‘Wie is Apollos en wat is Paulus?‘
(Zie 1 Korintiërs 3 : 1-15)
De overtuigingskracht van theologische boekwerken
Geciteerd: Tal van andere belangrijke aspecten komen in het boek ter sprake, zoals de plaats van de Joden in het kader van de dorsvloergelijkenis, de predestinatie, het onderscheid tussen zijn en wezen, de aandacht voor het innerlijk, enz. Ds. Ten Hove gebruikt in relatie tot koren en kaf de begrippen ”reeds” en ”voorlopig”.
Mensen behoren van nature tijdens hun leven ”reeds” bij het kaf. Toch is dit ”voorlopig”: er is hoop op verandering ten goede. Dat was de boodschap die Augustinus zijn luisteraars aan het hart legde.
Opgemerkt: Wie is Augustinus en wat was Calvijn? Wanneer een preek (=Woordverkondiging) van Augustinus werd opgeschreven en bewaard gebleven was als verkondiging van Gods Woord aan een concrete gemeente in een bepaalde tijd en in een bepaald soort samenleving van gemeenten/kerken en mensen van die tijd, dan zou dat m.i. een vele malen grotere meerwaarde moeten hebben dan de ‘theologisch polemische geschriften’ van hem (of anderen)!
In een preek richt een voorganger zich tot zijn broeders en zusters en dan heeft hij daar concrete broeders en zusters bij in gedachten gehad (bij het voorbereiden van de preek) en voor ogen gehad (bij het uitspreken van de preek). Dan mocht hij zich met zijn werk een broeder weten onder de broeders en zusters en hen allen ook als zodanig (hebben te) aanvaarden en aan te spreken.
Wanneer zo’n voorganger dan al waarschuwt voor kaf en koren, dan doet hij dat eerbiedig met de waarschuwende woorden van onze Heer Jezus Christus zelf. En zo onder de doorgaande bearbeiding met het Woord zal de voorganger de gemeente stichten en bouwen met het Woord en dus voortbouwen op het ene fundament dat er reeds onder de gemeenten van Jezus Christus gelegd is geworden door de geschriften van de apostelen.
Met latere ‘theologische geschriften/boekwerken’ ligt het toch beslist anders dan met Woordverkondiging. Dan richt men zich toch ook altijd weer over de hoofden van de broeders en zusters van een concrete gemeente heen tot ‘de buitenwereld’ en de vraag is dan: welke zegen mag ik/men van dit werk verwachten?
De apostelen zijn ons daarmee/daarin niet ‘voorgegaan’. Zij hebben zich altijd weer gericht tot concrete gemeenten. Wel hebben zij het Evangelie verkondigd aan de heidenen (als ‘Blijde Boodschap’) en hebben het Woord dat de heilige Geest hen ingaf gesproken tot de overheden die hen tot verantwoording riepen, maar ze hebben beslist geen theologische (!) geschriften opgesteld en ons nagelaten!*
Laten onze voorgangers bij de voorbereiding van hun Woordverkondiging aan de/een gemeente van Jezus Christus naast ‘Schrift met Schrift vergelijken’ vooral ook gebruik maken van de verkondiging van vroegere voorgangers waarvan gebleken is dat zij de goede strijd gestreden hebben tot aan het einde van hun leven. En daarbij dan ook zich verdiepen in de historische omstandigheden waarin zo’n preek gehouden werd.
Dat zullen ze toch tijdens hun opleiding ook al op een grondige manier hebben gedaan o.a. tijdens de colleges over Kerkgeschiedenis. Wanneer dat werk gebeurd onder het bidden om een opmerkzaam hart en inzicht, dan zal dat ook helpen om te ontdekken wat in die vroegere verkondiging teveel gezegd werd en wat te weinig en hen nog meer opscherpen voor wat er wel (en niet) gezegd dient te worden in de tijd waarin we nu leven als gemeente(n) van onze Heer Jezus Christus.
* Zie ook de bescheidenheid waarmee de apostelen het Woord van God en hun woorden aan de gemeenten voorhouden: o.a. Romeinen 15 : 14-33 en 1 Korintiërs 14 : 20-30 en 2 Korintiërs 13 : 5-10, 1 Tessalonicenzen 5 : 1-11, Hebreeën 6 : 9-19, Petrus 1 : 12-15 en 1 Johannes 3 : 23-29.
Bron citaat: RD Kerk & religie – ‘Koren en kaf op de dorsvloer van de kerk‘ – door dr. W. Fieret