Het is ons bevolen!
(…) 55 Want Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware drank. 56 Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Zoals de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook wie Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het brood dat uit de hemel neergedaald is; niet zoals uw vaderen het manna gegeten hebben en gestorven zijn. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. 59 Deze dingen zei Hij, terwijl Hij onderwijs gaf in de synagoge in Kapernaüm. (Uit Johannes 6)
Citaat 1: Uit Voorwoord bij de Catechismus van Maarten Luther.
Als iemand het sacrament niet hoogacht, dan
- Is dit een teken dat hij geen zonde, geen vlees, geen duivel, geen wereld, geen dood, geen gevaar, geen hel heeft. Dat wil zeggen dat hij daar niets van gelooft hoewel hij er wel tot over de oren in zit en daarom dubbelop bij de duivel hoort.
- Aan de andere kant heeft hij ook geen behoefte aan genade, leven, paradijs, hemelrijk, Christus, God of enig goeds.
- Want als hij zou geloven zoveel kwaads in zich en zoveel goeds nodig te hebben, zou hij het sacrament, waarin zoveel hulp tegen het kwaad en zoveel goeds gegeven wordt, niet zo veronachtzamen.
- Men zou hem ook niet met een gebod tot het sacrament hoeven te dwingen, maar hij zou zelf hard komen aanlopen, zichzelf er toe dwingen en er bij de voorganger van de gemeente op aandringen hem het sacrament te geven.
HC Zondag 27 Vraag 74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Citaat 2: [Maarten Luther – Grote Catechismus, 1529]
(…) Wat hadden de kinderen die Christus aan Zijn hart drukt, zegent en de hemel geeft voor verstand? Waren die dan wél tot hun verstand gekomen? (itt tot ouderen om hen heen – AJ) Waarom gebiedt Hij dat men deze kinderen tot Hem zal brengen en waarom zegent Hij hen? (zie Matteüs 19 : 13 vv). Waar hebben zij dit geloof vandaan dat hen tot kinderen van het Hemelrijk maakt? Ja, juist terwijl zij zonder verstand en onwetend zijn, zijn zij beter geschikt om te geloven (om te ontvangen wat bevolen en belooft is! – AJ) dan de volwassenen en verstandigen bij wie het verstand altijd in de weg staat en die hun hoofd niet zo kunnen draaien dat het door het nauwe poortje past (vgl. Matteüs 7 : 14).
Zo zie je dat de tegenspraak van de sektariërs niet deugt. Want, zoals gezegd, al zouden de kinderen niet geloven (wat niet waar is, zoals wij zojuist aangetoond hebben), zou toch de doop geldig zijn en niemand mag ze opnieuw dopen.
Zoals ook geen afbreuk gedaan wordt aan het avondmaal, ook al zou iemand met verkeerde bedoeling deelnemen. Het zou ook niet te verdragen zijn dat dezelfde persoon wegens misbruik van het sacrament het in hetzelfde uur opnieuw zou moeten nemen, alsof hij het daarvóór niet werkelijk zou hebben ontvangen. Want dit zou de allerergste lastering en schending van het sacrament betekenen. Hoe zouden wij erbij komen om te zeggen dat Gods Woord en instelling verkeerd en ijdel zouden zijn, omdat wij ze verkeerd gebruiken? (1)
Daarom zeg ik: heb je niet geloofd, geloof dan alsnog en zeg: ‘De doop is wel geldig geweest, maar ik heb hem helaas niet op de juiste wijze ontvangen*. Want ook ikzelf en allen die zich laten dopen, moeten voor God zo spreken: ‘Ik kom hier in mijn geloof en in dat van anderen, en toch kan ik er niet op vertrouwen dat ik geloof en dat veel mensen voor mij bidden, maar ik vertrouw daarop dat het Uw Woord en bevel is.
* niet op de juiste manier leren begrijpen of niet gelovig geaccepteerd. (AJ)
Immers, ook tot het avondmaal ga ik niet op grond van mijn geloof, maar op grond van het Woord van Christus. Ik mag dan sterk zijn of zwak, dat laat ik aan God over, maar dit weet ik, dat Hij tegen mij gezegd heeft: te komen, te eten en te drinken enzovoort, en dat Hij mij Zijn lichaam en bloed geeft – en dit is voor mij geen leugen of bedrog.
Zo doen wij nu ook met de kinderdoop. Wij brengen het kind met de gedachte en de verwachting dat het gelooft, en bidden dat God het kind het geloof zal geven. Maar, op die grond dopen wij het niet, maar alleen omdat God het bevolen heeft. Waarom is dat? Omdat wij weten dat God niet liegt. Ik en mijn naaste, kortom, alle mensen kunnen verkeerd handelen en bedriegen, maar Gods Woord kan niet bedriegen.
(1) Opgemerkt AJ: Wij mogen dus voorafgaand aan het Avondmaal de mensen via de verkondiging en/of het lezen van een of meer Bijbelgedeelten of de formulieren wel (weer) ernstig voorhouden wat deze viering inhoudt, wij mogen hen echter daarvan beslist niet afhouden!
Bron citaat 2: Mijn enige troost – 365 dagen met de Heidelbergse Catechismus. (Maarten Luther geciteerd als antwoord bij de vragen van de Heidelbergse Catechismus)