‘U … steeg op naar Uw woning, HEER, onze God‘
(Uit Psalm 68 : 18-21)
‘Koninkrijken … zing voor God … Die rijdt door de hoogste eeuwige hemel.‘
(Uit Psalm 68 : 33-34)
Net als in Psalm 47 worden hier de volken opgeroepen God te loven. De eerste reden hiervoor is dat Hij Israël heeft bewaard voor de vijand. De tweede reden is dat Hij woont in het hoge heiligdom in Jeruzalem, En er is nog een derde reden: vanuit de hoogte in Jeruzalem reikt Gods macht tot in de hemel.
Ook in vers 34 van deze Psalm horen we dat. De volken moeten zingen: ‘… voor Hem die rijdt door de hoogste, eeuwige hemel.‘ Wat is het voor ons mensen buiten Israël toch kostbaar om dit te weten.
Dat er een God is Die woont in Jeruzalem, Die van daaruit macht heeft tot in de hoogste hemel, en Die Zich vanuit Jeruzalem verbindt met alle volken. Zodat, volgens Paulus voor iedereen op aarde mag gelden: uw lichaam is een tempel van de heilige Geest. (1 Korintiërs 6 : 9)
Opgemerkt: ‘Kostbaar om te weten… Dat er een God is Die woont in Jeruzalem’. Deze woorden staan in de meditatie hierboven in de ‘tegenwoordige tijd’. Wanneer dat ook zo bedoeld is door de schrijver, dan gaat deze voorbij aan wat onze Heer Jezus Christus ons geleerd heeft en wat de apostelen ons ook weer hebben doorgegeven. En ook het Oude Testament leert ons op tal van plaatsen dat God niet ver van ieder mens is en dat Hij weer woning wilde en en ging maken bij alle volken/mensen: namelijk door uitstorting en inwoning van de heilige Geest, zodat overal op aarde mensen Hem zouden aanbidden in Geest en in Waarheid.
Dát was de heerlijke boodschap van onze Heer Jezus Christus aan de Samaritaanse vrouw (zie Johannes 4*) en het was de verkondiging van Filippus aan de Moorman/Ethiöper, waarvan niet staat dat hij eerst en later ook nog steeds weer terugkeerde naar Jeruzalem, maar er staat: ‘hij zette zijn weg (‘naar huis’) voort met blijdschap (in de Geest!) (Zie Handelingen 8 : 39). En het was ook de verkondiging van Paulus in Athene (Zie Handelingen 17 : 22-31) en het was de boodschap aan de Galaten waar Paulus spreekt over ‘de christengemeente te Jeruzalem’ (die daar toen nog te vinden was), maar waarvan de status op geen enkele manier verhoogd wordt door te spreken over ‘God, Die woont te Jeruzalem’.
God wil wonen bij de mensen en Hij heeft Zelf vanuit de hemel Zich een weg moeten banen, omdat de mensheid en ook het volk dat Hij Zich verkozen had, zich iedere keer weer van Hem afwendde. Dat God Abraham en het volk Israël en Jeruzalem gebruiken wilde om Zich een Weg te banen naar alle mensen, dat moet niet leiden tot vreugde over en eer geven aan Israël en Jeruzalem, maar tot alle eer geven aan God alleen.
* Onze Heer Jezus Christus heeft die vrouw niet (ook) gezegd: blijf voorlopig wel letten op Jeruzalem, want dáár gaat straks (eerst) nog wat bijzonders gebeuren en zorg dat je dat niet ontgaat. Het zal eerder mogelijk nog zo geweest zijn, dat later een of meer apostelen deze vrouw opgezocht hebben om haar te laten vertellen wat de Here Jezus haar precies gezegd had bij de bron. Dat zal hen ook nog weer geholpen kunnen hebben om geen ophef te (blijven) maken van het Pinkstergebeuren in Jeruzalem en het ontstaan en voortbestaan van die eerste christengemeente daar (als een soort voorloper van het latere Rome) en haar (blijvende) rol en betekenis t.a.v. de nieuw gestichte ‘heidengemeenten’.
Bron tekst: Dag in Dag uit 2020 – Meditatie van woensdag 20 mei – Leger des Heils | Ark Media