‘De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets.‘
(Psalm 23 : 1)
Van dr. Maarten Luther (1536)
Op een avond na gebed aan de eettafel uiteengezet.
Psalm 23 (28)
‘U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, u zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over‘ (Psalm 23 vers 5)
Geciteerd: David wil dit zeggen: “Heer, Uw gasten, die aan Uw tafel zitten, de gelovigen, worden niet alleen sterke en moedige en onoverwinnelijke helden in het bijzijn van al hun vijanden, maar ze worden ook gelukkig en dronken. Dat komt doordat U ze goed behandelt, zoals een rijke man gewoon is zijn gasten te behandelen. Hij geeft ze een voortreffelijk maal, maakt ze blij en vrolijk, en serveert daarbij zo goed met wijn dat ze dronken worden. Dat alles wordt gedaan door het Woord van genade.
Daardoor voedt en versterkt de Heer, onze Herder, de harten van zijn gelovigen, zodat ze al hun vijanden trotseren en met de profeet zeggen: ‘Ik ben niet bang voor vele tienduizende mensen die mij omringen om tegen mij op te staan, (Psalm 3 : 7). En eerder, in het vierde vers van Psalm 23, zei hij: “Ik vrees geen kwaad; want U, Heer, zijt met mij.” Hij geeft hun dienovereenkomstig de Heilige Geest samen met het Woord, ja, door ditzelfde Woord. De Heilige Geest maakt hen niet alleen dapper en moedig, maar ook zo zeker en gelukkig dat ze dronken worden en vervult van een grote en grenzeloze vreugde.
David spreekt hier dus over geestelijke kracht, vreugde en bedwelming – de kracht van God (Romeinen 1 : 16); en een vreugde in de Heilige Geest, zoals Paulus het noemt (Romeinen 14 : 17); en een gezegende bedwelming, waarbij de mensen niet met wijn worden vervuld, want dat is losbandigheid, maar met de Heilige Geest (Efeziërs 5 : 18). En dit is de wapenrusting en de wapens waarmee onze Here God Zijn gelovigen uitrust tegen de duivel en de wereld; dat wil zeggen, Hij legt het Woord in hun mond en legt moed, dat wil zeggen de Heilige Geest, in hun harten. Onverschrokken en opgewekt vallen ze al hun vijanden aan met die uitrusting. Ze verslaan en overwinnen hen ondanks al hun macht, wijsheid en heiligheid.
Zulke krijgsheren waren de apostelen op de Pinksterdag (Handelingen 2 : 1 ev). Ze stonden in Jeruzalem op tegen het bevel van de keizer en de hogepriester en gedroegen zich alsof ze echte goden waren en alle anderen slechts sprinkhanen, en ze drongen met alle kracht en vreugde voorwaarts alsof ze bedwelmd waren, waardoor sommigen hen zelfs bespotten. en zeiden dat ze dronken waren van zoete wijn. Maar de apostel Petrus toonde met woorden van de profeet Joël aan dat ze zich niet bedronken hadden aan wijn, maar vervult waren van de Heilige Geest. Daarna hanteerde hij het zwaard; dat wil zeggen, hij opent zijn mond en predikt, en met één slag redt hij drieduizend zielen van de duivel.
Maarten Luther: Dr. Martin Luthers Werke (Weimarer Ausgabe) WA 51, S. 271 ev (gebruikte vertaling: Luthers Works, American Edition, vol. 12, p. 147 ev)
NB. Deze Luther-quote is een vertaling van de eerder in de Engelse taal gepubliceerde versie.
‘Toen de leden van het Sanhedrin zagen hoe vrijmoedig Petrus en Johannes optraden en begrepen dat het gewone, ongeletterde mensen* waren, stonden ze verbaasd, en ze realiseerden zich dat beiden in Jezus’ gezelschap hadden verkeerd.‘ (Uit Handelingen 4 vers 13)
* Ze hadden wel drie jaar verkeerd met en onder het Woord!
Bron afbeelding: SlidePlayer