financieel wangedrag kwam belijden en dan de volgende week opnieuw daarover schuld stond te belijden omdat hij er gewoon mee was door gegaan. Nee, daar stond iemand die dat schuld belijden wekelijks (zo niet dagelijks) deed omdat hij zo goed uit Gods Woord begrepen had, wat voor een klein beginsel van een Godewaardig leven zelfs de meest vrome Jood nog maar bezat. Dat had hij alleen al begrepen uit de boetpsalmen van David en uit David’s en Salomo’s levensgang, maar dat natuurlijk verder ook uit nog veel meer van wat er te lezen valt in het Oude Testament!

Ook Zacheüs moeten we zien als een man die al voor hij Jezus in huis haalde uit Gods Woord geleerd had waarom Agur bad of God hem voor (veel) rijkdom en voor armoede wilde bewaren. En alhoewel hij op een eerlijke manier rijk geworden was, besefte hij dat hij z’n geld toch ook nog graag zag en gebruikte als een soort van levensverzekering. Hij voelde aan dat zijn hart daar niet zó los van was als God wel van hem vroeg. Anders dan de rijke jongeling – die aan Jezus vroeg: wat ontbreekt mij nog – besefte hij dat hem nog heel wat ontbrak… We zien/horen dan ook dat Jezus – anders dan bij de rijke jongeling – Zacheüs niet vraagt om eerst alles te verkopen en dan in Zijn gevolg te komen. Nee, Jezus laat Zacheüs de vrijheid om te zeggen wat hij met zijn bezit zal doen. En Zacheüs merkt vol vreugde dat de ontmoeting met Jezus hem nu helemaal heeft losgemaakt van zijn rijkdom en dat hij nu ook de durf heeft daarvan gul uit te delen aan (of beter: delen met) de armen. En hij kan de omstanders ook duidelijk maken dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan afpersing (waar ze wel allemaal steeds van beschuldigd werden), want zegt hij: laat ze dan maar komen, dan vergoed ik het viervoudig. Stel je voor dat hij dat aandurfde terwijl hij wist dat één of meer mensen zich dan bij hem zouden komen melden, nou dan kon hij zijn ontslag alvast wel gaan indienen bij de Romeinen.

Slotconclusie: Die nederige tollenaarshouding van de biddende tollenaar en van de dankbare Zacheüs die past ons allemaal!

Bron afbeelding: The Glory of His Grace

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s