‘En toen wij in de herberg kwamen en wij onze zakken opendeden, zie, toen was ieders geld boven in zijn zak in het volle gewicht, daarom hebben wij het weer teruggebracht’ (Genesis 43 : 21, weergave DB 1545)
Een kwaad geweten (1 en 2)
Luther spreekt in zijn uitgebreide verklaring van Genesis (1535-1545) in hoofdstuk 43 over het kwade geweten van de broers van Jozef tijdens hun tocht naar Egypte, waarheen zij Jozef als slaaf hadden verkocht.
(…) “Een kwaad geweten legt immers het allerbeste uit als het allerergste. Iets dat overeenkomstig de natuur van de zaak aangenaam en liefelijk is, dat verandert een kwaad geweten in alsem en bittere gal. Ja, alle schepselen die voor ons tot nut en vreugde geschapen zijn, stelt het voor als zouden die alle tegen ons zijn. Op deze manier is een kwaad geweten ook tegen God gezind. Want als Hij ons toelacht, en vriendelijk en genadig is, vreest het toch voor Zijn straf, en houdt het ervoor dat Hij met ons strijdt en op ons toornt.
Daarom is het een voortreffelijk woord van een broeder in ons klooster geweest, toen hij tegen hen die bedroefd en verschrikt waren, gewoon was te zeggen: ‘God toornt niet met jou, toorn jij niet met Hem, want jij toornt veelmeer met Hem, dan Hij met jou.’
De zielen, die vanwege vrees en angst verschrikt zijn, ervaren de toorn van God inderdaad niet anders dan op deze manier. Want een onrein hart kan God niet zien. Dat zegt Christus ook in Mattheüs 5 vers 8: ‘Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.’ Daarom zijn het de aller onzaligste mensen, die geen rein hart hebben: want zij zien God niet, maar zij menen dat zij de duivel zien of horen, wanneer zij over God denken, spreken of horen.” (a,b)
Zó kan aan een kwaad geweten in tijden van aanvechting niets goeds of vrolijks worden voorgesteld en aangeboden dat het niet omkeert, zodat de mens daaruit niets anders dan vrees, pijn en schrik gewaarwordt. Ja alle dingen kunnen in tijden van aanvechting slechts tegen ons getuigen en tegen ons strijden. (b)
Als dan het geweten eindelijk neerligt en geheel verslagen is, dan kan de hele wereld het niet weer oprichten. Want het is de dood van de ziel: en verslagen gewetens oprichten is niets anders, dan doden opwekken. Dit kan alleen gebeuren door het predikambt of het mondelinge Woord dat de kerk heeft en gebruikt.
Het geweten is een veel groter ding dan hemel en aarde. Het is door de zonde verslagen* en door het Woord van God wordt het weer opgericht. Daarom moeten wij met alle vlijt werkzaam zijn, dat wij van dit kwade en helse, wilde dier worden gered. Want als dit dier er niet zou zijn, dan zou de hel geen vuur en hitte hebben en ons ook niet kunnen pijnigen en kwellen. (b)
Dit wilde dier echter ontsteekt het helse vuur en geeft de hel en de dood haar kracht en wapent de hele schepping tegen ons. Want daar toornt al het geschapene tegen ons, en geeft ons droefheid, verstoring en verschrikking. Dat gebeurt – hier in en door dit gewetensgeweld en deze gewetensnood! AJ – niet vanwege de schepping op zich, die goed is, en ons niet dreigt of beschadigt, maar het is vanwege onze eigen schuld dat we zo verschrikt zijn en voor de schepselen vluchten.
Maarten Luther: Die Auslegung des ersten Buchs Mosis, des 43. Capitels. Vgl. W(1) 2, S. 2342 / S. 2343-44
Opgemerkt AJ:
* De wet doet zonde kennen. (Zie Romeinen 7)
(a) Niet onrein vanwege de zonde en zonden – want dat geldt voor iedereen! – maar het is vanwege ongeloof niet rein of het wordt door ‘kleingeloof’ – omdat het de genadige vergevingsgezindheid van God niet (meer of nog niet) ziet – als niet gereinigd beschouwd.
(b) Luther kende deze kwelling van het geweten en de helse uitzichtloosheid en benauwenis ervan, namelijk wanneer het geweten wel de eeuwige Goddelijke toorn tegen het kwaad en de eigen zonden gelooft en erkent, maar de Goddelijke genade zoals geopenbaard in het Evangelie niet (meer of nog niet) kan/durft zien en geloven en aanvaarden. Zoals ook de broers van Jozef niet konden geloven dat de Egyptische onderkoning (nog) gunstig over hen zou denken en meenden dat hij die wandaad hen zeker zou aanrekenen en hen daarvoor straffen.
Bron tekst: http://www.maartenluther.com (contact zoals vermeldt op de homepage en van deze website: info@maartenluther-citaten.nl). Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van genoemd e-mailadres.
1 Een psalm van David, een dringend gebed.
2 Wees niet vertoornd, HEER, straf mij niet,
bedwing uw woede, sla mij niet.
3 Diep zijn uw pijlen in mij gedrongen,
zwaar is uw hand op mij neergedaald.
4 Door uw toorn is niets aan mijn lichaam nog gaaf,
door mijn zonden is niets van mijn gebeente nog heel.
5 Mijn schuld steekt hoog boven mij uit,
als een zware last, te zwaar om te dragen.
(Uit Psalm 38)