Over (nog) recht op het ‘beloofde land’ gesproken… (I)

(…) 5 Niet vanwege uw ​gerechtigheid​ of vanwege de oprechtheid van uw ​hart​ komt u hun land in om het in bezit te nemen, maar vanwege de goddeloosheid van deze volken verdrijft de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen uit hun bezit, en om het woord gestand te doen dat de HEERE, uw God, uw vaderen, ​Abraham, Izak en ​Jakob, gezworen heeft. (Uit Deuteronomium 9)

Genade wordt nooit een recht!

Uit Genesis 6

(…) 5 En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn ​hart​ elke dag alleen maar slecht waren. 6 Toen kreeg de HEERE er ​berouw​ over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn ​hart. 7 En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem verdelgen, van de mens tot het ​vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er ​berouw​ over dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar ​Noach​ vond ​genade​ in de ogen van de HEERE.

Opgemerkt: De mens heeft zelfs ‘het recht op de aarde’ verspeeld!

Uit Genesis 15

(…) 7 Ook zei de HEER tegen hem: ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de ​Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven.’
(…) 16 Pas de vierde generatie zal hierheen terugkeren, want pas dan hebben de Amorieten zo veel ​misdaden​ bedreven dat de maat vol is.’

Opgemerkt:  Niet vanwege Israël zelf, maar vanwege de misdaden van de toenmalige bewoners wilde God het beloofde land toen vrijmaken van de bewoners die zich daar gevestigd hadden en daarmee en daardoor kwam het vrij voor bewoning door het volk Israël dat Hij als slavenvolk uit Egypte bevrijd had.

Uit Deuteronomium 9

(…) 6 Daarom moet u weten dat het niet vanwege uw ​gerechtigheid​ is dat de HEERE, uw God, u dit goede land geeft om het in bezit te nemen, want u bent een halsstarrig volk.

(…) 7 Houd in gedachten en vergeet niet dat u de HEERE, uw God, zeer toornig hebt gemaakt in de woestijn: vanaf de dag dat u uit het land ​Egypte​ vertrokken bent, totdat u op deze plaats kwam, bent u ​ongehoorzaam​ geweest aan de HEERE. 8 Bij de ​Horeb​ hebt u de HEERE immers zeer toornig gemaakt; de HEERE werd zo toornig op u dat Hij u wilde wegvagen.

9 Toen ik de berg opgeklommen was om de stenen tafelen, de tafelen van het ​verbond​ dat de HEERE met u gesloten had, te ontvangen, bleef ik veertig dagen en veertig nachten op de berg. Ik at geen brood en dronk geen water.

(…) 11 Het gebeurde na verloop van veertig dagen en veertig nachten, toen de HEERE mij de twee stenen tafelen, de tafelen van het ​verbond, gaf, 12 dat de HEERE tegen mij zei: Sta op, daal snel vanhier af, want uw volk, dat u uit ​Egypte​ geleid hebt, handelt verderfelijk. Zij zijn al snel afgeweken van de weg die Ik hun geboden had: zij hebben voor zichzelf een ​gegoten beeld​ gemaakt.

13 Verder sprak de HEERE tot mij: Ik heb dit volk gezien en zie, het is een halsstarrig volk. 14 Laat Mij begaan, dan zal Ik hen wegvagen en hun naam van onder de hemel uitwissen. Dan zal Ik u tot een volk maken dat nog machtiger en talrijker is dan dit.

(…) 18 En ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE, net als de eerste keer, veertig dagen en veertig nachten. Ik at geen brood en dronk geen water, vanwege al de ​zonde​ die u begaan had, door te doen wat slecht is in de ogen van de HEERE om Hem tot toorn te verwekken. 19 Want ik was bevreesd vanwege Zijn toorn en grimmigheid: de HEERE was zo toornig op u dat Hij u wilde wegvagen. De HEERE verhoorde mij echter ook die keer.

Uit Matteüs 4

(…) 2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had ​gevast, kreeg Hij ten slotte honger. 3 En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden. 4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.

Uit Deuteronomium 10

(…) 16 Besnijd​ dan de voorhuid van uw ​hart​ en wees niet langer halsstarrig. 17 Want de HEERE, uw God, is de God der ​goden​ en de Heere der heren; die grote, machtige en ontzagwekkende God, Die niet partijdig is en geen geschenk in ontvangst neemt, 18 Die recht verschaft aan de ​wees​ en de ​weduwe, Die de ​vreemdeling​ liefheeft door hem brood en ​kleding​ te geven. 19 Daarom moet u de ​vreemdeling​ ​liefhebben, want u bent zelf ​vreemdelingen​ geweest in het land ​Egypte. 20 De HEERE, uw God, moet u vrezen, Hem moet u dienen, aan Hem moet u zich vasthouden en bij Zijn Naam moet u zweren. 21 Hij is uw lof en Hij is uw God, Die bij u deze grote en ontzagwekkende dingen gedaan heeft, die uw ogen gezien hebben. 22 Met zeventig zielen trokken uw vaderen naar ​Egypte, en nu heeft de HEERE, uw God, u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel.

Uit Deuteronomium 11

16 Maar pas op: laat u er niet toe verleiden een dwaalspoor te volgen, voor ​andere ​goden​ neer te knielen en ze te vereren. 17 Want dan roept u de woede van de HEER over u af en zal hij de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en spoedig zult u verdwenen zijn uit het goede land dat de HEER u zal geven.

Uit Psalm 106

34 Zij roeiden de volken niet uit die de HEER hun had aangewezen,
35 vermengden zich zelfs met hen en spiegelden zich aan hun daden,
36 vereerden hun ​godenbeelden en raakten verstrikt in hun netten.

Uit Rechters 2

(…) 1 Er kwam een ​engel​ van de HEER uit Gilgal naar Bochim. Daar zei hij: ‘Ik heb jullie uit ​Egypte​ geleid naar het land dat ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat ik mijn ​verbond​ met jullie nooit zou verbreken. 2 Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun ​altaren​ moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? 3 Daarom heb ik besloten dat ik de inwoners van dit land niet voor jullie zal verdrijven. Zij zullen jullie in hun netten verstrikken en hun ​goden​ zullen jullie ondergang worden.’

(…) 20 De HEER ontstak in woede tegen Israël en zei: ‘Dit volk overtreedt de regels van het ​verbond​ die ik hun voorouders heb opgelegd en het luistert niet naar mij. 21 Ik zal daarom geen enkel volk meer verdrijven dat nog in het land woonde toen Jozua stierf.’ 22-23 De HEER had die volken namelijk in het land laten blijven en ze niet onmiddellijk verdreven omdat hij de Israëlieten op de proef wilde stellen. Hij had ze niet aan Jozua uitgeleverd, omdat hij wilde zien of de Israëlieten zich net als hun voorouders zouden houden aan de weg die Hij hun had gewezen of niet.

Wordt vervolgd.

Bron afbeelding:  BibleVerseImageBrowser

 

 

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Israël, Politiek. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s