Menen jullie, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik jullie, veeleer verdeeldheid. (Uit Lucas 12 : 51)
Door de Heilige Geest, Die ons gegeven is…
(…) Jezus zegt dat de komst van het vuur ingaat tegen onze verwachtingen: ‘Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid.‘ Wie Christus ziet en Zijn komst inziet, die verwacht het vuur. Maar wij verlangen de rust en wensen het vuur niet.
Vanzelf gaan we dan vragen wat het vuur is, dat Jezus op de aarde geworpen heeft. Dat kan ik u zomaar niet zeggen. Als we naar Rusland kijken (preek werd gehouden in 1930) weten we het. Daar laait het vuur. Het is de heilige Geest niet en de liefde niet en ook de haat niet, maar die beiden, liefde en haat, de opstand, de strijd. En daar kreunt de aarde van, die het niet dragen kan. Onze wereld is in ontzetting, dat dat in deze eeuw nog kan, niettegenstaande humanisme en beschaving.
We hebben er geen kijk op. Zoals we de kracht van de aarde niet kennen, zo kennen we de kracht niet, die in de mensenwereld huist. We leven op een vulkaan. Wat er aan ongerechtigheid en vuilheid in de mensen – dat is in ons! – woont, dat weet geen ziel. Als de elementen maar ontketend worden! Maar dat komt als tegenstelling tot het werk van Christus. Wat Christus in de mensen tot openbaring brengen kan!
Onze Heer Jezus Christus heeft het gezien en gewenst. “Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen“. Het vuur waardoor de harten bewogen worden. Heel die geestelijke worsteling heeft Hij gewild. En wat er op dit moment de wereld beweegt, is ook Zijn werk. Hij heeft ’t vuur geworpen en Hij heeft er behagen (welgevallen) aan, aan de prairiebrand.
Hij heeft aan het martelaarschap geen behagen, maar aan de trouw, aan de verheerlijking van de Naam van Zijn Vader. Aan de openbaring van de trouw. Daartoe moeten de elementen ontketend worden.
Er is (namelijk) iets wonderlijk moois in: de openbaring van de trouw, dat is de openbaring van de Naam des Heeren in de Zijnen. Dan staan wij erachter, wanneer we dat kunnen zien. Maar zoals het goud in het vuur beproefd wordt, zo moet het leven van ons mensen door deze oordelen heen.
Dáárom moet satan volkomen ontketend worden. De glans van het koninkrijk der hemelen wordt ontdekt, als de diepten van satan gezien zijn. Daarom heeft Jezus begeerd het vuur.
Natuurlijk, wij bidden ook dit lijden af. Wij zullen straks (in deze dienst) bidden om verademing. Maar het is ermee als met de bede: ‘Leidt ons niet in verzoeking‘, die haar doel vindt in het tweede deel: ‘maar als U ons toch in verzoeking leidt, verlos ons dan van de Boze‘. Daarom is het ook waar: ‘Acht het voor enkel vreugde wanneer jullie in velerlei verzoekingen vallen.‘ (Jacobus 1 : 2-4)
We zeggen dat niet in onbewogenheid met onze broeders en zusters. Dit is toch het meeste dat we biddend verlangen kunnen, dat de Here ze daarin vreugde geven mag en dat ze – net als onze Heer – een behagen mogen hebben aan het vuur. En dat we ook van en over hen mogen horen dat daar gevonden wordt een ‘roemen in de verdrukkingen‘.
(wordt vervolgd)
Bron tekst: Preek gehouden door ds. S. G. de Graaf (1889-1955) tijdens een bidstond op zondag 23 februari 1930 in Funekerk.
(…) 3 En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, 4 en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop. 5 En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is. (Uit Romeinen 5)