‘Omdat nu Christus voor ons heeft geleden in het vlees, wapen u dan ook met diezelfde gezindheid; want wie in het vlees lijdt houdt op met de zonde‘… (1 Petrus 4 : 1)
Geciteerd: Petrus gaat nog steeds verder in hetzelfde spoor. Tot hiertoe heeft hij ons allen vermaand dat we moeten lijden, als het Gods wil is. Ook heeft hij eerder al het voorbeeld van Christus aan ons voorgesteld. Hier bevestigt en herhaalt hij het.
Omdat onze Vorst en Hoofd Christus in het vlees heeft geleden, ons allen daarin een voorbeeld heeft gegeven en bovendien ons verlost heeft door Zijn lijden, moeten wij Hem navolgen en ons ook met dezelfde gezindheid wapenen. Want in de Schrift, vooral in Zijn lijden en sterven, wordt ons het leven van de Heere Christus op twee manieren voorgehouden.
1. Als geschenk, zoals Petrus in de vorige hoofdstukken al heeft laten zien. Eerst benadrukt hij vooral het geloof en leert dat we verlost zijn door het bloed van Christus, dat onze zonden zijn weggenomen en dat Hij ons daartoe is gegeven en geschonken. Dit kun je niet anders ontvangen dan door het geloof. De apostel spreekt hierover als hij zegt dat ‘Christus eenmaal voor onze zonden heeft geleden’ (3 : 18). Dit is het hoofdartikel en het beste deel van het Evangelie.
2. Als voorbeeld, om dat na te volgen. Want als we Christus door het geloof hebben ontvangen als een geschenk, zullen we verdergaan en ook zelf voor anderen doen wat Hij voor ons doet. We zullen Hem in Zijn hele leven en lijden navolgen. Zó stelt Petrus het hier aan ons voor. Maar Petrus spreekt niet in de eerste plaats over de werken der liefde, waarmee we onze naaste dienen en goeddoen, wat in de eigenlijke zin de goede werken zijn. Want daarover heeft hij al genoeg gezegd.
Maar hij spreekt nu over de werken die betrekking hebben op ons eigen lichaam en die in feite een dienst zijn aan onszelf. Namelijk de werken waardoor het geloof wordt versterkt, zodat wij de zonde in ons vlees afsterven en daardoor ook onze naaste beter kunnen dienen. Want als ik mijn lichaam in toom houd, zodat het niet zinnelijk wordt, kan ik ook de vrouw en het kind van mijn naaste met rust laten. En als ik de haat en de afgunst in mij bedwing, wordt ik des te meer geschikt om behulpzaam en vriendelijk te zijn voor mijn naaste.
Nu hebben wij vaker gezegd dat – ook al zijn we rechtvaardig geworden door het geloof zonder verdiensten of werken, en is de Heere Christus ons als eigendom gegeven – de werken niet worden nagelaten, maar vast en zeker op het geloof zullen volgen. Want het geloof neemt geen vrijaf, maar het dient de naaste door de liefde, en het strijdt tot aan de dood tegen de overgebleven zonden en begeerten van het vlees.
We worden immers nooit volkomen rein. Zolang we nog op deze aarde leven, vindt iedereen in eigen lichaam nog steeds zonden en verkeerde begeerten. Zeker, het geloof begint Christus aan te grijpen en de zonden te doden. Maar het geloof is niet zo sterk en volkomen als het wel behoorde te zijn.
(Wordt vervolgd!)
Maarten Luther: Epistel S. Petri gepredigt und ausgelegt, vgl. W(2)9, 1248 ff(1539)
Zie ook: ‘Het nieuwe leven en de werken… (II)‘
Bron citaat 2: Maarten Luther – Als goud door vuur beproefd – Korte verklaring van de eerste brief van de apostel Petrus in 60 overdenkingen – Overdenking 46 – Samengesteld, ingeleid door H.C. van Woerden – © 2020 Den Hertog B.V., Houten.
Bron afbeelding: DailyVerses-net