(…) 10 Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de HEER zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val. (Uit Hosea 14)
(…) Het huwelijkskruis van Hosea was niet tevergeefs geleden. Heerlijke vruchten droeg dat ellende-leven. Wat een troost is het geweest voor Gods volk, dat beeld. Wat een indruk moet dat beeld op de oosterlingen gemaakt hebben! Hoe diep hebben zij -in dat beeld- mogen indalen in de liefde van God. Nee – zij kenden niet een ”lieve Heer”, zoetsappig en goedmoedig over het kwade. Zó is God niet. Niet Eli – maar Hosea is type van de liefde van God.
En Hosea zelf? Zal hij niet gevoeld hebben de smaad God aangedaan? Zal hij niet geweten hebben van die Goddelijke zoekende liefde, zoals andere mensen dat niet wisten? En de blijdschap in de hemel over zondaars, die weerkeerden, had hij niet iets daarvan gesmaakt? Volle vruchten van Gods-kennis rijpten aan Hosea’s levensboom. En wat is er heerlijker op deze aarde, dan God te kennen? Is dat niet het eeuwige leven?
Hosea’s levenswijsheid in Godskennis kan ook nu nog het deel worden van allen, die Hosea’s kruis dragen moeten. Wanneer zij niet haten, maar liefhebben. Liefhebben zelfs in hun toorn. En wanneer hun de ogen geopend zijn voor Gods liefde, zoals Hij die openbaart in Zijn Woord. Want ook Hosea zou uit zichzelf niet tot die Godskennis gekomen zijn, wanneer niet het Woord van de HERE tot hem was gekomen. Bij het licht van Gods Woord predikt ons de natuur Zijn Majesteit, verkondigt dag aan dag de wetenschap van Hem.
Bij het licht van Gods Woord zien we ook ons eigen leven vol van Zijn goedertierenheid en Zijn Gerechtigheid. Ja, bij het licht van dat Woord worden ook de donkerste dalen in ons leven vol onderwijs. Ook die kunnen ons wijsheid leren. Want zij behoren tot de tucht van de HERE over ons – en wie de tucht aanneemt vindt het leven, Spreuken 4 : 13, 3 : 11 en 12. ”Mijn zoon verwerp de tucht van de HERE niet, en keer u niet met weerzin af van zijn bestraffing; want de Here bestraft die Hij liefheeft…”
Maar liefde -vooral zulke als van Hosea- is tegen vlees en bloed.
Daar is genade voor nodig.
En het is een veeg teken als Gods genade van de mensheid wijken gaat. Hoe staat het in onze dagen met zulke trouw als van Hosea? Kent de moderne literatuur daar nog veel van? Och … die literatuur is zo fijn-psychologisch. De menselijke natuur wordt zo naar waarheid in ál zijn gangen gevolgd. En het ene vloeit voort uit het andere. De diepte-psychologie -psycho-analyse van Freud- verklaart zoveel van de menselijke (bedorven) natuur.
Maar wat ze niet kan verklaren is de persoonlijkheid en de liefde van de persoonlijkheid.
En aan geprononceerde persoonlijkheden, aan karakters, is onze tijd zo arm. De natuur speelt ons zo ongebreideld de baas. Men leeft zich uit; laat de teugels los en weet niet meer van zelfverloochening, van ootmoed, van lijdzaamheid (= het voortgaande geduldig dragen van leed). Men verwerpt de tucht. En snijdt daarmee de weg tot wijsheid af.
Wat zal de bedrogen echtgenoot/echtgenote, die zijn/haar natuur de teugel vrij geeft, doen? Het lijden dragen kán (of wil) zo iemand niet (meer); het is ondragelijk. Van ootmoed weet hij/zij niet (meer) – alles bruist in hem/haar op. ”Liefde” kent hij/zij niet meer. Zij slaat om in afgrijselijke haat! Wég met dat juk, wég met die band, wég met dat lijden. En daarvoor is slechts één middel. De revolutie. Sterke, wrede naturen verwoesten de schuldigen. Zwakke, tere naturen verwoesten zichzelf in neurasthenie en zelfvernietiging. Ook deze sterft omdat hij/zij zonder tucht geweest of geraakt is. Spreuken 5 : 23.
Of ook -en dat komt tegenwoordig veel voor- men werpt de schuld op de maatschappij en op Gods geboden. En ook hier ziet men maar één weg ter verlossing. Revolutie – omverwerping van het huwelijk- verachting van Gods gebod. In naam van de psyche, alias de menselijke natuur die bedorven is – eist men een losse huwelijksband.
Wat moest onze moderne wereld zich schamen bij het voorbeeld van die profeet uit de oudheid. Is er ook onder christenen en in de publieke opinie onder christenen niet een wereldgelijkvormigheid op dit punt? Worden ook onder ons geen Freudiaanse redeneringen gehoord?
Hebben wij respect voor een man als Hosea? Zoeken wij de genade van God om te mogen liefhebben? En bidden wij ook om die genade voor anderen?
In onze natuur woont die liefde niet. Zij moet van God komen. En Hij geeft nog veel liefde -trouwe liefde- aan vele duizenden*. Ook aan die Hem niet kennen. Alleen – vermindert zij niet? Wijkt Zijn genade meer en meer van het ontkerstend Europa? Dan staat ons het allerergste te vrezen. Revolutie, vernieling, duivelswerk.
* Denk hierbij aan: (…) en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. (Deuteronomium 5 : 10)
Zie ook: ‘Woord vooraf‘ en ‘Maria – de begenadigde‘
Bron tekst: Eva’s dochters – A. Janse (1890-1960) – 1e druk 1923, 2e druk 1975