Geciteerd 1: Dat God Zijn Heilige Geest aan de gedoopte kinderen geeft, weten we uit de grote gaven van de heiligen die in de kerk geleefd (en de kinderdoop ontvangen) hebben. En als Christus verder zegt: ‘Doopt allen’ (Matteüs 28 : 19), dan noemt Hij daarbij niet de leeftijd. Hier komt de besnijdenis bij, die dezelfde belofte als de doop heeft. De wederdopers argumenteren dat je niet gedoopt kunt worden als je niet je geloof belijdt. Dat bewijzen ze aan de hand van Cornelius (Handelingen 10) en zo maken ze van het bijzondere het algemene. Maar dit voorbeeld bewijst niets. En Petrus heeft Cornelius niet vanwege zijn geloof gedoopt, maar vanwege de rechtvaardiging door Christus en vanwege Zijn Woord en het bevel van God. Als alleen die mensen gedoopt mochten worden van wie zeker is dat ze geloven, zou niemand gedoopt kunnen worden. En als ik vanwege mijn geloof gedoopt zou zijn, dan zou het geloof groter zijn dan het Woord en het bevel van Christus, waarmee Hij de doop beveelt.
Opgemerkt vooraf (bij ‘Geciteerd 2‘): Wie uit Gods Woord heeft leren begrijpen wat ‘leven van Genade’ is, die gaat geen ‘waardigheidsonderzoek’ doen voorafgaand aan het Avondmaal, maar die beseft – gelovig! – dat hij of zij alleen maar onwaardig aan het Avondmaal kan deelnemen! Toen de Here Jezus het Avondmaal ging vieren/instellen voor Zijn discipelen (en Zijn volgelingen) toen heeft Hij hen ten voorbeeld eerst de voeten gewassen en daarbij zei Hij ook: wie gebaad hebben zijn reeds geheel rein. Toch wilde Jezus hen de voeten wassen en later zouden de discipelen Hem hebben te volgen in dat de elkaar (de ander) de voeten wassen. Deze reiniging was zelfs nog zo noodzakelijk, dat Jezus tegen Petrus zei: wanneer ik nu je voeten niet was, dan heb je geen deel aan Mij. Jezus wilde toen Zelf die reiniging voltrekken, maar later mochten Zijn discipelen en wij die reiniging de ander bezorgen, namelijk door die ander zijn of haar schuld jegens ons te vergeven. Dat is heel nederig en vernederend werk! Toch zullen wij dat hebben te doen. Wij zullen die ander (in liefde, de liefde ‘gelooft alles’) hebben te zien als ‘geheel rein’ (vanwege de Doop), maar door de omstandigheden van het leven zullen we (en dus ‘die ander’) toch voeten hebben, die erom vragen gereinigd te worden. Jezus heeft ons getoond dat Hij zich er niet te goed en te groot voor achtte. Zelfs Judas mocht meedoen, alhoewel Jezus wel opmerkte, dat er één was die niet geheel rein was. Maar dat wist Hij alleen, Hij vroeg geen oordeel van Zijn discipelen over hem (Judas) of over elkaar! (Wel goed om te lezen/horen dat geen van de discipelen toen zei: nou, dat zal/kan ik natuurlijk niet zijn!)
Geciteerd 2: Tijdens zijn catechese brengt Kohlbrugge ook de nodiging tot het Avondmaal ter sprake. (…) Tijden die gesprekken met de catechisanten stelt hij de volgende vragen: Komt men tot het heilig Avondmaal gedwongen of genodigd? Wie mogen tot de tafel des Heeren komen? Van welke uitdrukking bedien ik mij, wanneer ik tot het heilig Avondmaal nodig?
Opgemerkt 2: Kohlbrugge bedient zich van de Duitse term ‘albern’, wat ik hier wil weergeven met woorden als: verslagenheid, schuldbewust, zich niet gunst-waardig, maar strafwaardig weten (m.n. dit laatste).
Geciteerd 3: Wanneer iemand aan de tafel des Heeren komt, dan kan zo iemand vrezen dat hij of zij het Avondmaal onwaardig zou kunnen gebruiken. Daar is ook zeker reden voor; want we horen: ‘Wie onwaardig van dit brood eet, en van deze beker drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, doordat hij niet onderscheidt het lichaam des Heeren.’ Wanneer hij nu bang is, en hij komt toch aan de tafel, – wat is hij op zichzelf beschouwd? De catechisanten antwoordden dan: ‘albern’.
Kohlbrugge: Juist, ‘albern’, want hij zegt bij zichzelf: ‘Slagen heb ik verdiend; die mij echter roept, is Jezus: Die zegt, dat ik toch komen mag’. Geweten en wet zeggen: ‘Je bent ‘albern’ (strafwaardig), ‘je eet het Avondmaal tot een oordeel’. De ziel waagt het echter, tot de maaltijd waartoe zij genodigd is, te komen, want de Heere Jezus zegt het. –
Vraag: Waarin bestaat de waardigheid, die de Heer Jezus van ons eist? Antwoord: Dat wij onszelf zo beschouwen, als wij zijn, over onze zonden berouw en smart gevoelen, maar al onze hoop op Christus stellen.
Opgemerkt 3: Kohlbrugge verwoorde het (formulier) gebed bij het Avondmaal zo, dat het door een waarachtig geloof ingelijfd worden benadrukt wordt, hij kiest ervoor om juist de volkomenheid van de vereniging met Christus te beklemtonen en onderstreept met de door hem gekozen woorden nog eens de woorden uit het formulier: ‘alzo zullen allen die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn’. Die gemeenschap met Christus wordt iedere keer vernieuwd (beter: opnieuw bevestigd! – AJ) door het Avondmaal.
Bron citaat 1: checkluther-com – Meditatie 9 juli 2021 – Luther Heritage Foundation (Veenendaal)
Bron citaten 2-3: Ecclesia nr 12 – juni 2021 – ‘De Avondmaalspraktijk in de Niederlándsich-Reformierte Gemeinde (IV, slot)‘- door H. Boele, Hendrik-Ido-Ambacht
Bron afbeelding: Simple Living – Creative Learning