‘Want zo wie den wil Mijns Vaders* doet, Die in de hemelen is,
zo iemand is Mijn broeder, en zuster, en moeder.‘
(Matteüs 12 : 46-50) – * De wil van de Vader is liefhebben!
Geciteerd 1: Tot Maria bidden mensen in de bitterste nood, zo schrijft u. Waarom Maria en niet Christus? Bij Hem kunnen we toch ook altijd terecht?
„Dat is een terechte vraag. Vóór de Reformatie heeft Maria in de kerk en in de devotie een belangrijke functie gehad, als moeder van de kerk. Na de Reformatie kwam Maria in de dogmatiek en de theologie terecht. Maar zoals paus Benedictus XVI heeft gezegd: er is geen mariologie zonder christologie. Het gaat uiteindelijk om Christus. Hoewel ik geen sentimentele Mariavereerder ben, bid ik elke dag tot Maria voor hulp en bijstand. Dat zit in mijn traditie en in mijn genen. Maria heeft bij ons ook een functie gekregen als reactie op een soms te strenge godsdienstbeleving. Als die strengheid doorsloeg – en doorslaan is altijd verkeerd – dan kon je bij Maria bij wijze van spreken uithuilen.”
Het moest en moet altijd weer van één kant komen!
‘En toen Hij te Jeruzalem was op het Pascha, tijdens het feest, geloofden* velen in Zijn Naam, toen zij Zijn tekenen zagen die Hij deed. Maar Jezus vertrouwde* Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende.‘ (Johannes 3 : 23)
Geciteerd 2: Deze verzen maken ons ook (zie *) iets duidelijk over Gods genade. In vers 23 zien de mensen Jezus en de tekenen die Hij doet en ze geloven in Hem (vertrouwen zichzelf toe aan Hem). Het is opvallend dat Jezus dat andersom niet doet. Hij vertrouwt Zichzelf niet aan hen toe. Of anders vertaald: Hij gelooft/vertrouwt niemand. Waarom niet? De reden wordt genoemd: omdat Hij allen kende. En in vers 25 dat daarachter volgt, maar hierboven niet geciteerd werd, staat nog een verdere uitleg: want Hij wist Zelf wat in de mens was.
Jezus kent, doorgrondt, de mensen om Hem heen en daarom vertrouwt Hij hen niet (kán en mag Hij hen Zijn vertrouwen niet schenken – AJ, zie ook (1)). Toch heeft dit geen invloed op Zijn liefde voor hen. Hij geneest zieken, Hij heeft aandacht voor de Schriftgeleerden, maar ook voor vrouwen, kinderen, tollenaars en zondaars. Zijn aanwezigheid heeft een magische (door de Geest gewerkte! – AJ) aantrekkingskracht op iedereen. Hij geeft mensen het besef dat ze kostbaar en van waarde zijn in de ogen van God (die zij/wij in Zijn Naam hun/onze Vader mogen noemen – AJ). Hij geeft Zijn leven voor u, voor jou en mij.
Geciteerd 3: Dit is de God die die we allemaal nodig hebben en waarmee we, door het geloof, een relatie krijgen (of door onze Doop al een relatie mee hebben! – AJ, en zie ook Handelingen 17 : 27-31). Een God die ons door en door kent en waar we ons niet beter voor hoeven doen en die tegelijkertijd een God is die ons liefheeft met een oneindige liefde.
(1) * Geloven is jezelf toevertrouwen aan God – dat is altijd en overal ‘gepast’ – want Hij is ons vertrouwen volkomen waard! Daarentegen is het ‘onvoorwaardelijk’ vertrouwen op mensen niet gepast (zie bijv. ook Psalm 146 : 3), want zij kunnen ondanks al hun goede intenties/bedoelingen het noodzakelijke vertrouwen op God niet vervangen. Die reserve moeten we altijd houden waar we mensen ons vertrouwen (moeten/behoren te) geven. In onze huwelijken komt dat wel heel sterk naar voren! Dankzij ons vertrouwen op God geven wij mensen toch ook elkaar ons vertrouwen en vertrouwen wij ons aan een ander toe.
(2) De mensen – en zelfs ook de twaalf discipelen – zouden hun Heer Jezus hier op aarde tot een heel andere rol en ander werk hebben willen dringen/dwingen dan waartoe de Vader Hem gezonden had. En moeten ook wij niet altijd weer oppassen dat wij onze Heer Jezus Christus in een rol dringen/dwingen die ons past in eigen leven of in de gemeenten of in onze kerken?
Bron citaat 1: RD Kerk & religie – ‘Kerkhistoricus dr. André Roes: Het is vaak zo verbaal en druk in de kerk’ – door Klaas van der Zwaag
Bron citaat 2: Ecclesia nr. 21, okt. 2020 – ‘Hervormingsdag: Geloof en genade – door M. Dubbelman, Giessenburg