(…) 14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Petrus, in aanwezigheid van iedereen… (Uit Galaten 2)
‘Zoals uit alle evangelieteksten blijkt’ ?
Geciteerd 1: (…) Wanneer Christus tegen Petrus zegt: „Weid mijn schapen” (Joh. 21:17) dan zegt Hij dat volgens Munsterman tegen de apostel, „die niet meer apostel was dan de andere apostelen maar die binnen het apostelcollege wel een eerste, bijzondere plaats (positie) had zoals uit alle evangelieteksten blijkt.”
Geciteerd 2: (…) 6 De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, (1) God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. 7 Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen 8 – want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –, 9 en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas (Petrus) en Johannes, die als steunpilaren (1) golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. 10 Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
Geciteerd 3: (…) 11 Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, (1) want zijn gedrag was verwerpelijk. 12 Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. 13 De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. 14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’
(1) Opgemerkt: Paulus geeft duidelijk aan dat hij niet naar Jeruzalem gekomen was om daar voor de leden van een soort boven hem functionerend ‘theologisch tuchtcollege’* te verschijnen, waarbinnen Petrus dan een eerste, meest bijzondere plaats had.
Integendeel, Paulus heeft niets met de ‘posities’ van de mensen daar in Jeruzalem, die mogelijk anderen – zoals de ‘schijnapostelen waarover Paulus het even eerder heeft gehad – misschien juist wel graag aan verschillende mensen die daar bijeen waren hadden toegekend, en dat vanwege de wens om ook de leden van de heidengemeenten onder een ‘Joods juk’ te brengen.
De apostelen lieten zich in Jeruzalem trouwens ook niet gelden als ‘voormannen’** maar stonden bekend als ‘steunpilaren’** van de gemeente in Jeruzalem en dat is toch echt wat anders.
Dat zelfs Petrus zich later (in Antiochië) nog aan ‘verwerpelijk gedrag’ schuldig kon maken en daarvoor terecht gewezen kon worden door Paulus, die toch nooit in het gevolg van Jezus was geweest als een discipel, dat moet ons ook veel leren en te zeggen hebben!
De heilige Geest heeft het nodig gevonden om die ‘zwakheid’ van Petrus en het gebrek aan ‘leiderschap’ dat daar blijkt niet te verzwijgen! Zelfs Petrus had de broeders en hun – zo nodig corrigerende – inbreng nog evengoed nodig als zij die van hem!
* Een medisch tuchtcollege (bijvoorbeeld) is in Nederland een vorm van tuchtrecht dat ten doel heeft de kwaliteit van de beroepsbeoefening door fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, apothekers, artsen, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen te toetsen.
** Voorman = Iemand die leiding heeft over en toezicht houdt op anderen.
Steunpilaar = Een ervaren en wijs iemand die je te hulp kunt roepen en op wie je kunt ‘terugvallen’, maar dan alleen wanneer je er op eigen kracht of met eigen wijsheid en inzicht er – zelf of met elkaar – niet uitkomt of mee verder kunt.
Bron geciteerd 1: RD Kerk & religie – ‘Paus Franciscus zet traditionele titels in voetnoot‘ – door Klaas van der Zwaag
Bron geciteerd 2: Galaten 2 (NBV)