‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil:
niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en
nederig de weg te gaan* van je God.‘ (Micha 6 : 8, NBV)
* ootmoedig te wandelen met uw God. (NBV, HSV)
Bezinning op onze levensstijl!
Toen Job rampzalig werd getroffen riep hij niet: ‘dit is een ramp en hoe komt dit ooit weer goed en hoe gaan we (of God) dit zo snel mogelijk weer goed maken’, maar hij zei als eerste: God heeft gegeven, God heeft genomen, de Naam van God zij geloofd.
Dat geldt nu ook voor onze samenkomsten: ze waren ons gegeven met alle goeds wat daarbij hoort: het samen zoeken van en samenzijn voor Gods aangezicht, de Goddelijke zegen-groet en de gebeden, het samen zingen en de verkondiging en het inzamelen van geld voor de armen. Die zorg voor de armen was het enige dat de ‘leidinggevenden’ van de gemeente in Jeruzalem de ‘heidengemeenten’ wilden ‘verplichten’ (zie Galaten 2 : 10).
Dat we nu voorlopig geen gemeentelijke samenzang hebben is verdrietig (zie onderaan ‘Aanleiding blog’), maar het lijkt me niet goed om daar krampachtig oplossingen voor te zoeken en creëren. Zeker in de gezinssfeer zal men daar voorzichtig mee hebben te zijn wanneer men dat plots zou willen invoeren, vooral wanneer er al wat grotere kinderen zijn (pubers) die dat helemaal niet kennen.
We zullen geduld moeten hebben en oefenen. Jakobus stelt het geduld van de profeten (en Job) ons ten voorbeeld (Zie Jakobus 5). Die profeten moesten het volk ook wel eens zeggen dat God genoeg had van al die liederen die voor Hem gezongen werden en allerlei ander ‘vroom gedoe’* waarmee ze druk waren en dat ze dat inmiddels beter maar konden nalaten als ze toch niet van plan waren om zich te bekeren tot een andere levensstijl, waarbij recht doen en zorg voor verdrukten en armen als eersten genoemd werden!
* Zie bijv. Jesaja 58
In de samenkomsten van de gemeente zal de zorg voor de ander (broeder en medemens) voorop dienen te gaan/staan. Dát is minder ‘onopgeefbaar’ dan het eren van God met onze lofzangen en het dáár dienen van de gemeente met de verkondiging van Gods Woord en het bedienen van de sacramenten. We horen dit o.a. in de woorden van Psalm 50 en in de woorden van Galaten 2 : 10 en in de woorden van Paulus aan Timoteüs wanneer hij hem en ons schrijft:
‘Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.‘ (2 Timoteüs 2 : 1-4)
Aanleiding blog: RD Muziek – ‘Column: het sneuvelen van de lofzang is een regelrechte ramp’ door Jaco van der Knijff.
(…) 1 En nu iets voor u, rijken! Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u komt. 2 Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten. 3 Uw goud en zilver is verroest, en die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel de tijd ten einde loopt. 4 Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders die uw velden maaiden hebt onthouden. Het geroep van de maaiers is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen. 5 U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd, u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd. 6 U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord, en hij heeft zich niet tegen u verzet. (Uit Jakobus 5)